De Eerstgeboren Zoon leert ons roepen om de erkenning van Gods Vaderschap

Preek over zondag 47 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: NGK 47,3
gebod
zingen: NGK 102a,4
gebed
Schriftlezing Lucas 1:46-55.68-79
inzameling gaven
zingen: Psalm 8
preek over Zondag 47
zingen: Psalm 135,1.3.8
gebed
zingen: NGK 36,2
zegen

Als we tot onze God bidden: uw naam worde geheiligd, om welke naam gaat het dan? God heeft vele namen. Je hoeft de bijbel maar door te bladeren om het te zien. Hij is God de Almachtige, die doen kan wat Hij doen wil. Hij is God de Heer, die meester en eigenaar is van de schepping. Hij is Jahwe die op de cherubs troont, de God die met Israël een verbond heeft gesloten. Hij is de eerste en de laatste, de levende, die is en die was en die komt, de trouwe God. En zo zouden we nog wel even door kunnen gaan. Een christen hoeft niet onder de indruk te raken van de negenennegentig schoonste namen voor hun god die de moslims uit de koran hebben samen gelezen.

Toch staat de bede in het enkelvoud: uw naam worde geheiligd. Bedoeld is duidelijk de meest karakteristieke naam van God, de naam die tegelijk het meest eigene van het christelijk geloof uitdrukt. Om welke naam gaat het dan? Wat is de naam van God die wij juist als christenen — want als zodanig bidden wij — geheiligd zouden willen zien?

Het antwoord op die vraag is even eenvoudig als diep. Want wie God aanspreekt als onze Vader die in de hemel woont, die bidt in de eerste bede van dat ‘Onze Vader’ om de heiliging van precies deze naam waarmee hij God aanspreekt. Dat heeft onze broeder Johannes Eusebius Voet in Gezang 5 vers 2 precies getroffen en het vergoedt veel van zijn kreupelrijm: geef dat elk, waar hij op aarde leeft, die vadernaam erkennen mag, geef dat elk als kind op U lijkt en in zijn doen uw beeld blijkt. Vanuit deze naam: onze Vader die in de hemel woont, krijgen nu alle andere namen van God hun kleur. In de heiliging juist van deze naam komen al die andere mee. Maar het is deze naam die typerend is, die het ‘Onze Vader’ een typisch christelijk gebed maakt, dat geen moslim kan bidden. Alleen christenen kunnen dit gebed bidden, want alleen zij zijn in Christus Gods kinderen geworden. Het is niet voor niets, maar allesbepalend dat wij dit gebed juist van de Here Jezus hebben ge­leerd.

We moeten ons realiseren dat het ‘Onze Vader’ daarmee ook een typisch nieuwtestamentisch gebed is. Al kunnen we niet zeggen dat Gods Vadernaam in het oude testament onbekend was, hij speelde daarin niet de centrale rol die hij in het nieuwe testament heeft. Nu wij tot God bidden als onze Vader in Jezus Christus, nu krijgt ook de heiliging van zijn naam een eigen, nieuwtestamentische kleur, anders dan in het oude testament. Ik zal daar straks nog op terugkomen.

Nu zullen we eerst onze inzet nemen bij dat allesbepalende, dat wij dit gebed, en daarmee ook deze bede, van onze Heer, Jezus Christus, hebben geleerd. Hij is de Eerstgeboren Zoon, en juist Hij leert ons, zijn vele broeders en zusters, in deze bede roepen om de erkenning van Gods Vaderschap. Dat is het thema van vanmorgen/vanmiddag:

De Eerstgeboren Zoon leert ons, zijn vele broeders en zusters, roepen om de erkenning van Gods Vaderschap. Hij leert ons dat roepen in waarheid, in verwachting en in afhankelijkheid.

In de bede, uw naam worde geheiligd, vragen wij God dus om de erkenning van zijn Vaderschap. We vragen dan volgens de catechismus allereerst aan onze Vader die in de hemel woont dat wij Hem naar waarheid kennen. Dat ligt nogal voor de hand. We zouden anders immers vragen om de erkenning van God als een ander dan Hij is. Toch is het om meer dan één reden nodig er apart om te vragen. In de eerste plaats is God een Persoon, en personen moeten zich laten kennen, zich openen en geven om werkelijk gekend te worden. Wie een ander alleen van de buitenkant kent, kent hem of haar nog niet. Zo vragen wij aan God of Hij zich aan ons geven wil, of Hij zijn hart voor ons persoonlijk openen wil en even persoonlijk tot ons hart spreken wil. En nu Christus, in wie Gods liefde naar ons toegekomen is, ons dit leert bidden, nu mogen we het ook bidden in de verwachting dat God ons zichzelf wil geven, persoonlijk.

In de tweede plaats is God maar niet een persoon zoals andere mensen om ons heen, nee, Hij is een hemelse Persoon. Zo is zijn Vaderschap ook een hemels Vaderschap, waarvan wij niet op een aardse manier mogen denken. En dat doen wij zomaar wel. Wij zijn mensen die op aarde leven, in een samenleving van mensen met eigen gewoontes, gebruiken, misbruiken en misstanden. In die aardse wereld heeft God ons opgezocht in zijn Zoon en ons tot zijn kinderen aangenomen. Christus leert ons vanuit ons eigen bestaan God aanroepen als onze Vader. Maar dan is het risico niet denkbeeldig dat er wat dingen door elkaar gaan lopen. Tenslot­te hebben wij allemaal onze eigen menselijke vaders. En die gedragen zich op een bepaalde manier. Dan kan het zomaar gebeuren dat wij ons bij God de Vader net zo iemand voorstel­len als bij onze eigen vader. En dat kan heel erg pijnlijk zijn. Wat een spoor van vernieling kunnen ouders, soms met de beste bedoelingen, trekken door het leven van hun kinderen. Juist op dit hele centrale punt van het geloof, waar allerlei lijnen bij elkaar komen, kan het dan menselijkerwijs onmogelijk worden open te staan voor de liefde van God de Vader. Laten we daar niet gering van denken, maar samen naast elkaar gaan staan en bidden tot God of Hij het ons allen samen wil geven dat wij Hem als Vader naar waarheid kennen.

Want ook als je wel een goede vader en moeder hebt gehad is het niet de bedoeling dat je je beeld van God de Vader modelleert naar je eigen ouders. Als wij vragen om de heiliging van Gods Vadernaam, dan moeten we ons realiseren wat Gods Vaderschap is, hoe Hij daarin naar ons toekomt. Gods Vaderschap is van een andere orde dan het onze. God is dan ook op een andere manier onze Vader geworden, dan wij vader worden van kinderen. Mannen worden vader, biologische vader zoals dat dan heet, door een kindje te verwekken bij een vrouw, en dat hoort de vrouw te zijn waarmee zij in liefde getrouwd zijn. Zo is God onze Vader niet geworden. Dat is eigenlijk best wel opvallend. Tenslotte is God ook onze Maker. Toch wordt Hij in dat verband niet onze Vader genoemd. Hij heet pas onze Vader in Jezus Christus zijn Zoon. Zondag 9 van de catechismus heeft dat heel sterk verwoord: de eeuwige Vader van onze Heer Jezus Christus, die hemel en aarde met al wat erin is — ook ons — uit niets geschapen heeft, is om zijn Zoon Christus mijn God en mijn Vader. Hij wilde ons, kapotte schepselen die wij zijn, weer heel maken en maken zoals Christus, zijn Zoon. Dat betekent: God is niet onze Vader omdat Hij ons heeft gemaakt, maar omdat Hij ons herstelt, omdat Hij ons ook herstelt in wat onze aardse vaders aan ons kapot gemaakt hebben.

Zo, als de goede, de herstellende God, komt Hij naar ons toe in een reeks van grote en wonderlijke daden, die allemaal hun centrum hebben in het leven en sterven van zijn enige ‘natuurlijk’ Zoon, onze Here Jezus Christus. De hele geschiedenis ervan is in de bijbel opgetekend. En als we in de bijbel leven, dan zien we er ook van alles van om ons heen en in ons eigen leven. We zien onze Vader in zijn zorg voor ons leven, in de groei en bloei van de natuur, in zijn leiding in de geschiedenis. Nee, we zien Hem niet altijd scherp. God heeft ook zijn verborgen werken en er is meer dan God aan het werk in ons leven en in de geschiedenis. Maar van de grote werken die in de bijbel zijn opgetekend mogen we zeker zijn. Daar ligt ons uitgangspunt. Daar vinden we ook alle aanleiding om onze Vader te roemen en te prijzen in zijn almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid. Want daar vinden we Gods daden beschreven waardoor Hij onze Vader is geworden: Hij heeft zijn Zoon gegeven om voor onze schuld te betalen en ons tot zijn vrije en herstelde kinderen aan te nemen. Twee voorbeelden van zulk heiligen van Gods naam hebben we samen gelezen. Zo welsprekend kan een mens worden die ziet hoe rijk onze God en Vader is in zijn herstellend werk. Wanneer wij vragen om de erkenning van Gods Vaderschap, dan vragen wij om erken­ning van onze hemelse Vader zoals Hij in Christus naar ons toekomt: vol goedheid, vergeving, en nieuwe mogelijkheden van leven. Wie God als Vader wil kennen moet niet naar zijn eigen vader zien, maar naar Gods eigen, grote, herstellende werken in zijn Zoon. Zo is Hij en niet anders. Hemels, niet aards.

En met die werken moeten we ons ook bezig blijven houden. Dat is de derde reden waarom het nodig is te vragen dat wij God naar waarheid kennen. God naar waarheid kennen betekent met God omgaan in zijn Zoon en met God om blijven gaan in Hem. We kunnen Gods Vader­naam alleen maar heiligen als we ons verdiepen en blijven verdiepen in zijn daden voor ons. Wij zijn niet van die vol­houders in die dingen. Daarom vragen we aan God om kracht en om mogelijkheden, of Hij ons, als we zelf verslappen, broeders en zusters in ons leven wil geven om ons weer wakker te maken, of Hij ons met elkaar telkens weer zicht wil geven op zijn Zoon en op zijn werk, om niet op te houden met roemen en prijzen, maar juist steeds meer en steeds dieper stof tot lof zingen te vinden in Gods daden, vol almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid.

We komen bij het tweede: de Eerstgeboren Zoon leert ons in verwachting roepen om de erkenning van Gods Vaderschap.

Binnen de behandeling van het ‘Onze Vader’ in de catechismus is de aandacht vooral geconcentreerd op wat wij zelf voor onszelf vragen van God in de verschillende bedes. Toch zal het duidelijk zijn dat de betekenis van de bede daarin niet opgaat. Er staat niet: uw naam worde geheiligd door ons, maar, heel in het algemeen: uw naam worde geheiligd. De blik van een christen is niet alleen op het hier en nu gericht, maar ook op de ruimte van de hele wereld en tot over de horizon van de toekomst. Wij bidden dan ook niet alleen maar of God ons zicht wil geven zichzelf als onze liefhebbende en herstellende Vader in de hemel en of Hij ons wil helpen Hem als zodanig te prijzen met woord en daad, nee, wij bidden dat in het algemeen, voor alle mensen en voor heel de schepping. We mogen dat ook rustig invullen in antwoord 122: Vader in de hemel, geef aan alle mensen eerst dat zij U naar waarheid kennen, in de rijkdom van uw liefde in Christus, en U heiligen roemen en prijzen in al uw werken waarin al uw deugden glansrijk stralen. Geef alle mensen ook dat zij hun hele leven daarop richten dat uw naam geëerd en geprezen wordt.

Juist daarin zijn christenen kinderen van hun hemelse Vader, dat zij dezelfde hartstocht hebben als Hij: getroffen als ze zijn door de liefde van God begeren ze de erkenning en doorwerking daarvan bij alle mensen. Het is juist deze algemene formulering van de bede, die de blik richt tot aan de einden van de aarde, waarin het typisch nieuwtestamentisch karakter van deze bede — en van heel het ‘Onze Vader’ — uitkomt. Samen met al onze broeders en zusters bidden wij in de christelijke kerk tot onze Vader, dat Hij nog veel meer kinderen wil roepen, dat het koor van ‘onze-Vader-zeggers’ steeds groter mag worden. Het woordje ‘ons’ in het ‘Onze Vader’ is een open woordje, vol verwachting en verlangen. En we mogen op de vervulling van dat verlangen rekenen, want het is het verlangen van onze Vader in de hemel zelf. Juist daarvoor is Christus naar de aarde gekomen en Hij heeft ons deze bede geleerd. Zo gaat God in het nieuwe testa­ment de wereld in, met de bood­schap van verge­ving en verlos­sing in zijn Zoon, op zoek naar zo veel mogelijk men­sen. Hij laat zijn evangelie van de daken roepen, overal. En iedere keer als wij bidden, zo heel in het algemeen, uw naam worde geheiligd, bidden wij om het goede effect van deze boodschap.

We weten in onze geseculariseerde maatschappij maar al te goed hoe nodig dat gebed is. Wij kunnen elkaar het geloof niet geven. God moet zichzelf persoonlijk geven aan ieder mens en spreken tot zijn of haar hart. Maar Hij wil daar wel mensen voor gebruiken. Juist als wij het heel moeilijk vinden om in gesprek met ongelovigen, of anders-gelovigen de goede woorden te vinden, als het voor je gevoel maar niet lukken wil om de ander duidelijk te maken wat het christelijk geloof betekent: leven als door God geliefde kinderen in Jezus Christus, dan is er reden te over deze eerste bede te bidden. Onze Vader in de hemel, laat uw Vaderschap ook bij dit mensenkind erkenning vinden. En we mogen weten dat we met deze bede roepen tot Gods Vaderhart. En we mogen er op vertrouwen dat Hij ons zal verrassen met daden vol van almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid.

Tegelijk is onze blik daarbij gericht tot over de horizon van de tijd. We leven als christenen in de verwachting van de terugkomst van onze Heer. Dan zal de aarde van alle zondaars rein worden en de hele schepping opbloeien in het heiligen roemen en prijzen van de grote werken en deugden van God. Dan zal de heiliging van zijn Vadernaam volkomen zijn voor altijd. Als wij beseffen nog veel te weinig bewust te leven uit de erkenning van Gods Vaderschap, als de rijkdom ervan niet werkelijk tot ons doordringt, om wat voor reden dan ook, als wij ook aan onszelf niet goed meer duidelijk kunnen maken wat het christelijk geloof inhoudt, of als we ons te ge­broken voelen door wat ons is overkomen of door wat we hebben ge­daan, als we Gods lof alleen nog met gebarsten stem kunnen zingen, laten we dan des te meer bidden tot onze Vader: uw naam worde geheiligd: Vader, ver­heerlijk uw naam volkomen door ons te verlossen van onze zwak­heid en ellende.

Daarmee zijn we bij het derde: onze Here Jezus, de Eerstgeboren Zoon leert ons, zijn vele broeders en zusters, in afhankelijkheid roepen om de erkenning van Gods Vaderschap.

Want we moeten tenslotte nog even apart stilstaan bij het feit dat we dit van God bidden. De beide alinea’s van antwoord 122 beginnen met ‘geef’. Er komt geen moment dat we zouden kunnen zeggen: en nu wij. En het is de inhoud van deze bede dat dat moment ook niet na het amen komt. Nee, wij vragen aan God onze Vader voor onszelf en voor anderen de gave van de erkenning van zijn Vaderschap in ons hele leven. Daarmee vragen we voor onszelf dat wij steeds meer, dieper en overtuigder, Gods kinderen zullen zijn, dat ons leven er werkelijk door gestempeld zal worden. Dat is werkelijk een gave, want wie kent de bron van zijn gedachten? Ze zijn er voor je het weet, ook de zondige, slechte gedachten. Wie kan zijn woorden altijd zo kiezen dat het duidelijk is dat God zijn Vader is? Voor je het weet zijn er ook slechte woorden gevallen. En bij wat we doen is het al net zo. Nee, het is maar goed dat we het mogen bidden van onze God en Vader: maak ons steeds meer uw kinderen, dan zal het steeds duidelijker zijn dat U onze Vader bent.

En we moeten en mogen dat steeds weer bidden. De afhankelijkheid van Gods geven blijft. Juist als het op leven aankomt is dat heel duidelijk. Als wij een daad stellen is dat altijd ook een zondige daad, als wij een woord spreken klinkt daar altijd zonde in mee. Het leven van christenen is een leven van telkens weer opnieuw beginnen. En dat betekent ook: telkens weer opnieuw bidden. Niet alleen: vergeef ons onze schulden, maar ook: uw naam worde geheiligd: Vader, geef, Vader, maak ons uw kinderen. Daarom is het van groot belang ons daarbij te realiseren dat het Christus is die ons dit leert bidden. Hij heeft werke­lijk zijn hele leven, al zijn gedachten, woorden en werken, daarop gericht dat de naam van zijn Vader niet gelasterd, maar geëerd en geprezen werd. Hij heeft dat voor ons gedaan. Zijn leven heeft Hij voor ons geleid. Daarom mogen wij, zonder bang te zijn dat het God onze Vader teveel zou worden, iedere dag opnieuw  aan Hem vragen of Hij ons toch wil doen lijken op Christus. Dat was toch de bedoe­ling? Daartoe heeft God ons uitgekozen, dat wij zijn zonen en dochters zouden zijn door het geloof in Christus Jezus. Dat is het hart van het christelijk geloof, want daarin klopt het hart van onze God.

Als wij bidden: Onze Vader, die in de hemel woont, uw naam worde geheiligd, dan bidden wij, geleerd door onze Heer Jezus Christus, om de erkenning van Gods Vaderschap. In Christus leren we de waarheid daarvan kennen, in Christus leren we de doorwerking daarvan verwachten, in Christus mogen we ook, in blijvende afhankelijkheid, telkens weer terugkeren tot Gods Vaderhart. Het klopt voor ons, in Hem. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude en Weesp-Nigtevecht, 25 juli 1993

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *