Achtentwintigste maandag door het jaar – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast u mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe.

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

Van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.
Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

‘Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

Kom, laten wij jubelen voor de HEER.

hymne: Somno refectis artubus

Gesterkt, vervuld met nieuwe kracht
verrijzen wij uit slaap en nacht
en zingen, Vader, tot uw eer
en bidden U: wees bij ons, Heer.

Ons eerste lied zij U gewijd,
ons hart ga vurig naar U uit,
Wees, Heilige, ons eerst begin,
dan gaan wij trouw de arbeid in.

Zoals voor ’t grote zonnelicht
de nacht van kwaad en duister zwicht,
zo worde wat ons ’s nachts benart
in ’t licht verdreven uit ons hart.

Wij bidden dat U met ons gaat.
Snijd uit ons weg al wat ons schaadt.
Te allen tijd brengt dan, o Heer,
het koor der zingenden U eer.

Getrouwe Vader, zie ons aan,
wees, Zoon van God, met ons begaan,
vertroost ons, Geest, in deze tijd,
U die regeert in eeuwigheid.

eerste antifoon

Wie doet wat goed is
mag wonen op uw heilige berg.

eerste psalm: Psalm 15 — Wie is waardig voor Gods aanschijn te staan?
U staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God (Heb. 12:12).

HEER, wie mag gast zijn in uw tent,
wie mag wonen op uw heilige berg?

Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is,
wie oprecht de waarheid spreekt.
Hij doet aan lasterpraat niet mee,
hij benadeelt een ander niet
en drijft niet de spot met zijn naaste.

Hij veracht wie geen achting waard is,
maar eert wie ontzag heeft voor de HEER.
Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel,
voor een lening vraagt hij geen rente,
hij verraadt geen onschuldigen voor geld.

Wie zo doet, komt nooit ten val.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Wie doet wat goed is
mag wonen op uw heilige berg.

tweede antifoon

Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken.

tweede psalm: Psalm 17 — Heer, bevrijd mij van de zondaars
Christus heeft tijdens zijn leven op aarde … gesmeekt en gebeden …, en werd verhoord (Heb. 5:7).

Luister, HEER, ik vraag om recht,
luister naar mijn smeken,
hoor mijn gebed –
geen leugen komt over mijn lippen.
Laat van u het oordeel komen,
laat uw oog zien wat juist is.

Bezoekt u mij in de nacht
en beproeft en peilt u mijn hart,
u zult niets in mijn nadeel vinden,
geen kwaad kwam uit mijn mond.

Hoe de mensen ook leven,
ik houd mij aan het woord van uw lippen.
De weg van roof en geweld
heb ik altijd gemeden,
mijn voeten volgden uw spoor,
mijn stappen wankelden niet.

Ik roep tot u om hulp,
want u geeft mij antwoord.
Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken,
toon mij de wonderen van uw trouw.
Wie bij u schuilen redt u
van hun tegenstanders, met uw machtige hand.

Behoed mij als de appel van uw oog,
verberg mij in de schaduw van uw vleugels
voor de goddelozen die mij geweld aandoen,
voor de vijanden die mij naar het leven staan.

Hun hart is gevoelloos en gesloten,
hun mond spreekt hoogmoedige taal.
Ze sluiten mij in waar ik mijn voeten ook zet,
ze houden mij in het oog en hopen op mijn val.
Mijn vijand is een leeuw, belust op prooi,
een roofdier dat zich schuilhoudt.

Sta op, HEER,
ga op hem af en druk hem tegen de grond.
Laat uw zwaard mij bevrijden van de goddelozen,
uw hand, HEER, mij verlossen van die mannen
des doods, die leven voor kortstondig gewin.

Ze mogen hun buik vullen met de straf die hun toekomt,
ze mogen hun kinderen ermee verzadigen,
hun kleinkinderen geven wat ervan overschiet.
Laat mij, recht gedaan, uw gelaat aanschouwen,
bij het ontwaken mij verzadigen aan uw beeld.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken.

derde antifoon

Hoog wil ik u prijzen, HEER,
want u hebt mij gered.

derde psalm: Psalm 30 — Dank voor bevrijding uit doodsgevaar
Na zijn glorievolle verrijzenis zegt Christus dank aan de Vader (Cassiodorus).

Hoog wil ik u prijzen, HEER, want u hebt mij gered
en mijn vijand geen reden gegeven tot vreugde.
HEER, mijn God, ik riep tot u
om hulp en u hebt mij genezen.
HEER, u trok mij uit het dodenrijk omhoog,
ik daalde af in het graf, maar u hield mij in leven.

Zing voor de HEER, allen die hem trouw zijn,
loof zijn heilige naam.
Zijn woede duurt een oogwenk,
zijn liefde een leven lang,
met tranen slapen we ’s avonds in,
’s morgens staan we juichend op.

In mijn overmoed dacht ik:
Nooit zal ik wankelen.
HEER, u had mij lief en ik stond als een machtige berg,
u verborg uw gelaat en ik bezweek van angst.

U, HEER, roep ik aan,
u, Heer, smeek ik om genade.
Wat baat het u als ik sterf,
als ik afdaal in het graf?
Kan het stof u soms loven
en getuigen van uw trouw?

Luister, HEER, en toon uw genade,
HEER, kom mij te hulp.
U hebt mijn klacht veranderd in een dans,
mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.
Mijn ziel zal voor u zingen en niet zwijgen.
HEER, mijn God, u wil ik eeuwig loven.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Hoog wil ik u prijzen, HEER,
want u hebt mij gered.

vers

℣ Zing voor de HEER, allen die hem trouw zijn,
℟ loof zijn heilige naam.

korte stilte

zegen

Moge God het vuur van zijn liefde aansteken in ons hart.

eerste lezing: Ezechiël 7:1-4

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, dit is wat God, de HEER, zegt over het land van Israël: Het einde komt, het komt van alle kanten over je. Nu is voor jou het einde aangebroken, ik zal mijn woede op je koelen, je straffen voor je daden, je laten boeten voor je wangedrag. Ik zal geen medelijden tonen, geen medelijden kennen, je zult boeten voor je daden, je wangedrag keert zich tegen je – en jullie zullen weten dat ik de HEER ben.

eerste responsorie

℟ Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten!
℣ Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer en leef!
℟ Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten!

tweede lezing: Ezechiël 7:5-9

Dit zegt God, de HEER: Er komt een ramp, een ramp als nooit tevoren, het einde komt, het nadert, het is daar, het einde komt, de ondergang voor jullie die dit land bewonen. De dag dat er paniek heerst is nabij, de tijd dat de vreugdekreet verstomt op de bergen. Over jou stort ik mijn toorn uit, op jou koel ik mijn woede, ik zal je straffen voor je daden, je laten boeten voor je wangedrag. Ik zal geen medelijden tonen, geen medelijden kennen, je zult boeten voor je daden, je wangedrag keert zich tegen je. Jullie zullen weten dat ik, de HEER, het ben die jullie geselt.

tweede responsorie

℟ Hoe zou ik je kunnen uitleveren, Israël? Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word ik bewogen. Ik zal mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten.
℣ Want God ben ik, en geen mens, ik ben in jullie midden, ik ben heilig, ik zal niet meer in woede ontsteken.
℟ Hoe zou ik je kunnen uitleveren, Israël? Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word ik bewogen. Ik zal mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten.

derde lezing: Ezechiël 7:25-27

Doodsangst overvalt hen, vrede is onvindbaar, slag volgt op slag, onheilstijding op onheilstijding. Vergeefs vragen ze profeten om een openbaring, priesters om onderricht, oudsten om raad. De koning gaat in rouw gekleed, de vorst toont zich ontzet, en het volk staat verlamd van schrik. Ze zullen boeten voor hun daden, ik zal hen straffen zoals ze verdienen. Ze zullen weten dat ik de HEER ben!’

derde responsorie

℟ Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren.
℣ Je zult beseffen dat ik de HEER ben en overdenken wat je gedaan hebt; je zult je schamen, en zwijgen omdat je vernederd bent – maar ik vergeef je alles wat je hebt gedaan.
℟ Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren.
℣ Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
℟ Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren.

slotgebeden

℣ Heer, ontferm u over ons.
℟ Christus, ontferm u over ons.
℣ Heer, ontferm u over ons.

℣ HEER, hoor mijn gebed,
℟ laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Bidden wij tot Christus, want hij verhoort en redt allen die op hem hopen. Brengen wij hem onze lof: U loven wij, Heer, op u hopen wij.
God, rijk aan erbarming; wij zeggen u dank voor de grote liefde waarmee u ons hebt liefgehad.
Heer, U brengt met de Vader alles in allen tot stand; maak door de kracht van uw Geest alle dingen nieuw.
Open de ogen van alle mensen; dat wij vandaag niet blind blijven voor uw wondere werken.
U roept ons vandaag tot uw dienst; help ons elkaar te dienen met de gaven die ieder van u heeft ontvangen.

Ik bid u, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.