Kiezen voor een visie

lezing gehouden voor de ZBUD van gereformeerde studentenverenigingen, Utrecht, 17 mei 2003

Stellingen

1. Het is beter niet over de gereformeerde identiteit van de verenigingen te spreken, maar over het gereformeerde als component van de identiteit van de verenigingen.

2. Het gereformeerde als component van de identiteit is de bestaansgrond (ratio essendi) geweest van de gereformeerde studentenverenigingen. Dat is het nog.

3. Nu kiezen voor een component ‘gereformeerd’ in je identiteit betekent kiezen voor een visie, niet kiezen voor een welomschreven levensvorm.

4. Gereformeerd moet je samen willen zijn, anders kun je er beter mee ophouden.

Lees verder

Geloof nooit een dominee

Amicae amicique,

Vroeger zeiden ze er dan nog iets bij als: waarde commilitones, en misschien moet ik dat vanavond ook maar doen: vrienden m/v, medestrijders,

In een wereld waarin leugenaars leugenaars leugenaars noemen vanavond een tweede lezing-met-bespreking over christen student zijn onder druk, geestelijke nood en andere grote woorden, zoals dogmatische en dogmenhistorische ontwikkelingen en zo. Ik houd mijn verhaal onder een bijpassend motto, mijn eigen variant op de aloude Kretenzer-paradox: beste mensen, geloof nooit een dominee.
Dat deden jullie toch al niet? Prima, daar kan ik inkomen. Tenslotte hebben dominees wel wat van openbaar vervoer: op een tijd die je niet uitkomt proberen ze je van een plaats waar je niet bent te brengen naar een plaats waar je niet wilt wezen. Maar doe dat dan ook vanavond niet -, een dominee geloven. Geloof nooit een dominee, juist niet als-t-ie je gelijk geeft.
Kortom, denk zelf, neem mijn verhaal rustig met wat korreltjes zout als je dat nodig lijkt, en als je het er echt niet mee eens bent, kom maar op, straks. Dan heb ik nu tenminste de ruimte om mezelf te zijn en de nodige sweeping statements te maken die altijd nog genuanceerd kunnen worden.

Om te beginnen: gereformeerde christen studenten hebben onder meer moeite met omgaan met de onchristelijke wereld van cultuur en universiteit, omdat ze door hun kerkgemeenschap niet geholpen worden en niet geleerd hebben te opereren in de ruimte van de kerk van alle tijden en plaatsen.

Het moest gaan over dogmatische en dogmenhistorische ontwikkelingen vanavond. Nou, dan ben ik met onze eigen kerken snel klaar. Wat mij betreft is het probleem van de vrijgemaakt gereformeerde theologie dat ze niet bestaat. Je hebt wel de nodige dominees. Sommige daarvan zijn vrijgesteld van gemeentewerk om in Kampen les te geven. En de meesten daarvan zeggen regelmatig iets zinnigs. Maar theologen zijn uiterst zeldzaam. Misschien intussen vijftien in totaal, inclusief de Kamper dominees. En of ze het nu toegeven of niet: die, zeg, vijftien, zijn allemaal bezig om uit van alles en nog wat uit de grote wilde theologische wereld iets nieuws in elkaar te knutselen omdat de vrijgemaakt gereformeerde theologie niet bestaat.
Voor daar misverstand over ontstaat: ik tel mezelf niet bij die vijftien. Misschien had ik theoloog kunnen worden, misschien word ik het nog wel eens. Voorlopig ben ik predikant en amateur-theoloog.
Wat je intussen in de kerken vooral tegenkomt is het handhaven van een bepaalde traditie, een cluster ideeën en idée-fixen, die buiten discussie moeten blijven. Maar dat heeft met theologie niets te maken. Bij theologie in engere zin, dogmatiek of systematische theologie, gaat het er altijd om dat je doordenkt over wat je gelooft, dat je terug vraagt achter overgeleverde gedachten en dat je die opnieuw probeert te verwoorden voor de eigen situatie. Mensen die dat systematisch doen zijn in onze kerken uitzonderingen die de regel bevestigen.
Heel in het algemeen gezegd betekent dit, dat je als christen student vanuit onze kerkgemeenschap nauwelijks geholpen wordt bij de cultuurschok van de grote wereld van debat, verschil van mening, doorvragen en doordenken die bij een universiteit hoort. Op universitair niveau wordt het christelijk geloof in onze kerken praktisch niet verwoord. En wie het toch probeert kan rekenen op de nodige problemen met de inquisitie van de handhavers.
Intussen valt me zo nu en dan op dat kritische studenten toch heel vrijgemaakt kunnen blijven. Ik bedoel: dat ze er van uit blijven gaan dat onze kerkgemeenschap ‘de’ kerk is. Word ik niet geholpen en aangesproken in m’n eigen kerk, nou, dan is dat het wel met het christelijk geloof. Alsof de kerk niet immens veel groter is dan onze afdeling en alsof er verder ook niets zou gebeuren. En dan heb ik het niet over allerlei praktische evangelische boekjes of nieuwe vormen van georganiseerd gemeente-zijn of zo. Dat heeft ook nog niet zoveel met theologie en nadenken te maken. Meer met marketing en verkoop-techniek. Daar heb je pas iets aan als je ook iets te verkopen hebt. Volgens mij is er het nodige te vinden in de ruimte van de kerk waar je wat aan hebt, ook als christen student onder druk, of zo.

Daar kom ik zo op terug. Eerst nog even iets ‘dogmenhistorisch’. Want je zou je kunnen afvragen: hoe kan dat zo, dat die vrijgemaakt gereformeerde theologie in feite verdwenen is? In het algemeen kun je onderscheiden tussen typen theologie aan de hand van het publiek waar een theologie zich speciaal op richt. Je hebt vormen van theologie die zich speciaal richten op de maatschappij. Bevrijdingstheologie en feministische theologie zijn daar de bekendste van. Je hebt vormen van theologie die zich speciaal richten op wetenschappelijke en culturele ontwikkelingen. Die zijn vaak hoog abstract en zijn in direct gesprek met eigentijdse filosofen en wetenschappers. Het beste eigentijdse voorbeeld daarvan is waarschijnlijk de Systematische Theologie van de Duitser Wolfhart Pannenberg. Je hebt ook vormen van theologie die zich speciaal richten op de kerk. De primaire doelgroep waar mensen dan voor denken en schrijven is het kerkvolk. De gereformeerde theologie is vanouds het beste voorbeeld van deze laatste groep.
In principe is geen van deze typen verkeerd of riskant. Ze hebben allemaal hun eigen risico’s, die jullie vast zelf wel kunnen verzinnen. Maar waar het me nu even om gaat is, dat geen van deze typen theologie kan overleven als ze geen rekening houdt met de andere publieken. Een bevrijdingstheologie die zich niet meer wetenschappelijk verantwoordt en die contact verliest met de kerken verwordt tot geblaat dat niemand meer serieus neemt. Een wetenschappelijk georiënteerde theologie die contact verliest met de kerken en de maatschappij wordt bedreigend en uiteindelijk irrelevant. Denk maar aan de bulk van hyperkritische bijbelwetenschap. Een op de kerken gerichte theologie die contact verliest met maatschappij en wetenschap wordt steriel en verwordt tot een instrument om een gegeven cluster groepsmeningen in stand te houden.
Het komt mij voor dat we in onze kerken dat laatste hebben zien gebeuren. Daar zijn allerlei extra redenen bij te geven, ook sociologische. Er valt veel aan te begrijpen en te verklaren, maar daar gaat het me nu niet om. Zeker sinds in de jaren zestig de meesten van de mensen die wèl contact met maatschappij en wetenschap wilden houden uit onze kerken uitgezuiverd zijn, is de theologie ingezakt en afgestorven. Pas de laatste jaren begint er weer wat te leven.
Goed, daarmee laat ik onze kerken en theologie verder voor wat ze zijn. De bespreking is nog lang genoeg. Het is tijd voor andere dingen.

Vanuit de theologie gezien kun je bij christen student zijn onder druk aan verschillende probleemgebieden denken. Ze hebben allemaal hun eigen Sitz im Leben, hun eigen plek waar je er op komt. Ik noem een vijftal van die plekken die ik zelf zo kon verzinnen. Als jullie er meer weten hoor ik het straks graag.
1. Wie de universitaire wereld, inclusief het altijd bruisende studentenleven, binnen komt, komt daar terecht tussen een veelheid van meningen en overtuigingen. De meeste christenen hebben daar niet van huis uit mee leren omgaan. Integendeel: we worden groot met waarheden, soms zelfs met zg. eeuwige waarheden. Die worden vervolgens in één keer gedegradeerd tot ‘een’ mening, waar ook nog wel de nodige vragen bij te stellen zijn. Wat moet je daarmee aan?
2. In dezelfde beweging kom je nu echt terecht tussen allerlei levende mensen die het prima voor elkaar hebben zonder God of kerk. Alles draait alsof er geen God is. Er valt best een en ander te verbeteren, er is veel kritiek mogelijk, maar God is daar niet bij nodig, de bijbel is niet relevant. De vanzelfsprekendheid waarmee we in de kerk uitgaan van de aanwezigheid van God en de relevantie van de bijbel is daarmee in één keer weg. Hoe hanteer je dat?
3. Je komt terecht in een wereld aan diverse relaties in een levensperiode, de adolescentie, waarin je eigen vermogen om relaties te leggen en te onderhouden gevormd moet worden, maar ook zwaar op de proef gesteld kan worden. Iemand vergeleek verkering in dit verband eens met samen in een crash-test-auto gaan zitten en zien wat er gebeurt. Wat gebeurt er in die turbulentie met je relatie tot God?
4. Je belandt in een sterk op ervaring en emoties gerichte wereld: just do it!, leef riskant! Die wereld is algemeen, als vrijgemaakten maken we er sowieso deel van uit. Maar ik heb de indruk dat de studentenwereld dit nog uitvergroot: extreem gedrag, feesten, vakanties, experimenteren met van alles en nog wat. Wat is de terugslag daarvan op je geloof?
5. Je moet onder druk van al die dingen het geloof waarin je bent opgegroeid je zelfstandig eigen maken. Dat betekent schiften in beelden van God, eigenwaarde èn zondebesef onder Gods ogen ontwikkelen, een nieuw evenwicht in je (geloofs)leven vinden. Daarbij heb je aan gegevenheden, vanzelfsprekendheden of vanzelfzwijgendheden niets, maar moet je zelf nadenken en je eigen maken.

Bij deze vijf situaties horen telkens andere probleemgebieden. De eerste, met die veelheid van meningen, raakt het grote probleemgebied van hermeneutiek, betekenis en waarheid, en meer theologisch gezien de manier waarop we met de bijbel omgaan, en vooral met de zogenaamde duidelijkheid van de bijbel.
De tweede, met dat rustig leven alsof God er niet is, raakt het probleemgebied van de aanwezigheid van God, de verhouding van Schepper en schepping. Uiteindelijk kom je er mee in het hart van de Godsleer: wie en wat is God, hoe krijg je houvast aan Hem?
De derde, met al die relaties, dwingt je om na te denken over liefde, over vergeving, over mislukking, over schuld, maar ook over basisaanvaarding in psychologische zin, die je nodig hebt om een gezonde relatie te kunnen opbouwen. Theologisch gezien gaat het dan bijvoorbeeld over de betekenis van het kruis, van verzoening, van rechtvaardiging.
De vierde, met dat ervarings- en emotiegerichte leven, zet je midden in het probleemgebied van de antropologie: wat is de mens, hoe verhouden zich verstand, wil en gevoel? En in dat van de ethiek: wat is jouw maatstaf voor wat goed is? En in het probleemgebied van de eschatologie, van de toekomstverwachting: als dit alles hier nu eens niet alles is, wat zegt dat dan over onze manier van leven?
De vijfde, je eigen toe-eigening van het geloof, is eigenlijk meer een samenvattende. Daar zal ik verder niet op ingaan. De problematiek hier is meer praktisch theologisch. Misschien iets voor over twee weken.

Het is natuurlijk bij voorbaat duidelijk dat ik dit niet allemaal ga uitwerken. Ik ga een paar elementen er uit halen en dan is m’n tijd wel om. Als iemand het de verkeerde vindt en het over andere wil hebben: na de pauze.
Maar waar het me nu even om gaat is deze staalkaart hier neer te leggen en erbij te zeggen: over alle probleemgebieden die ik noemde, en nog over heel wat meer, is en wordt nagedacht in de grote kerk van alle tijden en plaatsen. Lees eens verder. Schaf bijvoorbeeld eens wat boeken van A. van de Beek aan, tegenwoordig hoogleraar aan de VU, vroeger in Leiden. Lees van Alister McGrath niet alleen z’n didactische boeken waarin hij niet meer doet dan een overzicht geven, maar pak es een van zijn theologische werken. Zoek naar deel 2 van de Verzamelde Werken van Oepke Noordmans en lees eens een tijdje iedere dag een hoofdstuk van hem. Als je erg slim bent en geboeid wordt door de grote filosofen van nu, lees dan niet alleen Derrida, maar pak ook eens het boek van Catherine Pickstock: After Writing. Maak eens werk van de Angelsaksische christen-filosofen rond Alvin Plantinga en Nicholas Wolterstorff. En zo zou ik nog wel een tijdje door kunnen gaan. Wie met vragen zit die meer om het lijf hebben dan persoonlijke problemen kan binnen de kerk te kust en te keur gaan.

Een paar elementen dan, vanuit nieuwere dogmatische en dogmenhistorische ontwikkelingen. Eerst even iets over die grote problematiek van de hermeneutiek en aanverwante zaken. Ik sluit me aan bij wat ik zie als een algemene overtuiging in de theologie, dat je namelijk bij iedere uitspraak kan zeggen: die en die beweert dat. En dan kun je doorvragen naar waarom het beweerd wordt en wat er achter zit. Wat mensen zeggen is altijd relatief, gerelateerd aan wie ze zijn en aan tegen wie ze het hebben. Alles wat ik hier zeg is mijn mening. Of het waar is, is een andere vraag.
Dat vind ik een kwestie van nuchterheid en werkelijkheidszin. Zoals ieder mens alleen maar met z’n eigen hersens kan denken, kan-ie ook alleen maar voor zichzelf spreken. En zoals ieder mens nu eenmaal ogen van voren heeft, en geen bolle ogen bovenop, en dus altijd een bepaald blikveld heeft, zo wordt alles wat mensen denken en zeggen bepaald door zo’n blikveld. Daar is niks mis mee. Zoals ik achter jullie kan kijken en jullie achter mij, zo kunnen we in gesprek ook in ons denken en spreken verder komen.
Er zit ook een theologisch motief in, trouwens. Het hoort bij onze plaats als mensen dat wij geen God zijn. Wij hebben geen overzicht over alles en doorzicht in alles. We kunnen dus ook niet vanuit God denken en doen alsof te stiekem toch God zijn. In heel veel spreken over eeuwige of absolute waarheden zit die oer-zonde van de mensen verstopt. Denken dat je voor eens en voor altijd kun uitmaken hoe iets zit, of denken dat mensen ooit voor eens en voor altijd hebben uitgemaakt hoe iets zit is doen alsof jezelf op Gods stoel zit. Hij is de enige die dat soort dingen kan beoordelen. Wij zijn mensen, en dat moet ons genoeg zijn. Denk voor jezelf en niet voor je grootouders of kleinkinderen.
Maar waar ik intussen altijd wat chagrijnig van word is dat aan dit relatieve, wat altijd bij uitspraken van mensen hoort, relativistische conclusies verbonden worden. Alsof het allemaal niet meer uitmaakt wat je zegt. Zo’n houding van ‘ik mijn mening, jij de jouwe, laten we elkaar met rust laten’. Dat lijkt me nonsens. Als ik iets zeg doe ik daarmee een claim op waarheid en een beroep op jullie om daar over na te denken. Ik wil die claim best relativeren, denk maar aan m’n motto, maar ik laat ‘m niet vervallen. Dan zeggen: dat is jouw mening, is gewoon een variant van wat iemand zegt naast je neerleggen.
Dat uitspraken van mensen altijd relatief zijn betekent trouwens ook niet dat waarheid relatief wordt. Het woord waarheid betekent nog steeds gewoon iets als dat wat iemand zegt ook zo is. Dat is iets wat niet automatisch in een uitspraak zit, maar een eigenschap die daar aan wordt toegekend in een proces van evaluatie. Dat proces gaat gewoon door in de geschiedenis. Dat mensen vroeger dachten dat de aarde plat was evalueerden hun tijdgenoten allicht als waar. Tegenwoordig weten we dat het niet waar is. En dan is het met terugwerkende kracht nooit waar geweest. Wat relatief is, is betekenis. De betekenis van wat iemand zegt is gerelateerd aan de spreker, zijn achtergronden en doelgroep. Maar waarheid is wat anders dan betekenis: het is een betekenis die geëvalueerd wordt als kloppend op de werkelijkheid.
Dat in de algemeen culturele wereld van tegenwoordig alles wat mensen zeggen tot een mening wordt gereduceerd kan me dus niet zoveel schelen. Het lijkt me op zichzelf waar. Bij iedere uitspraak is er iemand die dat zegt en vindt. Wees daar dus ook nooit van onder de indruk. Zoals gezegd: geloof nooit een dominee. Maar geloof dan ook nooit een schrijver of een hoogleraar. Denk zelf na. Maar laat wat je zegt vervolgens niet als bij voorbaat irrelevant in een hoekje duwen. Als jij wat zegt beweer je iets, doe je een claim op waarheid. En de anderen doen dat ook. Ik mijn mening, jij de jouwe, dat hoort het begin te zijn van een gesprek en niet bij voorbaat het einde. Dat is de dood in de pot.

Ik ga naar een volgend element. In de kerken merk ik regelmatig dat mensen niet zozeer meer rondlopen met vragen rond schuld en vergeving, maar veelmeer met vragen rond mislukking en aanvaarding. Je hebt je targets niet gehaald, je hebt niet aan je eigen norm kunnen voldoen, je bent er niet in geslaagd je relatie vorm te geven en vol te houden. Als getrouwde mensen uit elkaar gaan voelden ze dat vroeger vooral als schuld; tegenwoordig steeds meer als mislukking, bijvoorbeeld. Hier zitten weer allerlei complexe verhoudingen en verschuivingen achter, waar je niet onverdeeld gelukkig mee kunt zijn, maar waar ik hier niet op in kan gaan. Ik constateer nu even dat vragen gesteld worden als: wat heb ik aan m’n geloof als ik me een looser voel? wat heeft God te zeggen tegen mensen die zich vooral onzeker voelen?
In de theologie van vooral de Duitse Lutherse traditie wordt al geruime tijd over deze vragen nagedacht. De Luthersen hadden een natuurlijke voorsprong op dit punt door wat anders wel een nadeel van hun theologie is: hun concentratie op de rechtvaardiging uit het geloof en het kruis van Christus. In 1971 verscheen een invloedrijk artikel van de nieuwtestamenticus van Tübingen, Martin Hengel, onder de titel Mors turpissima crucis, de allerschandelijkste kruisdood. Daarin toont hij met de stukken aan dat de in de wereld van het Nieuwe Testament de kruisdood alles met schande te maken had, met uitgekotst worden, met de volstrekte mislukkeling zijn.
Die gedachte is vervolgens vrij snel common sense geworden in de theologie. De traditionele benadering van het kruis als betaling van schuld, als straf, bleek tenminste aangevuld te moeten worden met een benadering van het kruis als overname van schande. De boodschap van het kruis werd daarmee verbreed: niet alleen meer de boodschap van: Ik neem jouw schuld over, bevrijd je van zonde en misdaden; ook de boodschap van: Ik deel in jou schande en mislukking om jou daarin op te richten.
Voor wie even nadenkt blijkt het oude dogma van het kruis, van verzoening door voldoening, in één keer springlevend. Het heeft iets te zeggen tegen moderne, desnoods postmoderne mensen, iets goeds, iets bemoedigends. Wie moe, mislukt en aangespoeld is, wie zich uitgekotst en te kijk gezet voelt, vindt Jezus naast zich en mag Hem horen zeggen: hier hang Ik voor jou, om te beginnen zijn we samen, en straks wordt het Pasen.
Extra voordeel van deze aanvulling is dat des te meer duidelijk kan worden dat het in het kruis niet gaat om wat mensen doen, maar om wie ze zijn. Schuld ervaar je door iets wat je gedaan of niet gedaan hebt, maar mislukt ben je. Dat raakt je persoon. In lijn hiermee hebben dezelfde Duitse Lutherse theologen dan ook gezegd: goed, dan ook consequent, als God ons in Christus en zijn kruis roept en rechtvaardig verklaart, als Hij zegt: Ik houd van jou met al je schuld en mislukking incluis, dan betekent dat ook dat je jezelf eens te meer aanvaard en geborgen mag weten bij God. Dat raakt zeg maar de psychologische basishouding van angst of aanvaarding. Als in een wilde wereld geworpen mensen hebben we alle reden om met een basishouding van angst in het leven te staan. Het Evangelie betekent ook de boodschap dat dit niet meer hoeft.
Wij zijn in onze kerken gewend om over zelfaanvaarding te denken vanuit de schepping. Dat is ook een mooi begin. Als je je afvraagt of God iets om je geeft is het goed om terug te kijken naar Genesis 2 en daar de grote God te zien met z’n vingers in de klei, bezig om mensen te boetseren. Je bent eigenhandig gemaakt, nou, dan ben je geen wegwerpbestek. Toch troost dat vaak maar weinig als je er zelf een puinhoop van hebt gemaakt in je leven. Terug kijken naar de schepping levert dan zomaar een gevoel op van ‘ja, zo mooi had het kunnen zijn, maar’. Wat moeten mislukkelingen bij de goede Schepper?
Het mooie van naar het kruis kijken met die extra gedachte van schande en mislukking vind ik dan dat je kunt zien dat God die vraag van ons vóór geweest is. Hij heeft ons al lang opgezocht in de zooi. Hij geeft nog steeds om ons. Het lijkt me dat dit soort werkelijkheden je kunnen bemoedigen en rust geven, zodat je wat meer relaxt je weg kun zoeken in je eigen relaties met God en mensen.

Ik ga verder met een ander element. Ik ga er van uit dat jullie geen catechisanten meer zijn en wel wat aan kunnen. Als ik me vergis geef je maar een seintje.
Al lang vóór in onze kerken mensen het woord secularisatie konden spellen is daar over nagedacht in de kerk. Mensen leven al zolang zonder zich van God iets aan te trekken en christenen zien al zolang dat het ze eigenlijk in veel opzichten goed afgaat. Vroeger, toen we nog gewoon gereformeerd waren, was dat voor Abraham Kuyper reden om zijn theorie van de algemene genade te verzinnen. Maar dat is lang geleden.
Minder lang geleden probeerde in een Duitse gevangenis Dietrich Bonhoeffer de werkelijkheid serieus te nemen. Of het nu mag of niet, mensen zijn autonoom, en de werkelijkheid heeft een bepaalde zelfstandigheid. En wat zegt dat over God? God heeft de schepping kennelijk echt een bepaalde zelfstandigheid gegeven en heeft zich daaruit terug getrokken, terug getrokken tot op het kruis. God laat zich uit de werkelijkheid drukken tot op het kruis van Jezus. En daar is Hij alleen aanwezig onder het teken van het tegendeel ervan.
Nog minder lang geleden heeft een Duitse dogmaticus waar ik ooit op afgestudeerd ben deze gedachten verder uitgewerkt en in een breder kader gezet. Ook hij gaat ervan uit dat God zijn schepping echte zelfstandigheid gegeven heeft, juist omdat God een echte relatie met mensen en met de werkelijkheid wil. Hij zegt dan: het is een te minne benadering van God te zeggen dat Hij noodzakelijk is. God is meer dan noodzakelijk. Als God interessant is moet Hij niet interessant zijn omdat wij Hem zo nodig hebben, maar moet Hij in zichzelf interessant zijn. Ergens zoals mensen altijd al vinden dat je van iemand moet houden om wie die ander is, en niet om wat-ie je oplevert.
Dat is een serieuze theologische en dogmenhistorische ontwikkeling. De klassieke theologische posities hebben altijd gewerkt met de gedachte dat God noodzakelijk is. Alle bekende Godsbewijzen zijn daarop gebouwd. Kijk naar de schepping: wie is er nodig om dat ontworpen te hebben? Kijk naar goed en kwaad, wie is er nodig om dat in je geweten te leggen? en zo voort. Tegelijk is van het begin af duidelijk geweest dat dit soort bewijzen je nooit bij God zelf brengen. Je kunt er een of andere godheid mee bereiken, of anders gezegd: je kunt er hoogstens uit concluderen dat er een God is. Maar wie die God dan is, en of het de moeite waard is van Hem te houden, dat bleef altijd al open.
Nu worden hier daar als het ware consequenties aan verbonden: God laat zich niet aantonen vanuit onze werkelijkheid. Hij is niet bewijsbaar. Hij is ook niet de verklaring voor alles wat wij niet begrijpen. God is echt van een andere orde. Hij is in staat om verborgen aanwezig te zijn in onze werkelijkheid, terwijl intussen alles draait alsof er geen God bestond. Dat Hij wel iets met ons wil, dat zie je niet in de werkelijkheid, dat hoor je in de bijbel, in het bijzonder in het evangelie van Jezus Messias. Dat tekent je Gods beeld en nodigt je uit om van daaruit nog eens naar de werkelijkheid te kijken. En nog eens na te denken. Je zou dan best tot de conclusie kunnen komen dat God weliswaar nergens aantoonbaar is, maar tegelijk de enige manier om werkelijk recht te doen aan wat er is. Je zou dan God interessant kunnen gaan vinden om wie Hij is, en niet meteen om wat Hij oplevert.
Goed, wat ik hier zelf onder andere belangrijk aan vind is dat het je op een nieuwe manier leert kijken naar christenen en niet-christenen. Wat christenen van niet-christenen onderscheidt is dat ze als het ware een relatie méér hebben in hun leven. Niet alleen de relatie met mensen en dingen om hen heen, maar ook nog een relatie met God. Het leert je over je geloof na te denken als een bijzonder extra, dat je ook maar gekregen hebt. Ik geloof dat die relatie met God mensen pas echt tot hun recht laat komen, ze als het ware boven hun normale maat uit tilt. Ik zie dat in de gemeente soms ook echt gebeuren. Maar het blijft een extra, een méér.
Ik geloof ook dat mensen zónder die relatie met God uiteindelijk niet tot hun recht komen, maar mislukken en aftakelen. Maar ik heb er helemaal geen behoefte aan om mensen eerst een put in te praten om ze er dan met wat evangelie weer uit te hijsen. Dat noem ik aasgierchristendom. Het levert bovendien nooit veel op. Je kunt veel beter vertellen van het extra dat jij hebt gekregen en laten zien wat dat uitwerkt in je leven dan zeuren over wat anderen missen. Het blijkt steeds weer dat mensen alleen van God zelf onder de indruk kunnen raken.
Een leuk effect van dit geheel zou kunnen zijn dat je wat meer ontspannen kunt rondlopen in die grote wereld van cultuur en wetenschap. Ik hoef niet zo nodig te gaan aantonen dat ze daar eigenlijk God nodig zouden hebben en alles anders doen. Waarom? Er gaat heel veel goed. Ik kan ook veel van hen leren. En een zinnige bijdrage leveren in gewone discussies. Maar ik heb iets extra’s en dat gun ik hen ook. Graag zelfs, want ik geloof dat het het enige is waar ze echt door op vooruit zouden gaan. En als ze dat extra niet krijgen gaat het toch slecht aflopen. Maar dat hoef ik er niet persé meteen bij te zeggen. Het evangelie moet wel een blijde boodschap blijven, en geen verkapt dreigement.

Goed, christen student zijn onder druk. Alles samengevat: gaan studeren kan voor een gelovig christen zomaar een sterke ervaring mee brengen van marginalisering: je geloof is niet relevant, mensen kunnen zonder, zekerheden worden meningen, wat vast was kan gaan schuiven. Daarbij word je vanuit onze kerken weinig gesteund omdat wij ons hebben láten marginaliseren als kerken en qua theologie een intern gericht clubje zijn geworden. Maar dat zegt nog niets over wat je aan de kerk zou kunnen hebben. Het is tot nu toe nog steeds m’n ervaring geweest dat de echte kerk altijd zevenduizend keer groter is dan ik dacht en dat zij die met ons zijn talrijker zijn dan alle anderen. Nou, gebruik dat dan ook, en wees gerust zelfbewust christen: je hebt iets extra’s.
Maar goed, denk zelf. In kerken die de onbeschaamdheid hebben om zonder blikken of blozen voor een handvol hulpbehoevende studenten te collecteren en intussen alle andere studenten hun eigen boontjes laten doppen, zal het op eigen werk aankomen.
Daarom des te meer, geloof nooit een dominee. Denk zelf.

Dank voor de aandacht.

lezing in het kader van de leergang ‘Christen student zijn onder druk’, georganiseerd door het Gereformeerd Wetenschappelijk Genootschap en de Vereniging van Gereformeerde Studenten te Eindhoven, Eindhoven 26 september 2002