Van wie kun jij de naaste worden?

Preek over Lucas 10:25-37

orde morgendienst
zingen: Psalm 29,1.2
zingen: Psalm 86,4.5
stil gebed
votum en groet
zingen: Liedboek 293,1.2
gebed
Schriftlezing Lucas 10:25-37
preek over Lucas 10:25-37
zingen: E&R 263
lezen Kolossenzen 3:12-17
zingen: Opwekking 602
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 165
zegen

Laat ik eens beginnen met te vertellen waarom ik voor vanmorgen juist dit overbekende verhaal van Jezus als bijbellezing gekozen heb.

Net als zoveel landen om ons heen is Nederland een samenleving op zoek, op zoek naar een nieuwe identiteit, op zoek naar nieuwe waarden, op zoek naar nieuwe manieren om samen te leven. Niet dat iedereen daar mee bezig is. Er zijn zat mensen die dit allemaal niks interesseert, zat mensen ook die er al lang uit zijn. De linkse kerk loopt inmiddels net zo hard leeg als al die andere kerken. Grote groepen mensen verzamelen zich op de rechtse markt, vooral bij de kraampjes van de miljonairs-fair. Het is immers geen taboe meer dat de rijken rijker worden en de armen armer. Maar het is allemaal nog lang niet in balans. Als samenleving als geheel zijn we op zoek. Iedereen heeft er eigen meningen over, en iedereen spreekt anderen tegen. Wat duidelijk is, is dat ideeën uit zijn, behoeften zijn in. Het gaat er niet om een idee te hebben waar we heen moeten, het gaat er om zoveel mogelijk mensen tevreden te stellen. Maar hoe dat moet? Dat moeten we nog uitvinden.

Goede reden om in de kerk eens te vragen wat christenen zo’n samenleving op zoek eigenlijk te bieden hebben. Nog een stap verder: wat hebben jij en ik onze stad en ons land eigenlijk te bieden als het geen ideeën mogen zijn? Ideeën hebben de Nederlandse christenen jaren lang ingebracht in de politiek, in de samenleving. Rentmeesterschap, waarden en normen, eerlijkheid en recht, noem maar op. Maar, zoals gezegd, ideeën zijn uit, ongelooflijk twintigste eeuw. Het luidruchtige failliet van de christen-democratie bij de formatie van het kabinet is er een extra teken van: behoeften zijn in, daar moet in voorzien worden, ongeacht met wie. Wat je daar allemaal van vindt en wat voor ideeën je daarover hebt is niet meer interessant.

Sowieso zijn boodschappen niet meer interessant. We moeten nog een stap verder: wat hebben jij en ik onze stad en ons land eigenlijk te bieden als het niet met zoveel woorden de boodschap over Jezus mag zijn? Nog maar erg weinig mensen luisteren überhaupt naar wat christenen te zeggen hebben, zeker Pauw en Witteman niet. Maar we kennen het wellicht bijna allemaal wel: je hebt eens geprobeerd met iemand over je geloof te praten en het heeft niets opgeleverd, of: je schat sowieso al in dat vertellen over je vertrouwen op Jezus geen zin zal hebben bij die ander. Wat blijft er dan over voor al die andere dagen dat je hem of haar tegenkomt? Wat hebben christenen de mensen om hen heen te bieden, als het geen ideeën mogen zijn, en ook geen boodschappen, al is het over Jezus zelf?

[sheet 1] Dan moeten we dus maar eens extra nadenken over die beroemde slogan: verkondig het evangelie, desnoods met woorden. Wat we dan nog te bieden hebben is onszelf. Mensen die op een bepaalde manier in het leven en in de samenleving staan. Mensen die leven wat ze geloven. Mensen die van God zelf een bepaalde basishouding geleerd hebben en nu van daaruit doen wat moet gebeuren en zich opstellen tegenover andere mensen. We zouden mensen kunnen bieden die in het leven staan zoals Jezus in het leven stond en zo het zout voor de wereld willen zijn.

Mensen dus die niet maar wéten dat vandaag de jongste dag is, maar die het leven en daarom relaxt in het leven staan. Dit hier is niet alles, je krijgt nog veel meer, je hoeft je dus niet zo druk te maken om jezelf en jouw behoeften van nu. Mensen dus die niet maar wéten dat ze door God zelf gemaakt zijn en door hem onderhouden worden, maar die hun leven als cadeau van God in ontvangst nemen, adem voor adem. Je hoeft jezelf niet te maken, je hoeft niet te leven vanuit de angst dat er tekort zal zijn, maar je mag leven vanuit overvloed met de God die geeft, biddend en dankend. Mensen dus die niet maar wéten dat er allerlei mensen om hen heen leven, maar die anderen ook echt zien, zelf ook gevende mensen zijn, kinderen van de gevende God. Kijk naast je, je hebt altijd wat te geven, wie er ook naast je zit of staat.

Je bent hier maar even, je krijgt je leven, je mag het doorgeven. Dat was de levenshouding waarmee Jezus op aarde in het leven stond. Het koninkrijk van God is vlakbij. Vandaag is de jongste dag. Als je hemelse Vader de bloemen al zo mooi aankleedt hoeveel te meer dan jou en mij. Je krijgt je leven. Wie denkt u dat de naaste geworden is van het slachtoffer van de rovers? Doet u dan voortaan net zo. Je mag wat je gekregen hebt doorgeven. Aan mensen die zo in het leven staan is dringend behoefte, in Nederland en in Amsterdam. Er zijn mensen nodig die niet maar van alles weten, maar die wat doen. Daarom vanmorgen dit verhaal van Jezus. Het is de bedoeling ervan dat je jezelf erdoor laat aanspreken. Als je zo weer naar huis gaat, het leven van deze week weer in: doe jij dan voortaan net zo.

[sheet 2] Goed, wat deed die man, die Samaritaan dan, dat Jezus kan zeggen: doe jij het voortaan net zo? Laten we even precies kijken. De verzen waar het om gaat staan weer even op het scherm. Het eerste wat de Samaritaan deed was kijken: hij zag hem liggen. Dat is niet ‘nogal logisch’ of zo. Vaak genoeg zien we mensen naast ons helemaal niet. Of we zien ze wel, maar kijken niet naar ze. Dan valt het je niet op hoe ongelukkig iemand erbij loopt, hoe goed of slecht ze eruit ziet, hoe afwezig hij is, of hoe stil. Toen je net ging zitten waar je nu zit, heb je toen de anderen naast je echt gezien? Of heb je alleen maal geconstateerd dat er nog iemand in de kerk zat, ja, die en die, maar meer niet? Kan zomaar, nietwaar? Zo vaak duurt het even voor het ons opvalt dat ‘er iets aan de hand is’ met iemand, op ons werk, waar dan ook. Alles begint met kijken, met zien.

Maar als het daarbij blijft gebeurt er nog niets. Die andere twee, die priester en die leviet, zagen de man ook liggen. Maar die hadden allerlei redenen om verder niets te doen. Je zou je maar verontreinigen aan een lijk. Of je zou zelf maar in een hinderlaag lopen. Of nog wat anders. In ieder geval lopen ze met een grote boog om hem heen. Dat is natuurlijk een grote schande. Het blijken asociale types. Ja. Maar het komt me wel erg bekend voor, eigenlijk bekender dan wat die Samaritaan straks doet. Lunchpauze-praat over die ene collega: die loopt er wel beroerd bij, weet jij wat er met hem aan de hand is? echtscheiding? ja, dat is niet niks. En verder gebeurt er niks. Of je weet dat iemand ziek is, of verdrietig omdat er iemand overleden is waar hij van houdt, of zo, maar je doet verder niks, want, nou ja, dat is maar moeilijk allemaal, en wat zou jij nu kunnen zeggen of kunnen doen? Heel vaak zien wij van alles bij mensen om ons heen, maar we laten ons niet ráken en gaan door met ons eigen leven.

Dat is het bijzondere bij die Samaritaan: hij kreeg medelijden. Dat klinkt in het Nederlands nogal passief, alsof je medelijden krijgt zoals je ook de griep kunt krijgen, iets wat je overkomt. Maar dat is niet de bedoeling. Medelijden overkomt je niet, medelijden ontstaat als je je laat raken door een ander, als je een ander bij je toelaat, en alle smoezen en verhaaltjes om dat niet te doen naast je neerlegt. Zoals liefde ontstaat als een ander je hart verovert, zo ontstaat medelijden als een ander je hart ráákt. Je gaat dan vanzelf verzinnen wat je voor die ander zou kunnen doen, wat je zou willen dat anderen voor jou zouden doen als jij er zo aan toe was. Medelijden hebben met iemand betekent dat je je met die ander identificeert. Net als bij liefde is het uiteindelijk de ander die het ’m doet, die er voor jou toe doet. Zulke dingen gebeuren niet maar vanzelf, alsof je de griep krijgt.

Doe jij voortaan net zo, wordt hier vanzelf de vraag: laat jij je ráken door de mensen om je heen? Durf jij je te identificeren met die ander bij jou op kring? Lukt het jou om die ander bij jou op je werk echt bij je toe te laten? Heb je het lef om kwetsbaar te zijn als je je open stelt voor die ene medestudent? Kun jij een ander echt je hart laten raken? Of ben je bang dat je dan zelf tekort komt, dat iemand misbruik van je zal maken, denk je dat er nog zoveel anderen zijn, dat je toch zeker Sinterklaas niet bent, of personeel en organisatie. Je identificeren met een ander betekent die ander leidend voor jouw handelen laten zijn: wat voor haar nodig is, dat is wat jij te doen hebt. Kun je je dat veroorloven? Waarom denk je dat Jezus’ grote regel voor dit soort dingen altijd wordt omgedraaid? Wat jij niet wilt dat jou aangedaan wordt, doe dat ook een ander niet. Dat is mooi makkelijk, hoef je nooit een ander echt tot je hart toe te laten. Maar als het gaat om: hoe jij wilt dat anderen op jou zullen reageren, reageer zo ook op een ander, dan wordt het andere koek, dan zit die ander voor je het weet helemaal in je hart. Of is dat niet meer de plaats waar wij het meest nadenken over hoe wij willen dat anderen op ons reageren en met ons omgaan?

[sheet 3] En het is maar wat belangrijk dat we het hier over echt medelijden hebben, over dat we ons hart laten ráken door een ander. Anders zullen we het nooit redden om voortaan net zo te doen als deze Samaritaan. Want hij ziet niet alleen die man liggen, hij laat zich niet alleen raken door hem, maar hij doet nog twéé dingen. Moet je goed op letten. Twee, niet één. Het begint er mee dat hij die man die het slachtoffer was van rovers helpt en verzorgt. Dat is op zich al heel wat. Ik denk zo dat wij daar meestal al heel bijzonder extra tevreden over zouden zijn. Als Jezus nu eens alleen maar had verteld: Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar de bewoonde wereld. Punt. Wij hadden net zo goed gezegd dat die Samaritaan het uitstekend had gedaan. Wij vinden tenslotte ook dat we het uitstekend hebben gedaan als we iemand in de rouw een keer hebben opgezocht en een avond goed gepraat. Of als we echt belangstelling hebben getoond voor die collega in moeilijkheden. En het wordt al helemaal super als we wel drie keer hebben gekookt voor het gezin van die zieke. Maar na een jaar moet het wel klaar zijn met die rouw. ‘Zit je daar nu nog steeds mee?‘ — als we het niet zeggen, denken we het zomaar.

Maar Jezus houdt niet eerder op met zijn verhaal voor het echt klaar is. Die Samaritaan maakt zijn zorg ook af. Hij brengt de man in een logement, geeft geld aan de eigenaar: zorg dat hij weer echt op de been komt, als het niet genoeg is betaal ik het op de terugreis. Doe jij voortaan net zo, blijkt ook nog te betekenen: ga net zo lang door met helpen, met er voor iemand anders zijn, met aandacht geven, met gesprekken, desnoods met geld geven, eten koken, dingen regelen en verzin maar wat — tot die ander echt weer op de been is en het niet meer nodig heeft. Ook als het al lang vervelend is geworden. Ook als het echt veel energie of tijd of geld kost. Wat voor die ander nodig is — serieus nodig, nog iets anders dan waar die ander om vraagt, trouwens — dat is wat jij te doen hebt, ook als het lang duurt, veel is, of weet ik wat.

Goed, dat begint alles met elkaar een tamelijk verpletterend geheel te worden, nietwaar? Toch heb ik zo de indruk dat er juist in Nederland anno nu behoefte is aan dit soort mensen. Mensen die niet voor zichzelf leven, maar zich op anderen richten om die ander zelf. Mensen die zich willen identificeren met andere mensen vlak bij hen. En niet maar voor even en zonder consequenties, maar voor lang, alles incluis. En ik heb ook zo de indruk dat Jezus zelf zo geleefd heeft. Meer nog: eigenlijk zegt hij dat in dit verhaal zelf. Hoe begon het ook al weer? Er kwam een wetgeleerde om Jezus op de proef te stellen. Als je eeuwig wilt leven gaat het er om God lief te hebben uit alle macht en je naaste als jezelf, daar waren ze het over eens. Maar, wie is mijn naaste? Daar komt de proef pas echt. Wie is volgens u mijn naaste? Wie is wat u betreft uw naaste, betekent dat. En dan vertelt Jezus dit verhaal. Hij wist wel of hij wist nog dat vrienden van deze wetgeleerde eens tegen hem riepen: Zeggen we soms ten onrechte dat u een Samaritaan bent, en dat u bezeten bent? (Joh. 8:48). Oké, maar wat als ik nu eens déze Samaritaan ben? Wat als ik zorg voor al die mensen die in dit leven voor dood aan de kant van de weg liggen? Wat als jij eigenlijk voor dood aan de kant van de weg ligt? Wat als ik me volstrekt identificeer met jou? Wat als ik bereid ben tot en met mijn leven te geven voor jou? Zou je dan niet erkennen dat ik jouw naaste geworden ben? En wat als ik dán zou zeggen: doe jij voortaan net zo? Wat als Jezus juist dit alles ons eens zou leren omdat hij het ons metterdaad en tot in de laatste consequenties voordoet, voor ons nog ook?

[sheet 4] Wat nu als de gevende God, die ons allemaal gemaakt heeft en nog onderhoudt, niet alleen de van afstand gevende God is, maar in Jezus ook de van dichtbij gevende en ver-gevende God? Wat nu als je niet alleen al het goede in je leven gewoonweg krijgt, eenvoudigweg en zonder verwijt, maar ook gezien wordt in je ellende, opgezocht, verzorgd en geheeld en voorzien van alles om je echt weer op de been te brengen door de God die geeft, in Jezus tot en met? Wat nu als je relaxt kunt leven, omdat het hier niet alles is en je nog veel meer krijgt? Wat nu als je je leven echt krijgt, helemaal, adem in adem uit, als je jezelf echt niet hoeft te maken en echt niet zelf overeind hoeft te houden? Wat nu als het eens echt waar is dat je leeft van de God die geeft? Wat nu als dezelfde Jezus die dit verhaal vertelde eens voor jou geleefd heeft en gestorven is en opgestaan is, om nu te leven voor altijd en zijn leven metterdaad met je te delen? Wat nu als Jezus echt deze Samaritaan is, en jij die man die half dood achtergelaten is? Is het dan echt zo gek om inderdaad ‘voortaan net zo te doen’?

Is het dan zo onlogisch als je in Jezus de gevende God in de ogen ziet, zelf een gevende mens te willen worden? Nee, niet maar in goede voornemens, en ook niet maar voor even, zo op een achternamiddag, maar echt. En het spijt me wel, maar dat betekent net zo eenvoudig: kijk even naast je, heb je die ander gezien? laat je je door die ander ráken? zorg voor die ander, help hem, breng haar verder, stimuleren hen? en houd dat vol tot het klaar is, niet meer nodig is. Als het dat niet betekent blijft het bla, bla, gepraat en ideeën, zonder leven, zonder werkelijkheid. Terecht dat niemand daar behoefte aan heeft. Verkondig het evangelie, desnoods met woorden. Wie heeft je wijsgemaakt dat het daar makkelijk van zou worden? Wie heeft je verteld dat je dan tenminste geen ingewikkelde dingen hoeft te vertellen en verder gewoon jezelf kunt zijn? Jezus zelf deed het en eindigde aan een kruis. Voor jou. Als u meer kosten moet maken, zal ik die u op mijn terugreis vergoeden. Tja, kosten voor mij, voor jou. Typisch, zo’n levenshouding, zo je opstellen naar anderen. Ze zeggen dat je dan het zout van de aarde bent en het licht in de wereld. En trouwens, hoe zou jij willen dat mensen op jou zouden reageren, echt? Nou ja, doe jij dan voortaan net zo.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 31 oktober 2010
Oegstgeest, 7 november 2010
Haarlem, 19 december 2010

Keynote

sheet 1

Verkondig het evangelie, desnoods met woorden
– Je bent hier maar even
– Je krijgt je leven
– Je mag het doorgeven

sheet 2

er ligt een slachtoffer van rovers langs de weg…

Een Samaritaan die op reis was zag hem liggen en kreeg medelijden. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.

sheet 3

hij ziet hem
hij krijgt medelijden
hij verzorgt hem
hij maakt zijn zorg af

sheet 4

Wat nu als Jezus zelf eens deze Samaritaan is, en jij die man?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *