Bewust thuiskomen in een huis dat Troost heet

Preek over zondag 1 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 72,1.2
gebod
zingen: Psalm 72,3.4
gebed
Schriftlezing Johannes 15:18-16:11
zingen: Psalm 72,7
preek over Zondag 1
zingen: Psalm 4,2.3
gebed
inzameling gaven
zingen: NGK 114,1.5-7
zegen

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar als we zo Zondag 1 lezen van de Catechismus, vooral het eerste vraag en antwoord, heb ik altijd het gevoel weer thuis te komen. Zoals je na een lange reis bij het zien van die ene oude boom, bij het openen van het vertrouwde slot van de deur, bij het je eindelijk weer eens lekker installeren in je eigen stoel, vol kunt zijn van dat gevoel: lekker, thuis! – zo roept in ieder geval bij mij dit eerste vraag en antwoord iets dergelijks op: lekker, thuis. 436 jaar nu al schuiven we als gereformeerde christenen aan rond die oude tafel van de Catechismus. En stoten we bij andere onderdelen van de Heidelberger nog wel eens onze schenen tegen de poten en balken onder de tafel, bij zondag 1 zitten we heerlijk, komen we tot rust.

Dat is een mooi gevoel, warm en behaaglijk. Je zou er zo bij in slaap kunnen vallen, zoals je ook het lekkerst slaapt in je eigen bed, of op je eigen plekje in de kerk. Toch is het, denk ik, de moeite waard om eerst nog even wakker te blijven en goed rond te kijken in die eerste zondag. Als we dat beeld even vasthouden, dat beeld van thuis komen – je kunt op verschillende manieren thuis komen. Het kan heel vanzelfsprekend zijn. Zo komen we meestal thuis van ons werk, of als we boodschappen gedaan hebben. Bijna automatisch doe je de deur open, bijna zonder te kijken hang je je jas op de kapstok, ruimt je spullen op en gaat zitten, of iets anders doen. Hoe het er thuis allemaal uitziet, je ziet het eigenlijk niet eens. Pas als er overdag iets veranderd is, begin je goed te kijken: zo, wat is het hier opgeruimd! of: hé, heb je de bank eens verschoven?

Maar je kunt ook heel anders thuiskomen. Na een vakantie bijvoorbeeld, of na een lange reis, of als je heel ingrijpende dingen hebt meegemaakt, als je nog onder de indruk bent van dat bijna-ongeluk, die grote ruzie, of dat indrukwekkende gesprek. Dat kijk je heel bewust rond in je eigen huis, ga je vergelijken. Na een week hotelkamers is het goed thuiskomen, heel anders dan gewoon na een boodschapje. Dan vallen je dingen op, die misschien wel jaren lang niet meer tot je doorgedrongen waren. Laten wij vanmorgen zo eens proberen thuis te komen bij zondag 1, niet vanzelfsprekend, maar bewust.

Dan kan weer opvallen, dat op de buitenkant van dit oude gereformeerde huis van zondag 1 het woord ‘troost’ staat. In gietijzer hangt het aan de gevel, en op het hek is het ooit geschilderd geweest, maar de letters zijn zo verweerd dat je echt moet kijken om ze te kunnen lezen. Eigenlijk is dat best vreemd. Pas als je weer eens bewust thuis komt gaat het je opvallen. Wie gereformeerd is woont in een huis dat ‘troost’ heet. Waarom is dat eigenlijk? Wat heeft onze voorvaders, die 436 jaar geleden, er eigenlijk toe gebracht, om juist dit woord op de voorgevel te hangen en in sierlijke letters op het hek te zetten? Wat voor kijk op het leven zat daar achter – en wat voor kijk op sterven?

Een andere kijk dan wij meestal hebben, lijkt me. Wij voelen ons thuis bij de Catechismus, maar zouden er zelf niet aan denken om ons huis hier ‘troost’ te noemen. Als ik zo eens rondkijk in mijn eigen leven en in ons gemeenschappelijk leven als gemeente, dan lijkt me, dat wij zelf heel vaak meer leven alsof we in een huis woonden dat ‘carpe diem’, ‘pluk de dag’, heet. Wij zijn niet zo pessimistisch, niet zo zwaar op de hand. Vroeger waren ze dat kennelijk wel. Die eerste vraag van de Catechismus, je kunt haar omschrijven als: wat houdt u op de been in leven en sterven, in de strijd en de moeite; hoe kunt u bevrijd leven in een werkelijkheid die bedreigend is?

Ziet u, zo vanzelfsprekend is dat niet, dat de Catechismus begint met troost. Er zit een hele kijk op het leven achter. Je huis ‘troost’ noemen roept een bedreigende wereld op van strijd en moeite. Hoe kwamen die mensen daarbij? Gelukkig hebben ze daar zelf een ant­woord op gegeven. Anders zouden wij daar wel eens heel oppervlakkig over kunnen praten. We zouden bijvoorbeeld kunnen denken: ja, vroeger wás het leven ook veel harder. Harder leven, harder werken, harder ziek zijn, harder sterven. Een leven zonder pijnstillers kunnen wij ons eigenlijk al niet meer voorstellen, maar we kunnen ons indenken dat je dan wel wat meer troost nodig zult hebben.

Toch zou dat heel oppervlakkig zijn. Als we in de antwoorden van zondag 1 kijken, dan zien we dat voor onze voorvaderen in het geloof de wereld bedreigend was, en het leven een leven van strijd en moeite omdat ze een scherp oog hadden voor de zonde als schuld en als macht die het leven bedreigt en het sterven beangstigend maakt, omdat ze een scherp oog hadden voor de macht van de duivel, de overste van deze wereld, die ons niet alleen maar het geloven moeilijk maakt, maar ook het leven, in ziekte, armoede, verlies en gemis. Dáár tegenover noemden ze het huis van hun geloof ‘troost’.

En wij mogen ons zelf best afvragen: als wij ons daar wat over verbazen, en iets hebben van: ik zou mijn geloofshuis anders noemen, hebben wij dan nog wel in de gaten hoe groot onze zonde is en onze ellende? Dat is antwoord 2, nietwaar? Maar laten we goed opletten, bewust thuiskomen. Er staat daar driemaal het woordje hoe, ook bij dat ten eerste. Het lijkt me dat het een teken is van onze oppervlakkigheid, dat wij zo vaak denken dat antwoord 2 heel anders luidt. Wij hebben dat antwoord zomaar in onze gedachten als: om door deze troost gelukkig te leven en te sterven moeten wij weten dat onze zonden en ellende groot zijn, dat wij ervan verlost worden en dat wij God voor zo’n verlossing dankbaar moeten zijn.

Gaat u maar eens na bij uzelf: leven wij uit dat scherpe, dat diepe, dat ingrijpende hoe (hoe groot, hoe verlost, hoe dankbaar) van de Catechismus, of leven we veelmeer uit het oppervlakkige dat: natuurlijk zijn we zondaars, dat weten we best; natuurlijk zijn we verlost in Christus, dat ook; natuurlijk moeten we God dankbaar zijn. Dat, dat, dat, maar het heeft niet meer die vulling, die lading, van het hoe van zondag 1. En dan wordt vanzelf ook die troost bleek. De letters vervagen, verroesten aan ons geloofshuis.

Dan is het meer dan tijd om weer eens bewust thuis te komen en de zaken met elkaar in verband te zien. ‘Troost’ staat er op ons oude, gemeenschappelijk geloofshuis, en het staat er heel bewust. Recht tegenover de schuld en de beangstigende macht van ons kwaad, recht tegenover de imponerende macht van de duivel, die ook in ons eigen leven en in de wereld om ons heen zijn sporen van vernieling trekt – en kijk het maar eens goed aan: mijn zonden, wat ik gedaan heb; de duivel en zijn invloed op, zijn macht over mij, wat ik moet meemaken, wat mij overkomt – oog in oog met hoe groot onze zonden en ellende zijn, juist daartegenover is indertijd die naam gesmeed: troost.

En die troost is dan ook net zo geladen, heel inhoudelijk gevuld. Het gaat ook bij die troost niet maar om een dat, maar om een hoe: hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost wordt. Er is niet maar een bleek feit van onze verlossing, het is niet maar een lot uit de loterij, het is niet iets onpersoonlijks dat ons overkomt, toevallig, pure mazzel. Hoe. En kijk hoe dat hoe gevuld is, zo heel persoonlijk: onze trouwe Heiland Jezus Christus heeft met zijn kostbaar bloed betaald en verlost en Hij bewaart ons nu. Gaat het om troost, dan gaat het om Hem, dan ziet Hij ons aan, toont ons zijn handen, zijn voeten en zijn zijde: kijk maar, voor jou, om jou te verlossen.

Heel bewust thuiskomen in zondag 1, dat betekent deze hele diepe kleine woordjes hoe onder ogen zien. Troost, leven en sterven in die troost, dat heeft niets te maken met ditjes en datjes, dat is nog maar heel oppervlakkig geraakt met een weten dat. Wat ons troost, wat diepte geeft aan die oude naam van ons geloofshuis, dat is niet een weten dat, maar het is een weten hoe, een beseffen hoe.

Dat zie je als je heel bewust thuiskomt in zondag 1, en: in heel zondag 1. Antwoord 1 en antwoord 2 horen bij elkaar. Er is niet een prachtig troostrijk antwoord 1 en dan een veel minder prachtig en troostrijk antwoord 2 (omdat dat met ellende begint en zo, en zoveel misverstanden heeft opgeroepen). Nee, ze horen bij elkaar en leggen elkaar over een weer uit. Onze troost is dat wij het eigendom van onze trouwe Heiland Jezus Christus zijn. En dat is geen kwestie van ‘dat’, het is geen kwestie van ‘weten’. Het blijkt in antwoord 2 met zoveel woorden een kwestie van ‘hoe’, een kwestie van ‘beseffen’. En kijk je dan opnieuw, dan blijkt dat juist dat drievoudige ‘hoe’ van antwoord 2 in antwoord 1 al is uitgewerkt.

Hoe groot onze zonden en ellende zijn, kijk maar in antwoord 1: dan gaat het om zonden, die geboet moeten worden, om macht van de duivel, die gebroken moet worden, en maar niet door zomaar iets, maar door het kostbaar bloed van Jezus – zó groot, zó heel persoonlijk groot zijn onze zonden en is onze ellende: zo groot als de dood van Gods Zoon.

Hoe wij van al onze zonden en ellende verlost worden, kijk maar in antwoord 1: kijk in de ogen van onze trouwe Heiland, rust in zijn bloed, steun in zijn armen, die ons dragen en bewaren. Heel Gods trouwe vaderzorg in ons leven wordt bepaald door Jezus’ liefde voor ons, ja zelfs zo, dat alles dienen moet tot mijn heil . . .

Hoe wij God voor zo’n verlossing dankbaar moeten zijn, kijk maar in antwoord 1: en kijk, we ontmoeten de Geest van Christus, die ons zekerheid geeft en ons stimuleert, van harte bereid maakt voortaan voor Chris­tus te leven.

Kijk en vergelijk. Kijk bewust en vergelijk bewust. Kom eens heel bewust thuis in dat oude huis van ons geloof. ‘Troost’ is de naam, en zó, heel inhoudelijk, driemaal hoe, is ‘troost’ ook werkelijk het karakter van dit huis. Hoe.

En laat ik dat speciaal nog maar eens naar voren halen voor dat derde van antwoord 2. Want als we ergens last hebben van ons gemakkelijk lezen van deze zondag, dan is het hier. Wat een bitter misverstand is het, als we ons leven leiden alsof hier zou staan dat we om door deze troost gelukkig te leven en te sterven moeten weten dat we God voor zijn verlossing dankbaar moeten zijn. Want dan voelen we ons zomaar een­zaam de woestijn in gestuurd, met een grote opdracht die wij vervullen moeten: nu wij, nu wij dankbaar zijn. En dat valt zo tegen. Want als wij dankbaar gaan zijn, zelf, dan blijkt alleen maar dat wij zondaars zijn, en dan lopen we keihard tegen onze ellende aan, tegen de grote macht van de duivel, nog steeds. Dan blijkt niet alleen maar dat wij, als zondaars, een hartkwaal hebben, maar dan blijkt ook de wereld zelf ziek. En voor we het weten zijn we dan vermoeide en bittere mensen.

Juist dan is het nodig, en is het ook prachtig om weer eens heel bewust thuis te komen in ons geloof. Kijk toch eens: er staat geen dat! Er staat hoe! En lees het maar in antwoord 1, waar het dan om gaat: onze trouwe Heiland Jezus Christus maakt ons door zijn Heilige Geest van harte bereid om voortaan voor Hem te leven. Zó! Dáár gaat het om. En dát troost, dát geeft rust, midden in een nog steeds heel onvolkomen wereld. Er komt nooit een ‘en nu wij’ in ons geloof. Wie heel bewust thuiskomt in dat oude huis van de kerk, die ontdekt de diepte van de naam van dat huis: ‘troost’ als hij de sleutel in het slot van dat huis steekt. Want dat is geen Yale-slot, maar een Jezus-slot. En het is er niet door ons in gezet, maar het is ‘made in Heaven’ en het is er door God zelf in gezet.

Ja, thuiskomen in dat oude huis van ons geloof, dat is goed thuiskomen. Heerlijk. Al van ver zie je de naam op het huis. Wie gereformeerd is, woont in een huis met de naam ‘troost’. De deur gaat open in Jezus’ naam. De kachel brandt al op de vurige kolen van de Geest. En er is een eigen stoel voor ons allemaal, gekocht door onze trouwe Heiland met zijn kostbaar bloed. Laten we ons er in installeren, lekker thuis! Heel bewust. Dan kunnen we vervolgens rustig slapen, in genade, in vrede, want mijn leven zal, Heer, bij U geborgen zijn. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 18 januari 1998
Amsterdam-ZW, 6 september 1998
Wageningen, 17 oktober 1999
Zeist, 9 januari 2000

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *