Eerste dinsdag na het octaaf van Pasen – Metten

korte stilte

uitnodiging

Heer, open mijn lippen,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.
God, kom mij te hulp,
Heer, haast U mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95
Kom, laten wij jubelen voor de HEER die zich in de verlossing onze rots, onze redding toonde.

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

Kom, laten wij jubelen voor de Heer,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe,
van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de Heer, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.
Halleluja!

hymne: Rex aeterne, domine

Eeuwige koning, onze Heer,
Schepper van al wat bestaat,
die vóór de eeuwen immer al
de Zoon bij uwe Vader waart,

U hebt bij ’s werelds eerst begin
Adam, de mens, zelf geboetseerd,
en hem een aanschijn, naar uw beeld,
geschonken, dat op U gelijkt.

De tegenstrever hem bedroog,
de vijand van het mensenras;
toen heb U zich verwaardigd om
de vorm zijns lichaams aan te doen,

om te verlossen deze mens
die U voordien zelf had gevormd,
ons te verenigen met God
door deelgenootschap in het vlees.

En nu, geboren uit de maagd,
ziet bevend alle ziel U aan;
door U wacht ons verrijzenis,
geloven wij van harte, Heer.

U gaf ons in de waterdoop
kwijtschelding van de zondeschuld,
ons mensen die aan ketens van
’t geweten waren vastgelegd.

U hebt omwille van de mens
vrijwillig zelfs het kruis aanvaard,
U hebt uw bloed voor ons gestort
als prijs voor onze zaligheid.

De tempelvoorhang is gescheurd
en heel de aarde heeft gebeefd,
en veel ontslapenen hebt U
toen, Heer, ten leven opgewekt.

U hebt des ouden vijands kracht
verpletterd door uw dood aan ’t kruis.
De vlag van dat geloof kan uit,
ons voorhoofd met dat kruis gemerkt.

Verwaardig U die vijand ver
van ons te houden t’allen tijd;
dat nimmer meer hij ons belaag’
die door uw bloed zijn vrijgekocht.

Om onzentwil ook wilde U
neerdalen in het dodenrijk,
om aan de slaven van de dood
te schenken leven voor altijd.

U zingen wij dit nachtelijk uur
tot tranen toe dit lofgezang:
schenk ons vergiffenis, o Heer,
vergeef ons, wij bekennen schuld.

U die getuige èn rechter bent —
dus U bedriegen kan geen mens —
U volgt ook het geheime spoor
van ons geweten met uw oog.

U bent de enige die ons
hoogsteigen hart totaal doorziet,
en aan geheime wonden geeft
U, goede dokter, eerste hulp.

U zult, op vast bepaalde tijd
een einde maken aan deze eeuw;
aller verdiensten zult U dan
belonen met rechtvaardig loon.

Daarom, heilige, vragen wij
naar onze wonden om te zien,
U die Zoon met de Vader bent
en altijd met de heilige Geest.

Vader, de ere zij aan U,
en aan uw eengeboren Zoon,
tezamen met de heilige Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. Amen.

eerste antifoon

Halleluja, halleluja, halleluja.

eerste psalm: Psalm 38:1-11
Alle mensen die Jezus gekend hadden stonden op een afstand toe te zien (Luc. 23:49)

Een psalm van David, een dringend gebed.

Wees niet vertoornd, Heer, straf mij niet,
bedwing uw woede, sla mij niet.
Diep zijn uw pijlen in mij gedrongen,
zwaar is uw hand op mij neergedaald.

Door uw toorn is niets aan mijn lichaam nog gaaf,
door mijn zonden is niets van mijn gebeente nog heel.
Mijn schuld steekt hoog boven mij uit,
als een zware last, te zwaar om te dragen.

Mijn wonden zweren en stinken
vanwege mijn lichtzinnig leven.
Ik loop gebogen, diep gebukt,
ik ga in het zwart gehuld, dag in dag uit.

In mijn lendenen woedt de koorts,
niets aan mijn lichaam is nog gaaf,
ik ben uitgeput, gebroken,
met bonzend hart schreeuw ik het uit.

Heer, al mijn verlangens zijn u bekend,
mijn zuchten is u niet verborgen,
mijn hart gaat tekeer, mijn kracht ebt weg,
mijn ogen verliezen hun glans.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede psalm: Psalm 38:12-23
Alle mensen die Jezus gekend hadden stonden op een afstand toe te zien (Luc. 23:49)

Mijn liefste vrienden ontlopen mijn leed,
wie mij na staan, houden zich ver van mij.
Mijn belagers lokken mij in de val,
wie mijn ongeluk willen, spreken dreigende taal,
dag in dag uit verspreiden ze leugens.

Maar ik houd mij doof en wil niet horen,
ik doe als een stomme mijn mond niet open,
ik ben als iemand die niet kan horen,
geen verweer komt uit mijn mond.

Want op u, HEER, hoop ik,
van u komt antwoord, mijn Heer en mijn God.
Ik denk: Laten ze niet om mij lachen,
niet triomferen nu mijn voet wankelt.

Want ik ben de ondergang nabij
en altijd vergezelt mij de pijn.
Ik wil u mijn schuld belijden,
door mijn zonden word ik gekweld.

Maar mijn vijanden leven, zij zijn sterk,
zij zijn met velen en blind is hun haat.
Ze vergelden goed met kwaad
en vallen mij aan, al zoek ik het goede.

Verlaat mij niet, HEER,
mijn God, blijf niet ver van mij.
Haast u mij te helpen,
Heer, u bent mijn redding.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde psalm: Psalm 39
De schepping is ten prooi aan zinloosheid, … door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen (Rom. 8:20)

Voor de koorleider. Voor Jedutun. Een psalm van David.

Ik had mij voorgehouden: Ik moet mij beheersen
en mijn tong voor zonde behoeden,
mijn mond met een muilband bedwingen
te midden van mensen zonder God of gebod.

En ik zei dan ook niets, geen woord,
ik zweeg en vond geen verlichting,
ik voelde steeds heviger pijn.
Het brandde in mijn binnenste,
bij mijn zuchten laaide een vuur op
en mijn tong begon te spreken:

‘Geef mij weet van mijn einde, HEER,
van de maat van mijn levensdagen,
laat mij weten hoe vergankelijk ik ben.
U maakte mijn dagen een handbreed lang,
mijn levensduur is niets in uw ogen,
niet meer dan lucht is het bestaan van een mens, sela
niet meer dan een schaduw zijn levenspad,
niet meer dan lucht wat hij rusteloos najaagt,
hij vergaart en weet niet wie het toevalt.’

Wat heb ik dan te verwachten, Heer?
Mijn hoop is alleen op u gevestigd.
Bevrijd mij van al mijn zonden,
bespaar mij de hoon van dwazen.

Ik zei niets, opende mijn mond niet,
want u was het die mij dit alles aandeed.
Houd op mij nog langer te kwellen,
ik bezwijk onder de slagen van uw hand.
U kastijdt de mens als straf voor zijn zonde,
als een mot vreet u weg wat hij begeert,
niet meer dan lucht is een mens. sela

Hoor mijn gebed, HEER,
luister naar mijn hulpgeroep,
wees niet doof voor mijn verdriet,
want een vreemdeling ben ik, bij u te gast
zoals ook mijn voorouders waren.
Wend uw straffende blik van mij af,
dan beleef ik nog vreugde
voordat ik heenga en niet meer ben.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Halleluja, halleluja, halleluja.

vers

God heeft Christus uit de dood opgewekt, halleluja,
zodat ons geloof tevens hoop is op God, halleluja.

korte stilte

zegen

God ontsteke in ons het vuur van zijn liefde.

eerste lezing: Handelingen 4:32-37

De groep mensen die het geloof had aanvaard, leefde eendrachtig samen. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. Niemand onder hen leed enig gebrek: wie een stuk grond of een huis bezat, verkocht het, bracht de opbrengst naar de apostelen en legde die aan hun voeten neer, waarna het geld naar behoefte onder de gelovigen werd verdeeld. Een van hen was Josef, een Leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen, wat in onze taal ‘zoon van de vertroosting’ betekent. Hij bezat een akker, die hij verkocht, waarna hij het geld naar de apostelen bracht.

eerste responsorie

Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, vol verachting is weggeworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is, halleluja, halleluja.
Door niemand anders kunnen wij worden gered.

tweede lezing: Handelingen 5:12-16

De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo, en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen. Steeds meer mensen gingen in de Heer geloven, een groot aantal mannen zowel als vrouwen, en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matrassen buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen. Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen.

tweede responsorie

De apostelen verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus, halleluja, halleluja.
Ze bleven dagelijks onderricht geven in de tempel of bij iemand thuis en gingen door met het verkondigen van het goede nieuws dat Jezus de messias is.

derde lezing: Handelingen 5:17-21

Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. ’s Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat dit nieuwe leven aangaat.’ De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten.

lofzang

U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader, eert heel de aarde.
Tot U roepen alle engelen,
tot U de hemelen en alle machten.
Tot U roepen cherubs en serafs,
die zonder ophouden zingen:
Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw grote heerlijkheid. —

U looft het roemvol koor der apostelen,
U het lofwaardig getal der profeten.
U looft de blanke stoet der martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven,
U, heilige Geest, de Vertrooster. —

U, Christus, Koning der glorie,
U bent de eeuwige Zoon van de Vader.
U, die om de mens verlossing te brengen,
geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd.
U, die de prikkel van de dood hebt overwonnen
en voor de gelovigen het hemels rijk heb geopend,
U zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader.
U zult als rechter komen, zoals wij geloven.
U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp
die U door uw kostbaar bloed hebt gered.
Laat ons geteld worden onder uw heiligen
in de eeuwige heerlijkheid. —

Red, Heer, uw volk en zegen uw erfdeel,
hoed hen en draag hen voor immer.
U willen wij prijzen, iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons,
zoals ons vertrouwen uitgaat naar U.
O U, Heer, is onze hoop gevestigd,
beschaam ons niet in eeuwigheid.

slotgebeden

Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

HEER, hoor mijn gebed,
laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Dankbaar voor het Paaslam dat de zonden der wereld wegneemt en ons het leven schenkt, willen wij de Vader bidden: God, onze Schepper, houd ons in leven.
God, onze Schepper, gedenk het lijden en de opstanding van het Paaslam, dat aan het kruis is geslacht; luister naar Hem die altijd voor ons ten beste spreekt.
Neem het oude zuurdeeg van slechtheid en zonde van ons weg; geef dat wij leven van het zuivere brood van reinheid en waarheid.
Help ons vandaag te breken met de zonde van tweedracht en afgunst; maak ons gevoelig voor de noden van onze medemens.
Beziel ons met de geest van het evangelie; laat ons nu en altijd de weg van uw geboden gaan.

Ik bid U, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.