Vijfentwintigste zaterdag door het jaar – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast u mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe.

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

Van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.
Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

‘Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

Volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid,
kom, laten we hem aanbidden.

hymne: Summae Parens clementiae

God, oorsprong van barmhartigheid,
die deze wereld stuurt en leidt,
u bent in geest en wezen één,
in drie personen God alleen.

Zie hoe wij zingend voor u staan,
neem onze smeekgebeden aan,
opdat wij nu van zonden rein,
steeds smaken uw aanwezig-zijn.

Verwarm de harten door uw gloed,
vervul met liefde ons gemoed,
dat ziel en lichaam sterk en rein
voor uw ontvangst gereed mag zijn.

Opdat wij, zingend tot uw eer
in ’t nachtelijke uur, o Heer,
eenmaal ontvangen uit uw hand
de glans van ’t hemels vaderland.

Getrouwe Vader, zie ons aan,
wees, Zoon van God, met ons begaan,
vertroost ons, Geest, in deze tijd,
U die regeert in eeuwigheid.

eerste antifoon

Zij riepen in hun angst tot de HEER —
hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren.

eerste psalm: Psalm 107:1-16 — Dankzegging voor bevrijding
God heeft aan de Israëlieten bekendgemaakt dat hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen (Hand. 10:36).

‘Loof de HEER, want hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.’
Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost,
die hij verloste uit de greep van de angst,
bijeenbracht uit alle landen,
uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden.

Soms doolden zij door de woestijn,
maar een weg in de wildernis,
een stad, een woonplaats vonden ze niet.
Ze kregen honger en dorst
en kwijnden van uitputting weg.

Ze riepen in hun angst tot de HEER –
hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren,
hij wees hun de rechte weg,
de weg naar een stad, een woonplaats.

Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht,
wie dorst had, gaf hij te drinken,
wie honger had, volop te eten.

Soms woonden zij in donkere krochten
als slaven met ijzeren boeien,
want ze hadden zich tegen Gods woorden verzet,
de raad van de Allerhoogste verworpen,
hij liet hen buigen onder een zware last,
ze vielen, en er was niemand die hielp.

Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER –
hij heeft hen gered uit vele gevaren,
haalde hen weg uit donkere holen
en brak hun boeien aan stukken.

Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht,
bronzen deuren heeft hij verbrijzeld,
ijzeren grendels verbroken.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Zij riepen in hun angst tot de HEER —
hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren.

tweede antifoon

Ze zagen de daden van de HEER.

tweede psalm: Psalm 107:17-32 — Dankzegging voor bevrijding
God heeft aan de Israëlieten bekendgemaakt dat hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen (Hand. 10:36).

Soms leidden zij een lichtzinnig leven
en gingen onder hun zonden gebukt,
ze gruwden van elk voedsel
en waren de poorten van de dood nabij.

Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER –
hij heeft hen gered uit vele gevaren,
hij zond zijn woord en genas hen,
ontrukte hen aan het graf.

Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht,
laten zij hem dankoffers brengen,
juichend zijn daden bezingen.

Soms daalden zij af naar zee,
gingen scheep en bevoeren het wijde water,
ze zagen de daden van de HEER,
zijn wonderen op de oceaan.

Hij sprak en ontketende storm,
hoog zweepte hij de golven op.
Zij stegen tot aan de hemel, vielen neer in de diepte,
hun maag keerde om van ellende,
ze tolden en tuimelden als dronkaards,
alle kennis baatte hun niets.

Ze riepen in hun angst tot de HEER –
hij leidde hen weg uit vele gevaren,
hij bracht de storm tot zwijgen,
de golven gingen liggen.
Het verheugde hen dat de zee tot rust kwam,
hij bracht hen naar een veilige haven.

Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht,
hem hoog verheffen als het volk bijeen is,
hem loven in de kring van de oudsten.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Ze zagen de daden van de HEER.

derde antifoon

Wie oprecht zijn, zien het met blijdschap,
en overwegen de trouw van de HEER.

derde psalm: Psalm 107:33-43 — Dankzegging voor bevrijding
God heeft aan de Israëlieten bekendgemaakt dat hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen (Hand. 10:36).

Hij maakt van rivieren woestijn,
van waterbronnen dorstig land,
van vruchtbaar land een zoutzee
vanwege het kwaad van de bewoners.

Hij maakt van woestijnen waterland,
van dor gebied een bronrijke streek.
Hij laat daar wonen wie honger leden,
zij stichten een stad, een woonplaats,
zaaien akkers in, planten wijngaarden,
met een rijke oogst aan vruchten.

Zegent hij hen, zij worden zeer talrijk
en ook hun vee breidt zich uit,
zegent hij niet, hun aantal neemt af, ze buigen
onder de last van onheil en verdriet.

Hij stort schande uit over de aanzienlijken,
hij laat hen dolen in een woestenij zonder uitweg;
de armen behoedt hij voor slavernij,
hun families maakt hij talrijk als kudden.

Wie oprecht zijn, zien het met blijdschap,
wie onrecht doet, moet zwijgen.
De wijze neemt dit ter harte
en kent de trouw van de HEER.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Wie oprecht zijn, zien het met blijdschap,
en overwegen de trouw van de HEER.

vers

℣ Laten zij de HEER hoog verheffen als het volk bijeen is,
℟ hem loven in de kring van de oudsten.

korte stilte

zegen

Moge God het vuur van zijn liefde aansteken in ons hart.

eerste lezing: Spreuken 31:10-15

Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. Haar man vertrouwt op haar en zal daar rijkelijk bij winnen. Ze brengt hem voorspoed, geen ellende, alle dagen van haar leven. Ze zoekt wol en linnen uit, en spint en weeft met vreugde. Zoals een koopmansschip naar verre streken vaart, zo haalt zij van verre wat ze nodig heeft. Ze staat al op als het nog donker is, regelt het werk in huis, draagt haar slavinnen taken op.

eerste responsorie

℟ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Uit een rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens.
℣ Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees.
℟ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Uit een rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens.

tweede lezing: Spreuken 31:25-31

Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid, de dag van morgen ziet ze lachend tegemoet. Ze spreekt wijze woorden, wat ze zegt, zijn liefdevolle lessen. Ze waakt over haar huishouding, nietsdoen is haar onbekend. Haar kinderen prijzen haar, haar man bejubelt haar: ‘Er zijn veel sterke vrouwen, maar jij overtreft ze allemaal.’ Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat, maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen. Moge zij de vruchten plukken van haar werk, mogen haar daden worden geprezen in de poorten.

tweede responsorie

℟ Gelukkig is de man van een goede vrouw, hij leeft twee keer zo lang. Een sterke vrouw geeft haar man vreugde, hij zal in vrede oud worden.
℣ Met een goede vrouw is men uitstekend bedeeld, ze wordt geschonken aan wie ontzag heeft voor de Heer.
℟ Gelukkig is de man van een goede vrouw, hij leeft twee keer zo lang. Een sterke vrouw geeft haar man vreugde, hij zal in vrede oud worden

derde lezing: Johannes Calvijn, bisschop van Genève (1509-1564), Institutie I.i.1
Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: ‘Uit hem komen ook wij voort’ (Hand. 17:28).

Alles bij elkaar genomen bestaat onze wijsheid, voorzover die tenminste ware wijsheid is waar je iets aan hebt, eigenlijk maar uit twee delen: kennis van God en kennis van onszelf. Maar, omdat die op allerlei manieren met elkaar verbonden zijn, is het niet makkelijk uit te maken welke van deze twee het eerst komt en de andere uit zich laat afleiden. Om te beginnen kan namelijk niemand naar zichzelf kijken zonder tegelijk zijn aandacht te richten op de God in wie hij leeft en zich beweegt. Het is immers volkomen duidelijk dat wij onze levensmogelijkheden krijgen en niet zelf maken. Sterker nog, wat wij zijn is niets anders dan een zijn in de ene God. Door deze goede gaven, die als druppels uit de hemel op ons neerkomen, worden wij vervolgens als het ware van de beekjes tot de bron geleid. Juist uit onze onvolkomenheid blijkt des te beter hoe onbegrensd Gods goedheid is. In het bijzonder de trieste staat, waarin de val van de eerste mens ons gestort heeft, dwingt ons de ogen omhoog te richten, niet alleen om daar, vastend en uitgehongerd, te bedelen om wat wij missen, maar ook om, wakker geschrokken, tot besef van onze kleinheid te komen. In een mens is een wereld van allerlei ellende te vinden. Sinds wij beroofd zijn van de luister waarmee God ons bekleed had legt onze beschamende naaktheid een enorme hoop verdorvenheden bloot. Daarom kan het niet anders of het besef van eigen ongelukkigheid is voor iedereen een prikkel om tenminste tot enige kennis van God te komen. Zo leren wij door de ervaring van onkunde, ijdelheid, armoede, zwakheid, meer nog: van het kwaad en het bederf dat ons eigen is, dat het ware licht van de wijsheid, werkelijke kracht, volkomen overvloed van alle goed, gerechtigheid in haar zuiverste vorm, nergens anders dan bij de Heer te vinden is. Zo worden wij dus door het kwade in onszelf gestimuleerd om het goede in God te beschouwen, en kunnen wij ons niet eerder serieus op hem richten dan wanneer wij ontevreden geworden zijn met onszelf. Wie van de mensen is immers niet liever tevreden met zichzelf? En wie is niet inderdaad tevreden met zichzelf zolang hij geen kennis van zichzelf heeft, dat wil zeggen: zolang hij tevreden is met zijn eigen gaven, geen weet heeft van zijn ellende of daaraan niet denkt? Zo wordt ieder die zichzelf leert kennen, niet alleen aangespoord om God te zoeken, maar ook als het ware bij de hand genomen om hem te vinden.

Ambrosiaanse hymne

U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader, eert heel de aarde.
Tot U zingen alle engelen,
de hemelen en alle machten,
cherubs en serafs, zonder ophouden:
Heilig, heilig, heilig is de HEER,
God van de hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw majesteit. —

U looft het roemvol koor van apostelen,
U het lofwaardig getal van profeten.
U looft de witte stoet van martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, echte en enige Zoon, hoog verheven,
U, heilige Geest, pleitbezorger. —

U, Christus, koning der glorie,
U bent de eeuwige Zoon van de Vader.
Om ons mensen, en om onze redding,
bent u mens geworden uit de maagd Maria.
U hebt de angel van de dood overwonnen
en voor de gelovigen het hemelrijk geopend.
U zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader.
U verwachten wij als rechter.
U smeken wij: kom uw dienaren te hulp
die u door uw kostbaar bloed gered hebt.
Laat ons in de eeuwige heerlijkheid
geteld worden onder uw heiligen. —

Red het volk dat u toebehoort, zegen het,
wees zijn herder en draag het voor eeuwig.
God, wij loven u dag na dag,
uw naam zullen wij altijd prijzen.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons.
Schenk ons uw trouw, HEER, op u is al onze hoop gevestigd.
Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande.

slotgebeden

℣ Heer, ontferm u over ons.
℟ Christus, ontferm u over ons.
℣ Heer, ontferm u over ons.

℣ HEER, hoor mijn gebed,
℟ laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Zegenen wij Christus, die in alles aan zijn broeders en zusters gelijk wilde worden om als een medelijdend en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen. Vragen wij hem: Heer, schenk ons de rijkdom van uw liefde.
Zon van gerechtigheid, u wijden wij deze dag toe; u hebt ons het licht geschonken in de de doop.
U willen wij prijzen, alle uren van deze dag, en in alles uw naam verheerlijken.
Uw moeder Maria bewaarde uw woord in haar hart; help ons vandaag te leven naar uw woord.
Laat ons in deze vergankelijke wereld uitzien naar het onvergankelijke, en door geloof, hoop en liefde reeds nu de vreugde ondervinden van het samenzijn met u.

Ik bid u, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.