Volgelingen van de Koning II

Wegwijs jaargang 65, nr. 3,9-11 (mei/juni 2011)

Als we letten op de mensen rond Jezus kan vooral opvallen dat ze vaak niet reageren zoals wij. Je merkt dan hoe ‘anders’ ze zijn dan wij. De Bijbel is geschreven in een cultuur die niet lijkt op de onze. Mensen waren helemaal niet geïnteresseerd in hoe zij zelf dingen beleven. Ze waren zich veel meer bewust van hoe anderen naar hen keken dan dat ze naar zichzelf keken. Het was veel belangrijker ‘van wie je er eentje bent’ dan wie je zelf bent: je bent juist wie je bent doordat je bij een familie, een dorp of een volk hoort. Psychologie, je van jezelf bewust zijn, bij jezelf ‘naar binnen’ kijken, al dat soort dingen komen in de Bijbel net zo min voor als vliegtuigen.

Anders zijn is ook een voordeel

Een effect daarvan is dat je in de evangeliën alleen leest over wat er gebeurt en hoe mensen zich gedragen. Petrus huilde bitter na zijn verloochening van Jezus (Mat. 26:75, Luc. 22:62). Hij huilde en was dus verdrietig. Maar wat er daarbij in hem omging wordt niet verteld. De kans is groot dat het heel wat anders was dan wij denken, bijvoorbeeld dat hij zijn eer en de eer van zijn familie vergooid had en zijn leidende positie onder de leerlingen verloren had. Je leest over wat mensen met eigen ogen gezien en met eigen oren gehoord hebben (Luc. 1:2). En dat is het.

Het voordeel daarvan is dat de mensen in de Bijbel je ook niet in de weg lopen met hun eigen beleving. Hoe jij dingen beleeft is (vrijwel?) nooit hetzelfde als hoe anderen dat beleven. Als Lucas beschrijft wat hem is doorgegeven door mensen die Jezus zelf meegemaakt hebben kun je erop rekenen dat je vrij zuiver terugvindt wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Van Lucas hoef je daar niet bepaalde dingen bij te beleven. Je kunt daardoor je eigen beleving hebben bij wat er gezegd wordt en gebeurt, ook als dat een heel andere beleving is dan de mensen toen hadden.

Het opvallende is dat Jezus daardoor veel dichter bij kan komen dan anders. Je kunt nu bij wijze van spreken met Zacheüs mee die vijgenboom in klimmen en je voorstellen dat Jezus tegen jou zegt: ‘Vandaag wil ik bij jou logeren’ (vgl. Luc. 19:1-10). Het is interessant om van alles te lezen over tollenaars, hun plek in de samenleving toen en wat er daarom in Zacheüs’ ervaring allemaal wel niet gebeurde, wat er in hem omging enzovoort. Maar Lucas vraagt geen aandacht voor de unieke persoon van Zacheüs, hij geeft alleen wat er gezegd en gebeurd is. Zo kunnen wij, als de unieke personen die wij zijn, gemakkelijk ‘instappen’ in het verhaal. Juist omdat de mensen in de Bijbel niet bij zichzelf naar binnen kijken en vertellen wat ze voelden of ervaren hebben, kunnen ze des te beter onze ogen en oren zijn. En niet alleen die van ons, maar die van allerlei mensen in verschillende tijden en culturen. Je kunt inderdaad, zoals je op oude schilderijen wel ziet, het bijbelverhaal zich in je eigen dagelijkse omgeving zien afspelen. Dat wij dan Jezus op een andere manier ‘meemaken’ dan de mensen toen is geen probleem. Zo spreekt Jezus juist ons aan.

Onze vragen en het antwoord uit de Bijbel

Het is belangrijk je dit soort dingen te realiseren. Wij lezen de Bijbel en stellen onze eigen vragen: hoe zouden zij Jezus ervaren hebben? wat ‘voelden’ zij bij wat Hij zei en deed? hoe heeft wat gebeurde hen persoonlijke gevormd? bij liefde en vriendschap hebben wij ons eigen beeld. Sinds ‘persoonlijke relaties’ in West-Europa belangrijk zijn geworden (en dat is nog niet eens zo heel lang) is het voor ons belangrijk geworden een ‘persoonlijke relatie’ met Jezus te hebben. Ook Nederlandse ouderen kunnen zich daar soms al weinig bij voorstellen. De mensen die Jezus meemaakten op aarde hebben er in ieder geval geen idee van gehad. Het gaat er in de Bijbel dus ook niet over. Op de vragen die je daarover hebt krijg je vanuit de Bijbel eenvoudig geen antwoord. Hoe jouw relatie met Jezus vorm krijgt mag je zelf ontdekken samen met de mensen om je heen.

Dat is geen kwestie van goed of fout, alsof de vragen van onze manier van in het leven staan eigenlijk niet gesteld mogen worden. Het is een kwestie van ‘anders’. Het kan dus ook echt anders. Omgekeerd hoeft niemand zich verplicht te voelen een soort van persoonlijke relatie met Jezus te hebben waar je aan kunt ‘werken’ en zo, of zich schuldig te voelen als je niet zo’n ‘intieme’ verhouding met Jezus hebt als anderen. Iets van dat ‘anders’ kunnen we tegenwoordig vlakbij in Nederland ervaren in de ontmoeting met ‘nieuwe Nederlanders’. Vooral de immigranten uit het Middellandse Zeegebied brengen een cultuur met zich mee die veel dichter bij de bijbelse cultuur staat dan de onze. Doe daar vooral je winst mee: lees bijvoorbeeld zo’n verhaal over Petrus of de gelijkenis van de vader met twee verloren zonen (Luc. 15), eens met je Marokkaanse buur of collega. Goede kans dat je verbaasd zult zijn over hoe anders het bij hem of haar ‘binnenkomt’.

Het gaat om vertrouwen op Jezus

Wat voor alle mensen belangrijk is is niet hoe zij zelf Jezus beleven, maar dat Jezus iets voor ons allemaal gedaan heeft. De evangeliën gaan over wat er is gebeurd: Jezus is rondgetrokken in Israël, is gekruisigd en opgestaan. Zo heeft hij voor alle mensen de schuld geboet, de dood overwonnen en hun de gave gegeven van kind van God zijn tot in eeuwigheid. Hij is de Koning die ons allen is voorgegaan. Geloven in Jezus is tenslotte vertrouwen op Jezus dat Hij ook ons vergeeft, ons de dood doorhelpt en eeuwig leven geeft. Alles wat geloven in Jezus meer wordt dan dat is gevaarlijk. Het maakt jouw verhouding met Jezus al snel tot een goed werk dat jíj moet doen. Dat is niet de bedoeling.

Het is precies bij dat vertrouwen op Jezus, op wat Hij gedaan heeft en heeft laten gebeuren, dat zijn leerlingen belangrijk voor ons zijn. Dat valt waarschijnlijk het meest op bij Jezus’ opstanding. Jezus is publiek rondgetrokken in Israël, Hij is voor het oog van iedereen gekruisigd, maar Hij is na zijn opstanding alleen verschenen aan zijn leerlingen. Zij zijn door God uitgekozen om de getuigen van zijn opstanding te worden (Hand. 10:36-42). Zij zijn daartoe geroepen (vgl. Hand. 1:22). Als Hij zijn laatste apostel roept, Paulus, verschijnt Jezus ook aan hem (Hand. 9), zoals Paulus zelf zegt: ‘Pas op het laatste is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was’ (1 Kor. 15:8). Het is het getuigenis van deze mensen dat in de kerk tot op vandaag wordt doorgegeven. Het evangelie van Johannes haalt dat op een speciale manier naar voren: daarin is ‘getuigen’ geen zaak van ‘de’ christenen, maar van de leerlingen die van het begin of bij Jezus waren. Door hun getuigenis gaan ook anderen op Hem vertrouwen (15:27, 17:20).

Dit getuige zijn van Jezus’ opstanding is beperkt gebleven tot de apostelen en de andere uitgekozen mensen uit die eerste generatie. Het maakt hen uniek en neemt hen op in het fundament van de kerk van apostelen (die getuigen) en profeten (die voorzegd hebben), terwijl Jezus de hoeksteen is (Ef. 2:20). Het heeft er veel van dat het bij de ‘tekenen die een apostel tot apostel maken’ juist gaat om bevestiging van hun getuigenis dat Jezus is opgestaan (2 Kor. 12:12, vgl. Hand. 2:43, 5:12 en ook wel Mar. 16:17-18; hierover gaat ook het groter dan Johannes zijn in Mat. 11:11). Als er in de kerk nog mensen wonderlijke dingen doen, dromen dromen of woorden van God doorkrijgen moeten die in ieder geval altijd weer getoetst worden aan dit eerste getuigenis. Dit is de basis van elke verhouding die wij met Jezus hebben.

Volgelingen van de Koning

Als het gaat om ons eigen volgeling van Koning Jezus zijn geeft het Nieuwe Testament vooral één ding duidelijk aan: volgeling van de Koning ben je als je doet wat hij gebiedt (Mat. 28:20). Zoals eerder aangegeven: dan ben je vriend van Jezus, zijn broer, zijn zus. Dat je God liefhebt houdt in dat je je aan zijn geboden houdt (1 Joh. 5:3, vgl. 2:3.4.7.8, 3:22-24, 4:21, 5:2). Dat is ook waar Jezus op oordeelt bij het laatste oordeel (Mat. 25:31-46). Kennelijk kan dat ook. Johannes schrijft zelfs dat die geboden geen zware last zijn. Wat Christus geeft is juist dat we in Hem herschapen zijn om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid (Ef. 2:10). Hij heeft in dit bestaan met de zonde afgerekend, opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist (Rom. 8:3-4).

Je kunt deze lijst van nieuwtestamentische opmerkingen gemakkelijk een pagina langer maken. Er zit een heel eenvoudige kern in, die je op verschillende manieren kunt verwoorden: als je naar de nieuwe hemel en aarde wilt, waar liefde, recht, trouw en vrede heersen, begin dan met zo te leven (anders wil je blijkbaar toch liever niet). Of: liefhebben leer je doordat een ander van jou houdt. Of: als Jezus daadwerkelijk van jou houdt vraagt dat om daadwerkelijke reactie. Op zijn leven voor jou kun je niet reageren met: daar ben ik het mee eens.

Sta op en loop…

We zijn ongeveer vanaf de Reformatie gewend om te zeggen dat we Gods geboden niet kúnnen houden. Mensen zijn dood in zonde en misdaden. Dat is ongetwijfeld waar. Hoe meer je bij jezelf naar binnen kijkt, des te meer zie je het. Niet voor niets stamt de Reformatie uit de tijd dat, eigenlijk voor het eerst, mensen zelf-bewust werden (de Renaissance). Daar zit iets overgevoeligs in dat zomaar een smoes levert om niet te hoeven doen wat goed is. Jezus (en God zelf) trekt Zich hier in ieder geval nooit iets van aan. Hij vertrouwt mensen hun leven (weer) toe: ‘Ga heen, zondig niet meer’ (Joh. 8). Net als mensen die echt niet kunnen lopen, met hun bed onder de arm naar huis gaan als Jezus passeert, zo kunnen mensen wel degelijk het goede doen in het gevolg van Jezus. Neem eens wat afstand van al onze zelfbeschouwing en weging van onze motivaties en ga ‘gewoon’ doen wat je zelf ook goed vindt. Je weet heel goed hoe je wilt dat anderen met jou omgaan, wel, doe zo ook bij anderen. Perfect zal dat hier niet worden. Dat hoeft ook niet, zeker niet op het niveau van perfectie dat wij dan meteen van onszelf en anderen eisen. Maar er gaat wel degelijk iets gebeuren. Anders is de simpele vraag die Jezus je stelt toch: wat wil je nu eigenlijk?

Doe het samen en je gaat ontdekken wat eigenlijk de dimensies zijn van de liefde van Christus (Ef. 3:14-21). Anders dan veel mensen denken gaat het daar echt niet om het samen met anderen kennis opdoen van wie God is, meerderen weten meer dan één en zo. Het gaat er over samen Jezus’ liefde in praktijk brengen in zorg en aandacht. Al doende blijkt er dan steeds meer in Jezus’ liefde te zitten, oneindig veel meer dan wij vragen en denken.

Verwerking

  1. Bereid een gedeelte uit de evangeliën eens voor door het, samen met een paar anderen, te lezen met iemand uit je omgeving die uit een heel andere cultuur komt (Mediterraan, Afrikaans, Aziatisch) en breng zijn/haar reactie in bij de bespreking ervan (of, als dat kan, nodig hem/haar uit bij je bespreking).
  2. We hebben voor Jezus’ leven en lijden, en in ieder geval voor zijn opstanding alleen het getuigenis van Jezus’ leerlingen. Heb je voor jezelf daar genoeg aan? Aan wat voor dingen heb je meer behoefte? Waarom eigenlijk? Betrek daar Luc. 16:31 eens bij.
  3. Hoe ga je zelf om met de spanning tussen je eigen zondigheid en het doen van Jezus’ geboden die ‘geen zware last’ zijn? Met welke smoesjes verontschuldig jij je om niet te doen wat Jezus zegt?
  4. Stelling van Luther:
    Wees en zondaar en zondig dapper, maar geloof dapperder en verheug je in Jezus Christus, de overwinnaar van zonde, dood en duivel.
    Wat vind je van deze stelling?

Dit artikel is geschreven voor Wegwijs, het tijdschrift van de Bijbelstudiebond. De vragen hierboven zijn vragen voor bij de bespreking in de bijbelstudiegroep.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *