Ik ben de opstanding en het leven

Preek over Johannes 11:25-26

orde morgendienst
welkom
lezen Marcus 16:1-7
zingen: Opwekking 618
zingen: NGK 99
stil gebed
votum en groet
gebed
Schriftlezing Johannes 11:1-44
preek over Johannes 11:25-26
zingen: NGK 111
bevestiging ambtsdragers
zingen: Opwekking 44
gebed
intro avondmaalmaal
zingen: NGK 161,1.4
avondmaalsviering
zingen: Liedboek 477
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 430
zegen

Geloof je dat? Ik ben de opstanding en het leven. Geloof je dat? Geloof je dat? Wie in mij gelooft, zal leven ook al is hij gestorven. Geloof je dat? Wie leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat? In het hele verhaal van Johannes 11 zijn de woorden van Jezus hier ongetwijfeld de diepe kern, het centrum, waar al het andere om ronddraait. Als je, zoals wij net, het geheel van vers 1-44 gelezen hebt, keer je onwillekeurig terug naar deze woorden. Ik ben de opstanding en en het leven. Ja, maar ook: geloof je dat? Vertrouw je daarop?

Daar gaat het om, in dit hele gedeelte, om ons geloof in Jezus als de opstanding en het leven, en dan preciezer nog: om ons vertrouwen op Jezus als de opstanding en het leven. Geloven ligt in de bijbel veel dichter bij vertrouwen dan zomaar voor ons. En zeker hier in Johannes. We staan hier voor Jezus als degene in wie alleen al onze vragen van dood en leven een antwoord vinden. Maar dat is niet het antwoord van dat we nu begrijpen hoe het zit. Niet het antwoord van: dit is het spoorboekje van hoe het gaat als mensen sterven. Het is het antwoord van het leven zelf, van hoe het gaat en dat je er dus op vertrouwen kunt: Lazarus leeft door Jezus. Hoe precies, dat blijft een geheim. Lazarus zelf heeft het nooit verklapt. We raken hier de diepste geheimen rond Jezus zelf, verrassingen die we niet begrijpen, maar alleen in verwondering kunnen aannemen, aannemen uit zijn handen, in vertrouwen.

Die twee dingen: Jezus zoekt geloof in zichzelf, vertrouwen op hem als in eigen persoon de opstanding en het leven, als in eigen persoon het antwoord op onze vragen van dood en leven, èn: dit is geen zaak van begrijpen maar van leven – die twee dingen trekken rode lijnen door Johannes 11. Het gaat om geloof, om vertrouwen. Vers 15: om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Vers 26: geloof je dat? Vers 42: dan zullen zij geloven dat u mij gezonden hebt. Maar tegelijk is er steeds weer het onbegrip: het onbegrip van de discipelen, het onbegrip van Marta, van Maria, van de Joden: Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn! Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?

Ja, dat had Jezus kunnen doen. Als Johannes iets duidelijk maakt dan is het dat Jezus expres gewacht heeft om naar Betanië te gaan. Ze hadden nog een boodschap gestuurd: Lazarus is ziek! Maar Jezus was gewoon nog twee hele dagen gebleven waar hij was. Het is maar goed dat Johannes er meteen bij vertelt dat Jezus veel hield van Marta en haar zuster, en van Lazarus. Want dit is toch wel vreemd. Er is hier iets. Het gaat er om dat Jezus maar niet het antwoord op ziekte en dood heeft, maar dat Hij dat antwoord is. Ik ben de opstanding en het leven. Hij wil vertrouwd worden in zijn levensgang, in zijn leven voor mensen.

Gaat daar het niet begrijpen van over? Het lijkt er niet op. Geloof je dat? vraagt Hij aan Marta. Ja Heer, zegt ze. Maar haar antwoord verder laat merken dat ze niet gevat heeft wat Jezus zei. Het is alsof ze geen tijd heeft voor raadselwoorden en zegt: Ja Heer, ik geloof alles wat u zegt en vertrouw u alles toe. Nergens duikt het begrijpen op, hier. Wel het geloven, straks. Zelf vele Joden (Joodse leiders zijn dat in Johannes) gaan in Jezus geloven. Maar dat is omdat ze zágen wat hij gedaan had. Jezus is zelf het antwoord, het antwoord van God op alle vragen van dood en leven: Ik ben de opstanding, ik ben het leven zelf. Hij gaat zijn eigen levende levensgang.

Geloof je dat? Vertrouw je daarop? Daar mag je dus best van alles niet bij begrijpen. Zet het maar uit in je eigen leven. Hoe ging dat ook al weer? Hij was ziek. Zij was ziek. Heer, help! Geef genezing. We weten nog dat we het baden. Heer, kom terug voor het te laat is. Maar toen was het wel te laat. Of: hij was misschien nooit ziek geweest, maar wel plotseling dood. Zij was, wie weet, nog jong, en zomaar verongelukt. En nee, misschien op de begrafenis nog niet, maar wel daarna was daar die gedachte: Heer, als u hier geweest was, dan was het zo anders gegaan. Had u daar nou niks aan kunnen doen? Moest dat nu zo?

Goeie vragen. Niet wegstoppen. Doen Marta en Maria ook niet. Maar stel ze wel aan Jezus. Dan krijg je onder meer hier in Johannes 11 ook jouw antwoord. Om te beginnen wel in dat kleine bijzinnetje: Jezus hield veel van Marta en Martia en Lazarus. Dat is de basis van alles, nietwaar? Er wordt hier op aarde door Jezus niet geëxperimenteerd met mensen. Jezus weet wat hij ons toevertrouwt in ons leven, zoals hij wist wat hij deze drie mensen toevertrouwde in hun leven. Jezus liet Lazarus sterven, hij greep niet in. Maar hij gebruikt dat wel om zichzelf te laten zien op een nog weer nieuwe manier, dieper, kwetsbaarder ook. Ik ben de opstanding en het leven. Ieder die leeft en op mij vertrouwt zal nooit sterven.

Kijk maar naar wat er gebeurt. Jezus laat het niet bij woorden. Hij laat zien dat het waar is ook. Kijk maar: Lazarus leeft, ook al is hij gestorven. Hij kan geroepen worden, alsof hij slaapt: Lazarus, kom naar buiten! Hoe dat kan? Hoe dat geweest is? Hoe dat te begrijpen valt? ‘Maak de doeken los en laat hem gaan,’ dat is alles. Het gebeurt. Het is er. Het is het antwoord van het leven zelf, sterker dan de dood. En dat leven is in Jezus, de Zoon van God zelf, de Messias, hij die in de wereld zou komen. Ieder die leeft en op hem vertrouwt zal nooit sterven. Kijk maar, het is gebeurd, getoond, werkelijkheid in Lazarus. Met Marta, met Maria, krijgen ook wij dat eenvoudig in handen geduwd door Jezus zelf. Kijk maar: als je op mij vertrouwt zul je nooit sterven. Geloof je dat? Vertrouw je daarop?

Vertrouw je daarop, ook voor die ene, die ander, die geliefde van jou? Lazarus was maar een voorbeeld, nietwaar? Geloof je dat? Vertrouw je daarop? En dan ook echt als een voorbeeld van waar het hier om gaat: niet als een voorbeeld van hoe het gaat op de grens van leven en dood, niet als een voorbeeld van het begrijpen en van het spoorboekje, maar als een voorbeeld dat Jezus echt de opstanding en het leven is? Lazarus had geen bijna-dood-ervaring, hij had een echte dood-ervaring, maar heeft er nooit informatie over nagelaten.

Het gaat hier niet om Lazarus, maar om Jezus. Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden. Dat had Jezus gezegd vóór alles uit. En toen had hij gezegd: Lazarus, kom naar buiten. Kom op, je bent niet dood. Je vertrouwde toch op mij? Nou. Ik ben de opstanding en het leven, zegt hij. Niet: Ik weet hoe het werkt, hoe het gaat, wat het recept is voor het leven. Maar: Ik ben. Ik ben de opstanding, dat betekent onontkoombaar: Ik ben degene die sterven gaat, maar tegen de dood bestand is, ik ben het onvergankelijke leven. Een paar dagen later stierf Jezus zijn eigen dood. En we vieren vandaag dat hij nog weer een paar dagen later zelf is opgestaan. Het heeft hier allemaal de kleur van: ik ben degene die de confrontatie met de dood echt aangaat en ik ga overwinnen.

Ik ben de opstanding, met die woorden plaatst Jezus zichzelf helemaal naast ons, in onze strijd met de dood vóór de jongste dag. Hij praat niet maar, hij doet, hij laat gebeuren, hij gaat zijn eigen levende levensgang, de dood door, voor ons. Zo vinden we hem dan ook terug hier in dit verhaal: naast Marta en Maria in hun verdriet, geëmotioneerd, omdat de dood ècht erg is. Zo erg, dat hij er hoogst persoonlijk tegen op gaat treden. Diep bewogen is Jezus. Jezus begon ook te huilen. Dat lezen we hier, uitsluitend hier. Vlak bij zijn eigen dood ziet Jezus het verdriet en het gemis, het sterven en het begraven worden onder ogen. En het raakt hem. Er komt iets grommends over hem, iets van: hier moet ik echt tegen aan. Hij is zeldzaam kortaf: Waar hebben jullie hem neergelegd? Haal die steen weg!

Ik ben de opstanding en het leven. Ja, dat komt terug in heerlijkheid in het laatste bijbelboek Openbaring: Ik ben dood geweest, en kijk, ik leef tot in alle eeuwigheid. Maar het komt eerst hier naar voren in dat: Jezus begon ook te huilen. Naast ons. Nergens anders vinden we de Zoon van God kwetsbaarder dan hier. Vlakbij ons eigen verdriet, vlakbij ons eigen gemis. Hij weet waarvoor hij gekomen is, hij weet waarvoor hij de dood zelf onder ogen gaat zien, en die vijand echt gaat bréken. Ja, Jezus hield veel van Marta, van Maria, van Lazarus, van jou, van u, van mij.

En daarom is hij gegaan, de dood in, de dood door, en hij bleek echt bestand tegen de dood. Hier al bleek hij sterker. Zijn nabijheid bij mensen is geen machteloze nabijheid. Jezus zit niet bij ons, zoals wij bij elkaar kunnen zitten rond een dode, of bij elkaar kunnen zijn na een begrafenis. We zijn er voor elkaar, maar we kunnen er niets aan doen. Wie op Jezus vertrouwt zal leven, ook wanneer hij sterft. Kijk maar: Lazarus kómt naar buiten, nog wankelend en schuifelend door de zwachtels en de doeken, maar levend en echt. En kijk maar: daar is een graf leeg in een tuin, de hoofddoek keurig opgevouwen aan het hoofdeinde. Ik ben de opstanding en het leven. Kijk maar. Geloof je dat? Vertrouw je daarop? Vertrouw je op mij?

Nee, dat is allemaal geen kwestie van begrijpen, van nu een passende theorie hebben, van nu eindelijk kunnen volgen van hoe het in elkaar zit, het leven en de dood. Breng al je vragen maar in, dat is prima. Denk er rustig over door ook. Maar de antwoorden worden bij Jezus niet in woorden, maar in daden gegeven. We staan niet voor een theorie vanmorgen, maar voor Jezus zelf, voor de werkelijkheid die hij schept, voor zijn levensgang, voor wat hij laat gebeuren. Ieder gesloten wereldbeeld moet er een weg mee vinden en of open gaan naar meer, naar God, naar de Levende en het leven, of zich eens te meer sluiten en ontkennen. Ik ben de opstanding en het leven. Kijk maar: ik roep Lazarus en hij leeft. Kijk maar: ik leef, mijn graf is leeg, mijn Geest brengt nieuw leven over heel de wereld en zal ook jou opwekken op de laatste dag als je op mij vertrouwt.

Vertrouwen wij daar op, voor onszelf, en voor ónze doden die in de Heer gestorven zijn, dat dit de wèrkelijkheid is dat wie in Jezus gelooft nooit meer zal sterven, zo geroepen kan worden door Jezus? Vertrouwen wij er op dat er in ons leven dat geheim zal zijn dat wij naar zijn land geleid worden en zullen doorleven tot in eeuwigheid? Wat we daarvan begrijpen kunnen, is niet bijster veel. Wat we ons er voor voorstelling van maken, we knoeien maar wat aan met onze fantasie. Maar dat is uiteindelijk helemaal niet van belang. Het gaat niet om hoe precies, niet om dit en dat en zus en zo. Het antwoord op alle vragen van dood en leven ligt niet in een theorie, maar in Jezus Christus zelf en in de werkelijkheid die Hij schept. Kijk maar: Lazarus, kom naar buiten! Kijk maar: het graf was leeg en kijk die discipelen maar voelen en zien hoe Jezus leeft en eet en spreekt en brood breekt. Dat is allemaal gebeurd om ons te laten geloven, te laten vertrouwen dat er even echte werkelijkheid zal zijn achter dit woord: ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven.

Het houdt dus niet op bij Jezus. Je leven is niet tenslotte toch een doodlopende weg. Je hoeft niet hier alles te doen, alles mee te maken, alles te genieten, omdat het anders te laat is. Wat je hier claimt en opzuigt, wat je hier boeit en fascineert, wat je hier zomaar helemaal meeneemt, het is niet alles. Het is niet opgaan, blinken en verzinken en punt. Het is niet zo lang mogelijk jong blijven en als het op is, is daar een graf. Ook hier in de stad rijden de begrafenisauto’s en zijn er mensen verdrietig. Sommigen zeggen: Heer, als u er geweest was. Anderen denken dat het over en uit is voor al die mensen op de grote dodenakkers van Westgaarde en de Ooster. Maar voor wie op Jezus vertrouwt is daar aan de andere kant van de dood Jezus’ stem: Lazarus, kom naar buiten! Kom bij me. En vul je eigen naam maar in ook, als je op Jezus vertrouwt: jij, jij zelf, kom maar, je bent niet dood, kom maar bij me. Het is tijd om verder te leven tot in eeuwigheid. Dan heb je hier tijd over dus. Wie op Jezus vertrouwt heeft hier alle tijd om er zoveel mogelijk anderen van te vertellen: kom op, je leven kan veel verder reiken dan hier. Vertrouw maar op Jezus. Hij is de opstanding en het leven. Kijk maar, het is Pasen. Kijk maar, Lazarus.

Ik ben de opstanding en het leven. Vertrouw je daarop? Kijk maar naar Jezus, naar zijn levende levensgang, de dood door. Wie in mij gelooft, zal leven, ook wanneer hij sterft. Vertrouw je daarop? Kijk maar naar Lazarus. Wie leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Vertrouw je daarop? Kijk maar naar Jezus. Zijn graf is leeg. Hij leeft. Hij is bij je. Vertrouw er maar op. Alles wordt er anders van.

Laten we bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 23 maart 2008

eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 26 november 200

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *