Netwerk-stimulans

Preek over 1 Petrus 4:10

orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 369
zingen: Liedboek 160
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 66,1.3.5.7
gebed
Schriftlezing 1 Petrus 4:7-11
preek over 1 Petrus 4:10
zingen: Opwekking 561
presentatie diaconie
zingen: Neem mijn leven 1.2.4.6 (melodie Kees Kraayenoord)
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 108
zegen

Goed, laten we vanmorgen eens even beginnen met een ouderwets proefje. Altijd leuk, zo’n magneet. Als-ie opduikt tussen de metaaldeeltjes vormen ze een mooi patroon volgens de lijnen van het magnetisch veld. Beelden gaan altijd wel ergens mank, maar ik vind dit al lang een mooi beeld voor wat er gebeurt als Gods evangelie opduikt tussen mensen. Ze gaan gemeenschapspatronen vormen langs de lijnen van het evangelie rond de polen van woord en daad, van spreken en dienen. Allerlei mensen die anders als losse metaaldeeltjes niets met elkaar zouden hebben, vinden elkaar nu als leden van een gemeenschap in het netwerk van de kerk. Wat ons bij elkaar houdt zijn we niet maar zelf, maar dat is Jezus door zijn Geest. Waar hij is, daar trekken mensen op elkaar aan omdat ze op hem aantrekken. Waar Jezus is, ontstaat kerk.

Wat de vergelijking met zo’n magnetisch patroon extra leuk maakt is dat zo’n magneet twee polen heeft, en die ook allebei nodig heeft om van die mooie figuren te krijgen. Bij kerk, bij Jezus horen ook twee dingen, die elkaar over en weer in balans houden, die als polen een mooie spanning opleveren en die niet zonder elkaar kunnen. Ik noemde ze net al de polen van woord en daad, van spreken en dienen. Als Jezus ons op elkaar richt en ons leert de gaven die wij gekregen hebben te gebruiken om anderen daarmee te helpen, werkt dat zich volgens Petrus vanzelf uit rond twee polen: je voert het woord of je helpt anderen metterdaad.

Laat één van die twee verdwijnen en alles vervormt. Zonder spreken over Jezus wordt de kerk op zijn best een club van lief zijn voor elkaar zoals er wel meer zijn. Zonder hulp metterdaad en concreet leven met elkaar wordt spreken over Jezus op zijn best theoretische bla. De aandacht hier in Petrus’ brief voor onderlinge liefde en dienst in de gemeente is dan ook echt geen bijzaak in de bijbel. Bijna iedere brief in het Nieuwe Testament heeft één of meer passages over liefde metterdaad, gastvrijheid, zorg, dienst, samenhang, bij elkaar horen. In het Oude Testament rekenen de profeten het volk Israël zeker zo hard af op het gebrek aan onderlinge zorg en gerechtigheid als op het dienen van andere goden.

In de praktijk van de kerk is intussen bij elk van beide polen een ambt ontstaan. Bij het spreken over God, over Jezus, bij wat we elkaar en anderen in Gods naam te vertellen hebben, is de oudste gaan horen, later de bisschop, nog later de ouderlingen (waaronder de predikanten). Niet voor niets is zo ongeveer de enige vereiste die de bijbel aan oudsten stelt en die niet ook aan alle andere christenen gesteld wordt: dat ze kunnen onderwijzen, toerusten, vormen. Bij het dienen metterdaad, helpen, er met en voor elkaar zijn, bij wat we in Gods naam voor elkaar te doen hebben, is de diaken gaan horen. Een diaken is dus geen hulp-ouderling, geen tweede-rangs. Diakenen hebben een eigen taak en verantwoordelijkheid. Ze zijn er om het netwerk van de gemeente te stimuleren, de onderlinge samenhang, dat het lichaam ook metterdaad als lichaam functioneert. Niet alleen praten, maar ook doen, woord en daad.

Je zou het voor het gemak zo kunnen samenvatten: Brengt een ouderling altijd ergens de vraag mee: wat heb jij in Gods naam aan anderen te vertellen?, een diaken brengt altijd ergens de vraag mee: wat heb jij in Gods naam voor anderen te doen? Kijk de broeders en zuster er maar gerust eens op aan. Als je een ouderling ziet mag dat best de vraag bij je boven brengen: hé, wat heb ik eigenlijk in Gods naam aan anderen te vertellen? Als je straks de diakenen hier op het podium ziet staan mag de vraag die je bij voorbaat jezelf stelt best de vraag zijn: wat heb ik eigenlijk in Gods naam voor anderen te doen? Daar gaat het uiteindelijk altijd en allemaal over.

In de kerk is het leuke dat zo’n vraag wel een appèl op jou doet, maar je niet op jezelf terug werpt, alsof je het dan allemaal maar zelf moet uitzoeken en opbrengen. Petrus steekt vrolijk in: Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen, zoals het goede beheerders van Gods veelsoortige gaven betaamt. Je hebt van alles gekregen, je mag het nu vrijuit inzetten. Zelf. Denk eens even rustig na over wat jij anderen te bieden hebt. Wat zou jij nu best eens voor een ander willen doen? Waar ben je goed in? Hoeft allemaal niet heel schokkend te zijn, of heel bijzonder, uniek of spectaculair. Het echte leven is niet zo spectaculair. Maar het krijgt een extra laag, echte diepgang als je jouw eigen gaven en mogelijkheden leert zien als gave van God die jij kunt inzetten. Wat heb jij in Gods naam voor anderen te doen?

God is niet karig. Hij geeft allerlei soorten gaven. Laten we daar goed op letten en niet onze eigen selectie aanbrengen. We weten niet half hoe belangrijk het is om iemand eens een gezellige avond te bezorgen. We weten niet half hoe belangrijk het is om iemand te ontmoeten die blijmoedig blijft in allerlei ellende. We weten niet half hoe veel goeds een complimentje kan doen, of een vraag hoe het gaat. Wat een kleine moeite kan het zijn om iemand anders eens mee uit te vragen, mee in jouw groep vrienden, en wat een groot plezier. Iemand met wat mensen helpen met verven of zo betekent niet alleen onderling plezier, maar ook een teken van Jezus’ eigen aanwezigheid voor een ander. We weten echt niet half.

Ruim vijftien jaar werken in de kerk heeft mij in ieder geval geleerd dat juist al die schijnbaar zo gewone en kleine dingen de echt heel belangrijke dingen zijn. Als het om gaven van de Geest gaat kun je je zomaar verkijken. Dat kun je evangelisch of charismatisch doen, maar net zo goed gereformeerd. Ik gun iedereen zijn of haar tongentaal of profetie, gaven van gebed en genezing, of zijn of haar gaven van wijsheid, onderwijs, bijbelkennis, discussie of debat, onderscheiden van geesten of noem nog maar wat. Allemaal heel fijn en goed en zo. Maar aan het eind van de dag komt Jezus zelf naast ons staan en vraagt hij ons eenvoudig: zo, en wat heb jij nu in mijn naam voor die ander te doen? Nee, niet alleen te zeggen, ook gewoon te doen… En dan heb ik met de jaren meer de indruk dat de God die vroeger zei dat hij niet geïnteresseerd was in offers en zo als mensen zich niet om elkaar bekommerden, nog steeds wel eens minder in allerlei vroomheid geïnteresseerd kon zijn dan in werkelijke aandacht en zorg.

Van die aandacht en zorg wil hij in ieder geval dat die in de gemeente levend aanwezig zijn. Het is niet de bedoeling dat er in de gemeente een paar mensen zijn die de kar trekken als het om onderlinge liefde metterdaad gaat en verder niks. Dien elkaar, net naar je eigen gaven en mogelijkheden. Begin er zelf al mee, ontplooi eigen initiatieven, doe wat. Het kan, jij hebt er je eigen mogelijkheden voor gekregen. Niemand kan zeggen: ik heb niks, ik kan niks, ik pas. God geeft gaven, in Jezus, door zijn Geest. Alles begint telkens weer met die magneet die tussen de metaaldeeltjes verschijnt. Dan gaan ze patronen vormen. Het zijn niet de patronen van hun eigen kracht, maar die van het magnetisch veld van de magneet. Zo willen het in de kerk niet de patronen van onze eigen krachten en sympathieën en inzichten zijn waarlangs we elkaar vinden en spreken en helpen, maar die van het krachtenveld van de Geest van Jezus. Die doen een appèl op jou: zet jouw eigen gave in voor de anderen, ga zelf meedoen, ergens in dat krachtenveld tussen spreken en doen, tussen woord en daad.

Misschien kun je daar wat hulp bij gebruiken, bijvoorbeeld als het gaat om coördinatie: dat iemand je vraagt, hé, kun jij niet eens bij die langs gaan? Daar zijn typisch diakenen voor: coördinatie, verder stimuleren. Net zo min als ouderlingen er zijn om voor je te geloven, gesprekken voor je te voeren, voor jou je geloofsleven te organiseren, zomin zijn diakenen ervoor om voor jou te dienen en te helpen. Een gemeenschap is geen kar die zich door een paar mensen kan laten trekken, een gemeenschap is een karavaan van mensen die allemaal zelf mee lopen en die op elkaar letten dat er niemand achter blijft. Maar omdat je niet alles kun zien en overzien zijn er dan mensen die verder kijken, die coördineren, bij wie van alles bij elkaar komt. Zorg er dus voor dat ze je weten te vinden. We zijn in allerlei opzicht begaafde mensen. En we moeten dáár goede rentmeesters over zijn, over die velerlei genade van God namelijk. Het is maar één ding dat de diakenen genoeg in kas hebben om financiële hulp te kunnen geven. Eigenlijk is dat maar een detail in het geheel. Dat geheel gaat over het complete functioneren van een gemeenschap. Zorg er dus voor dat de diakenen ook mensen weten te vinden die op bezoek kunnen gaan, die iets kunnen organiseren, die mensen aandacht kunnen geven die dat nodig hebben. Zorg er voor dat er wijze mensen te vinden zijn om een goed woord mee te spreken, dat er iemand is bij wie een ander kan uithuilen, zorg ervoor dat je open staat voor elkaar.

Wat heb jij in Gods naam te doen voor een ander? Dat is de vraag die bij diakenen hoort. God verleent kracht en allerlei mogelijkheden. Laat dat dan maar duidelijk zijn: zie achter jezelf God staan, die jou allerlei mogelijkheden geeft. Het gaat niet maar om ons op onszelf, en waar wij goed in zijn. Het gaat er dus ook niet om dat mensen ons gaan bedanken omdat wij zo goed en zorgzaam en lief zijn. Door ons wil Jezus zelf dienen. Hij geeft daar dan ook mogelijkheden voor. Nooit gaat een ouderling of diaken alleen de gemeente in, zonder de zorg en de nabijheid van Christus. Nooit gaan wij zelf op bezoek bij elkaar, zonder de mogelijkheden en gaven die God ons in Christus gegeven heeft.

Juist daarom kan Petrus ook verder gaan: Voert u het woord, laat dan Gods woorden doorklinken in wat u zegt. Helpt u anderen, doe dat dan vanuit de kracht die God u geeft. Dat betekent niet: woorden zo spreken alsof ze van God kwamen, met een bepaald gezag of zo. Het betekent zulke woorden spreken zoals God ze ook spreekt, door hem geleerd en gesteund. Het betekent zulke daden doen zoals ze uit kracht door God gegeven gedaan kunnen worden. Dat zijn goede woorden en daden waar God om verheerlijkt wordt door Jezus Christus. De kracht daarvoor komt niet uit ons, maar uit God. Inderdaad, en juist daarom kan het ook, en kan niemand van ons zich onttrekken aan die oproep van Petrus: dient elkaar.

Goed, nog één keertje terug naar die magneet dan. Die is nogal aantrekkelijk voor metaaldeeltjes. Het gaat maar door in het filmpje, steeds weer nieuwe deeltjes voegen zich in het patroon en maken de kracht van die magneet zichtbaar voor iedereen. Ik heb zo het gevoel dat als mensen zo op Jezus af komen en werkelijk gemeenschap vormen rond hem, in die patronen van spanningslijnen tussen woord en daad, van spreken over Jezus en helpen metterdaad, dat het dan ook bij de kerk echt doorgaat en de kracht van Jezus en zijn Geest voor iedereen steeds meer zichtbaar wordt. Zo is het ooit in ieder geval overtuigend begonnen in de eerste eeuwen. Christenen zorgden voor hun zieken, en voor die van anderen. Christenen begroeven hun doden met zorg, en ook die van anderen. Christenen keken naar elkaar om, en naar anderen. Christenen vormden een gemeenschap, en iedereen mocht daarin meedoen. En ze vertelden erbij dankzij wie dat allemaal was. Dus kwamen mensen. Ik denk: dat kon nog wel eens zo gaan. Wie Amsterdam in beweging wil zien voor Jezus Christus doet er dus goed aan zo die diakenen nog maar eens aan te kijken. Ze hebben een goede vraag voor je: wat heb ik in Gods naam voor anderen te doen? Iets kun je zeker. Want je bent een begaafd mens, door God zelf begaafd. Moet je eens kijken hoe God geëerd wordt als je dat nu gewoon eens doet. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 22 februari 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *