Waar was jij?

Waarom is het in de kerk zo zeldzaam?

Het was de tweede keer dat ik het meemaakte: Goede Vrijdag in de Oude Kerk in Amsterdam. We hadden er al een complete Johannes-passie op zitten, plus stilte, plus vier verzen ‘Niets droeg hem meer’ (Liedboek 579), plus stilte. Toen kwam — het leek uit de verte, bijna van gene zijde — de vraag waar ik al een jaar op wachtte: ‘Waar was jij?’. We deden het enige wat we nog konden doen: gaan staan op het canto ostinato van mensen voor God: ‘Erbarm U, erbarm U, erbarm U’ en ons vastklampen aan de Eeuwige: ‘Heilige, sterke, barmhartige God’. Maar veel sterker nog greep de Heer zelf mij naar de strot: ‘Waar was jij?’ Langzaam maar zeker werd ik opgetild en opgehangen. Matteüs 25 sloopte in telkens nieuwe golven het laatste restje van m’n mensen-zandkasteel. ‘Wanneer dan Heer, wanneer dan?’ In de eindeloze echo na het laatste ‘Waar was jij?’ vond ik mezelf terug in de armen van die ene Dode aan het kruis. Samen kregen we de adem voor een laatste Onze Vader.

Waarom is dat in de kerk zo zeldzaam?

De lezing van Paasmorgen had zich in de Paaswake in de Haarlemse Bavo al aangekondigd: Marcus 16:1-8. De totale shock bij de ontmoeting met het goddelijke, dat je leven fileert en je hart open legt. Zo is de kerk begonnen: bevangen door angst en schrik, de dood nog in de benen. Met lengte het meest voorkomende gebod in de bijbel kwam weer langs: ‘Wees niet bang’. Na Goede Vrijdag was dat precies het Paasevangelie dat ik nodig had. De kerk als lotgenotencontact van mensen die door de Heer zelf te grazen zijn genomen. Maar ik kon het in alle rust tot me door laten dringen. Nergens in de dienst liet Marcus zijn tanden meer zien. Op de terugweg kwamen de woorden en de melodieën van Liedboek 585 weer bij me boven. Kennelijk heeft het de Heer behaagd me tijd te geven om bij te komen.

En toch kom ik vandaag even niet van de vraag los: waarom is het in de kerk zo zeldzaam?

Een gedachte over “Waar was jij?

  1. Waarom zo zeldzaam in de kerk? Kernvraag wat mij betreft: Wordt in de kerk het Woord bediend of wordt de gemeente gediend? Onder bediening van het Woord versta ik: In dienst van de levende Heer en in afhankelijkheid van de Geest het Evangelie -in al z’n onbarmhartigheid (het neemt ons te grazen, inderdaad) en nog grotere barmhartigheid- verkondigen. Dan is het: brood uitdelen. Het enige brood dat een mens écht nodig heeft. Deze boodschap wordt niet zomaar geslikt. Dat heeft Jezus ervaren. Een predikant die de gemeente met het enige échte brood wil voeden, loopt risico’s die zijn Heer ook liep.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *