Zachtmoedigheid, betrokkenheid, bescheidenheid

Preek over zondag 2 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 106,1.2
gebod
zingen: Psalm 106,3.21.22
gebed
Schriftlezing Galaten 6
zingen: Psalm 67,1
preek over Zondag 2
zingen: Liedboek 107,1.2
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 252
zegen

Mensen die weten hoe het moet, maar het niet doen, wat vindt u daarvan? Mensen die een heel verhaal hebben over hoe het zou moeten, maar intussen: wat doen ze zelf? Luister wel naar mijn woorden, maar let niet op mijn daden — als er iets is waar we redelijk overgevoelig voor zijn, dan is het dat. Met zulke types hebben we weinig consideratie. Ze zijn niet authentiek, ze zijn niet eerlijk. Eigenlijk zijn het huichelaars, in ieder geval mooipraters. En ze kunnen ons nog veel meer vertellen. Ach jo, je doet het toch zelf ook niet?

Oké. Maar-eh, hoe doet u dat zelf dan? Jij zelf? U doet altijd dat wat u weet dat goed is? En jij dan? Als je zegt: zo hoort het, dan doe je dat zelf ook? Altijd? Ja? Dan is het zeker wel erg moeilijk om hier bij deze gemeente te horen? Je zit hier tussen allemaal van die types, die weten hoe het moet, maar het niet altijd doen. En dat ook nog van zichzelf zeggen. Ben je zeker ook wel teleurgesteld in de nodige kerkmensen? Of misschien al lang cynisch geworden: veel vroom gepraat, maar uiteindelijk kun je er toch niet op rekenen, dat mensen doen wat ze zeggen dat goed is.

Het lijkt er op dat we nog veel te weinig beseffen wat een vreemd, onaangepast groepje de kerk van Christus in onze samenleving is. We zijn mensen die bij Christus horen, die zijn eigendom zijn. We mogen zo’n Zondag 1 op onszelf en op elkaar toepassen: eigendom van Christus, kostbaar voor God, bezield door zijn Geest. Dat is nog tot daar aan toe. Maar dan komen we bij Zondag 2, en dan zegt in theorie ieder kerklid: ik ben zo iemand die weet hoe het moet, maar het niet altijd doet. Ik ben uiteindelijk niet authentiek, een mooiprater, een huichelaar. En dan zeggen we met zo’n zondag tegen elkaar: jij bent net als ik, in jou huist hetzelfde als in mij, samen staan we met de mond vol tanden voor God en voor elkaar.

Waar zou het in ons leven om moeten gaan? Samen geven we op die vraag hetzelfde antwoord: Christus leerde ons: God liefhebben uit alle macht en de ander als ons zelf. Doen we dat uit ons zelf? Samen geven we hetzelfde antwoord: nee, als we het al doen is er een Ander in het spel. Wanneer we naar onszelf kijken, zien we allemaal op de bodem van ons hart de hardheid van de haat, dat onbegrijpelijke, waardoor we in staat zijn over anderen heen te lopen, ze te laten stikken en te verstikken, en God te vergeten, te schrappen uit ons leven. Nee, gelukkig komt dat niet allemaal zo naar buiten, maar het tackelt wel onze liefde. God liefhebben uit alle macht en de ander als ons zelf, dat kreupelt in ons leven, het gaat met vallen en opstaan. We weten hoe het moet, maar of we het ook doen, dat valt nog te bezien.

Wat een ellende. En dan ontmoeten we elkaar ook nog in de gemeente: allemaal niet groot en sterk, niet authentiek, niet goed en zuiver, inconsequent, mede-zondaars. Hoe zal dat aflopen? Ja, dat is best spannend. Voor we het weten vergeten we onze eigen inconsequenties, en hangen we elkaar toch op aan dat grote ideaal van de authenticiteit. Als we iemand erop betrappen dat-ie niet doet wat-ie toch zelf zegt, nou, dan heeft-ie afgedaan, dan mag-t-ie verder z’n mond wel houden. Of anders: voor we het weten worden we te pakken genomen door een grote doffe berusting, we rekenen op niets anders dan dat die ander ook wel door de mand zal vallen. Hij leeft niet naar z’n woorden? Nou ja, dat doen we allemaal. Zo zijn mensen. That’s life. Daar winden wij ons niet meer over op. Dan kun je wel aan de gang blijven. In de kerk is het net als in de politiek: alleen als je ze gelooft word je teleurgesteld; geloof ze maar niet, dan raakt het je ook niet.

Ik moet u dan toch vanmorgen even storen namens Paulus. Hij is een apostel, en tamelijk onaangepast. Een typische dwarsligger. Hij wil dat we elkaar wel degelijk terechtwijzen en corrigeren. Hij houdt niet van dat cynisme van tegenwoordig, waarbij we elkaar in feite gewoon laten stikken. Maar hij houdt ook niet van dat grote verschrikkelijke onhaalbare ideaal van de authenticiteit. Elkaar daar aan meten levert alleen maar harde veroordeling op. Uiteindelijk is geen mens authentiek, bestaan er geen mensen uit één stuk. Je hoeft maar in verzoeking te komen, en kijk, je doet zelf ook niet wat je toch zelf vindt dat je moet doen. Als je elkaar dan corrigeert, doe het in een geest van zachtmoedigheid. Laat merken dat je niet boven de ander staat, niet beter bent. Maar houd niet je mond.

Goed. Wij geloven samen wat er in Zondag 2 staat. We geloven het van onszelf en van elkaar. Wat betekent dat voor de manier waarop we met elkaar omgaan? Voor Paulus betekent het dat we op een zachtmoedige manier met elkaar omgaan. Maar hij laat tegelijk merken wat zachtmoedigheid echt is. Het is niet een alles vergoelijkend zwijgen of een alles dulden en absorberen, alsof er niets beters te verwachten was van christenen. Er hoort terechtwijzing bij, correctie, terugwijzing naar wat we samen vinden dat goed is, zoals we dat geleerd hebben van Christus. Zachtmoedigheid is geen weke toegeeflijkheid. Er zit een harde kern in, een onverzettelijkheid die op geen enkele manier tekort wil doen aan dat wij God moeten liefhebben uit alle macht en de ander als onszelf. Maar die harde kern komt niet hard naar buiten. Ze is als het ware bekleed met de zachtheid van begrip en geduld. Ze kwetst niet, maar stuurt wel, corrigeert wel, bouwt wel op.

Mensen die steeds in dezelfde fouten vervallen, maar er niet van leren, wat vindt u daarvan? Mensen die je keer op keer hun excuses aanbieden voor hun drift of eigenwijsheid of zo, maar intussen: het gebeurt toch weer? We kunnen er niet echt tegen. Met zulke types hebben we weinig consideratie. Ze zijn niet eerlijk, ze zeggen wel, maar doen niet. Eigenlijk zijn het huichelaars, in ieder geval willen wij ze liever niet in de buurt. Ze zoeken het maar uit. Ach jo, je doet het toch niet!

Oké. Maar-eh, hoe doet u dat zelf dan? Jij zelf? U hebt dat nooit? U hebt geen zwakke plekken, geen karakterzonden, u bent nooit moe van u zelf? En jij dan? Jij bent geen ezel in ’t gemeen? Nog nooit een steen twee keer geraakt? Nee? Wat zul je het dan zwaar hebben tussen al die christenen! Allemaal van die types die op de een of andere manier gehandicapt zijn. Als ze niet hinken aan de heup dan hebben ze wel zwakke knieën, of losse handjes, of een grote mond, of een heet hoofd en een koud hart. En ze zeggen het ook nog van zichzelf. Wat zul je gekwetst zijn, en beschadigd!

Wat een ellende. Samen in één gemeente: allemaal niet groot en sterk, niet authentiek, niet goed en zuiver, inconsequent, mede-zondaars. Hoe zal dat aflopen? Ja, dat is best spannend. Voor we het weten vergeten we ons eigen karakter en onze eigen ongeneeslijkheid, en hangen we elkaar toch op aan dat de eerste de beste belofte van beterschap. Alweer hetzelfde patroon, alweer dezelfde smoesjes en zwakheden, schiet toch op mens! Of anders: nou ja, een vos verliest wel z’n haren, maar niet z’n streken. Zo zijn mensen. That’s life. Daar winden wij ons niet meer over op. Dan kun je wel aan de gang blijven. In de kerk is het net als in de politiek: alleen als je ze gelooft word je teleurgesteld; geloof ze maar niet, dan raakt het je ook niet.

Sorry, maar Paulus is echt lastig. Dat heb je zo met apostelen. Draag van elkaar dat waar de ander onder gebukt gaat, zegt hij. En dat zijn maar geen simpele moeilijkheden of lastigheden. En het gaat ook niet maar om een uiteindelijk cynische houding van: ja, zo is zij, zo is hij nu eenmaal. Het gaat hem om een stuk werkelijke betrokkenheid bij elkaar, juist in de worsteling met zonde en kwaad. Allemaal zijn we er naar onze aard, uit onszelf, op uit om God en de ander te haten. Maar dat uit zich bij iedereen op een andere manier. Het gevecht tussen Geest en vlees pakt bij iedereen anders uit. Ik ben zwak, jij bent zwak, niemand staat boven een ander. Maar ik ben zwak op dit punt, en jij bent zwak op dat punt. En Paulus wil dat we elkaar daarin helpen, met elkaar mee-dragen. Dat is de wet van Christus vervullen. De wet van Christus, dat is: werkelijke betrokkenheid bij zondaren als zondaren hebben, bij zondaren die hun eigen zwakheid hebben, hun eigen repeterende zonden. Dat je nooit meer kunt zeggen: schiet toch op mens! Of, nou ja, laat ook maar, zo ben je nu eenmaal, met andere woorden: zoek het maar uit.

Mensen die u precies laten weten hoe het met u zit, wat u goed en wat u fout gedaan hebt, wat vindt u daarvan? Mensen die je keer op keer aanspreken en de coach spelen, of je niet aanspreken, maar laten merken wat ze van je denken, we kunnen er niet echt tegen. Met zulke types hebben we weinig consideratie. Laat ze naar hun eigen kijken. Eigenlijk zijn het huichelaars, in ieder geval willen wij liever niet met ze te maken hebben. Ach jo, waar bemoei je je mee?

Oké. Maar-eh, hoe doet u dat zelf dan? Jij zelf? U hebt dat nooit? U hebt geen oordeel over anderen, nog nooit gezegd: wat een figuur!? En jij dan? Jij hebt nog nooit laten merken dat je die ander maar een loser van een christen vindt? Nee? Fantastisch! Wat zullen mensen zich veilig bij je voelen. Wat een vertrouwenspositie zul je hebben in de gemeente. Waren we allemaal maar zo als jij . . .

Wat een ellende dat dit niet zo is. Samen in één gemeente: allemaal niet groot en sterk, niet authentiek, niet goed en zuiver, inconsequent, mede-zondaars. Hoe zal dat aflopen? Ja, dat is best spannend. Voor we het weten vergeten we onze eigen aard en ons eigen hart en ons eigen onzuivere oordeel, en verbeelden we ons iets te zijn, en toetsen we het werk van een ander. Natuurlijk, wij zijn God niet, maar we hebben zijn wet wel op zak.

Paulus ligt nog even dwars: heb jij daar tijd voor, ruimte voor? Maar jij bent zelf verantwoordelijk voor jezelf. Neem jezelf je examen maar af. Kun jij van jezelf zeggen: dat heb ik goed gedaan? Begin daar eerst maar eens mee, in alle bescheidenheid. Je zult het er druk genoeg mee hebben.

Een paar momenten maar, waren dit weer, weer uit een stukje van Paulus, dit keer Galaten 6. Zondag 2. Dat geloven we? Geloof het dan ook maar van elkaar. En wat betekent dat dan voor onze omgang met elkaar? Paulus leert ons in ieder geval dat onze omgang met elkaar getypeerd moet kunnen worden door zachtmoedigheid, betrokkenheid en bescheidenheid. Het zijn maar weer wat lijnen, om mee aan het werk te gaan. Of wij werkelijk onze ellende kènnen blijkt niet in het kunnen naspreken van mooie woorden, maar in de manier waarop we met God en met elkaar omgaan. God laat niet met zich spotten. En niets bespot Hem meer dan loze woorden, hoe dierbaar en hoe vroom ook.

Goed, en dan nog één keer: zachtmoedigheid, betrokken­heid, bescheidenheid — doen we dat ook? Brengen we dat altijd in praktijk? Laten we elkaar niet voor de gek houden: niet altijd. Wat een ellende! Maar soms wel. Soms lukt het inderdaad, om zachtmoedig te reageren, en betrokken te blijven en bescheiden te zijn. Dan is er kennelijk een Ander in het spel. Wat gelukkig dat die Ander in het spel wilde zijn. God beware ons ervoor met iets anders blij en tevreden te zijn dan met die Ander: Jezus Christus, en Hij, gekruisigd voor ons, ellendigen. De genade van onze Heer, Jezus Christus, zij met uw geest, broeders en zusters! Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 27 mei 2001
Driebergen-Rijsenburg, 9 november 2003
Mijdrecht, 16 mei 2004

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *