Drieëntwintigste zondag door het jaar – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast u mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.
Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

‘Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

hymne: Primo dierum omnium

De dag, de eerste in de tijd,
dat God het al geschapen heeft,
dat onze Schepper zelf herleeft,
ons uit de greep des doods bevrijdt.

Die dag nog vóór het morgenrood
verrijzen wij uit slaap en nacht
en bidden God met grote kracht,
zoals ons de profeet gebood.

Dat hij ons hoort en neemt ons aan
en leidt ons aan zijn rechterhand
gereinigd, naar het zalig land
waar reeds voor ons de zetels staan.

Opdat hij ons die hem tot lof
op de welaangename tijd
de psalmen zingen, straks verblijdt
en schenkt zijn heil in ’t hemelhof.

O trouwe Vader, sta ons bij,
en Zoon, de Vader gans gelijk,
en Geest die heerst in ’t hemelrijk,
oneindig is uw heerschappij.

eerste antifoon

Gelukkig de mens die zich verdiept
in de wet van de HEER.

eerste psalm: Psalm 1 — De twee wegen van de mens
Gelukkig zijn wie vertrouwen op het kruis en afdalen in het doopwater (Brief van Barnabas).

Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
maar vreugde vindt in de wet van de HEER
en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

Hij zal zijn als een boom,
geplant aan stromend water.
Op tijd draagt hij vrucht,
zijn bladeren verdorren niet.
Alles wat hij doet komt tot bloei.

Zo niet de wettelozen!
Zij zijn als kaf
dat verwaait in de wind.

Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,
zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.
De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,
de weg van de wettelozen loopt dood.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Gelukkig de mens die zich verdiept
in de wet van de HEER.

tweede antifoon

Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,
breng hem bevend uw hulde.

tweede psalm: Psalm 2 — De Messias is koning en overwinnaar
Ze hebben samengespannen tegen Jezus, uw heilige dienaar, die door u is gezalfd (Hand. 4:27).

Waartoe leidt het woeden van de volken,
het rumoer van de naties? Tot niets.
De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde:
‘Wij moeten hun juk afwerpen,
ons van hun boeien bevrijden.’

Die in de hemel troont lacht,
de Heer spot met hen.
Dan spreekt hij tot hen in woede,
en zijn toorn verbijstert hen:
‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd,
op de Sion, mijn heilige berg.’

Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.
Hij sprak tot mij:
‘Jij bent mijn zoon,
ik heb je vandaag verwekt.
Vraag het mij
en ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.
Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,
ze stukslaan als een aarden pot.’

Daarom, koningen, wees verstandig,
wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.
Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,
breng hem bevend uw hulde.
Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,
anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood,
want bij het geringste ontsteekt hij in toorn.
Gelukkig wie schuilen bij hem.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,
breng hem bevend uw hulde.

derde antifoon

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam op heel de aarde.

derde psalm: Psalm 8 — De majesteit van God en de waardigheid van de mens
God heeft alles aan Jezus’ voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk (Ef. 1:22).

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

U die aan de hemel uw luister toont –
met de stemmen van kinderen en zuigelingen
bouwt u een macht op tegen uw vijanden
om hun wraak en verzet te breken.

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:

schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam op heel de aarde.

vers

℣ ’s Nachts gedenk ik uw naam, o HEER,
℟ en onderhoud ik uw wet.

korte stilte

zegen

Moge God het vuur van zijn liefde aansteken in ons hart.

eerste lezing: Esther 11:2-7

In het tweede jaar van de regering van koning Artaxerxes de Grote, op de eerste dag van de maand nisan, had Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, uit de stam Benjamin, een droom. Deze Mordechai was een Jood, een van de mensen die samen met Jechonja, de koning van Juda, door koning Nebukadnessar van Babylonië als ballingen uit Jeruzalem waren weggevoerd, en hij woonde in de stad Susa. Hij was een invloedrijk man, die een functie aan het koninklijk hof bekleedde. Dit was de droom van Mordechai: Geschreeuw en tumult, donderslagen en aardbevingen, verwarring op aarde. Twee grote draken gingen op elkaar af, klaar om te vechten. Ze brulden luid, en door dit gebrul maakten alle volken zich op voor de strijd tegen het volk van de rechtvaardigen.

eerste responsorie

℟ Zie met hoe velen mijn vijanden zijn, hoe ze mij dodelijk haten. Behoed mij en bevrijd mij, maak mij niet te schande, want ik schuil bij u.
℣ Op u is mijn hoop gevestigd. God, verlos Israël, verlos het van al zijn angsten.
℟ Zie met hoe velen mijn vijanden zijn, hoe ze mij dodelijk haten. Behoed mij en bevrijd mij, maak mij niet te schande, want ik schuil bij u.

tweede lezing: Esther 11:8-12

Een dag van diepe duisternis, verdrukking en benauwenis, geweld en grote verwarring op aarde. Er brak paniek uit onder het rechtvaardige volk; ze vreesden dat onheil hen zou treffen en bereidden zich voor op hun ondergang. Ze riepen God aan, en uit hun roepen ontstond een grote watervloed, zoals uit een kleine bron een brede rivier. Het zonlicht verscheen, de nederigen werden verheven en wie in hoog aanzien stonden werden door hen verzwolgen. Nadat Mordechai wakker geworden was, bleef hij nadenken over zijn droom, waarin hij gezien had wat God van plan was; tot laat in de avond spande hij zich tot het uiterste in om de droom te begrijpen.

tweede responsorie

℟ U die de HEER bemint: haat het kwade. Hij behoedt het leven van wie hem trouw zijn, uit de greep van de goddelozen bevrijdt hij hen. Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige, vreugde voor de oprechten van hart.
℣ Verheug u, rechtvaardigen, in de HEER, en breng hulde aan zijn heilige naam.
℟ U die de HEER bemint: haat het kwade. Hij behoedt het leven van wie hem trouw zijn, uit de greep van de goddelozen bevrijdt hij hen. Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige, vreugde voor de oprechten van hart.

derde lezing: Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel (354-407), De Non Anathematizantibus, n. 2
Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers? (Luc. 10:36).

Zeg me, is het soms bedoeling van de genade van het evangelie, van de komst van God in het vlees, dat wij elkaar bijten en verslinden? Juist omdat de voorschriften van het christendom volmaakter zijn dan die van de wet, eisen ze van ons een grotere liefde. In de wet wordt er gezegd: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’, in het evangelie: dat men voor zijn naaste moet sterven. Jezus noemde niet de priester en evenmin de leviet de naaste, maar hem die door de Joden bijvoorbaat was verstoten. Hem alleen, een Samaritaan, zeg ik, een vreemdeling, op veel punten een godslasteraar, noemt Jezus de naaste, want bij hem werd barmhartigheid gevonden. Dat zijn woorden van Gods Zoon, en toen hij kwam heeft hij die woorden ook in daden omgezet. Hij is immers niet slechts voor zijn vrienden en voor de zijnen gestorven, maar ook voor zijn vijanden, voor dwingelanden, voor bedriegers, voor hen die hem haatten, die hem kruisigden, van wie hij al vóór de schepping van de wereld wist dat ze zó zouden zijn, en hen toch schiep, al wist hij het van tevoren: zijn goedheid won het van zijn voorkennis. Voor hén heeft hij zijn bloed vergoten, voor hén duldde hij het te worden gedood. Zo zegt hij dan ook: ‘Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’ En Paulus schrijft in zijn brief: ‘In de tijd dat we nog Gods vijanden waren werden we al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon.’

Ambrosiaanse hymne

U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader, eert heel de aarde.
Tot U zingen alle engelen,
de hemelen en alle machten,
cherubs en serafs, zonder ophouden:
Heilig, heilig, heilig is de HEER,
God van de hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw majesteit. —

U looft het roemvol koor van apostelen,
U het lofwaardig getal van profeten.
U looft de witte stoet van martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, echte en enige Zoon, hoog verheven,
U, heilige Geest, pleitbezorger. —

U, Christus, koning der glorie,
U bent de eeuwige Zoon van de Vader.
Om ons mensen, en om onze redding,
bent u mens geworden uit de maagd Maria.
U hebt de angel van de dood overwonnen
en voor de gelovigen het hemelrijk geopend.
U zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader.
U verwachten wij als rechter.
U smeken wij: kom uw dienaren te hulp
die u door uw kostbaar bloed gered hebt.
Laat ons in de eeuwige heerlijkheid
geteld worden onder uw heiligen. —

Red het volk dat u toebehoort, zegen het,
wees zijn herder en draag het voor eeuwig.
God, wij loven u dag na dag,
uw naam zullen wij altijd prijzen.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons.
Schenk ons uw trouw, HEER, op u is al onze hoop gevestigd.
Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande.

slotgebeden

℣ Heer, ontferm u over ons.
℟ Christus, ontferm u over ons.
℣ Heer, ontferm u over ons.

℣ HEER, hoor mijn gebed,
℟ laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

God heeft de heilige Geest gezonden als een licht voor alle mensen. Laten wij met aandrang tot hem bidden: Heer, schenk licht aan uw volk.
Geprezen bent u, God, die ons licht bent; omwille van uw heerlijkheid hebt u ons deze nieuwe dag geschonken.
Door de opstanding van uw Zoon hebt u licht gebracht waar duisternis heerste; laat uw kerk dit licht uitdragen over heel de wereld.
Door uw Geest hebt u de apostelen onderwezen; zend deze Geest over uw kerk om haar te verlichten en te leiden.
Licht van de volken, leid allen die in het duister tasten naar u; open hun ogen, zodat zij zien wie u bent.

Ik bid u, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.