Het meest voorkomende gebod is …?

Preek over Marcus 16:6

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 62,1.3
zingen: Opwekking 502
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 116,1.3.6.10
gebed
Schriftlezing Marcus 16:1-8
preek over Marcus 16:6
zingen: Opwekking 599
lezen Kolossenzen 3:1-17
zingen: Psalmen voor Nu 130
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 58
zegen

In Nederland zit de diepste weerstand tegen christenen en christen worden vooral in de ervaring dat het in de kerk benauwd ademhalen is. De spoken die daarbij horen, van betutteling, bemoeizucht en eindeloze ge- en verboden vliegen inmiddels allemaal weer rond, mee door het optreden van ons huidige kabinet. De grote karikatuur van de god van de gereformeerden leeft weer: God moet wel een kwestieuze, dwingelanderige entiteit zijn. Kwestieus: er is altijd wat de zeuren, dwingelanderig: van alles moet en zeker wat leuk is mag niet. Als het om de levende God gaat: wat gaan we daar meer tegen in brengen dan: dat is niet waar?

Vorige week een eerste lijn. Je zou kunnen zeggen: nee hoor, kijk maar meteen in Genesis, de God van de bijbel geeft mensen juist de ruimte om zelf hun leven te leiden, hij vertrouwt hun hun taken toe, God is geen control-freak, hij verbiedt hoogstens wat slecht voor mensen is, waar ze dood aan gaan. Dat lijkt me aardig. Iedereen zou het bij z’n kinderen ook zo willen. Vanmorgen een tweede lijn. Je zou kunnen zeggen: oké, dus je denkt dat voor de God van de bijbel vooral geboden en verboden belangrijk zijn. Goed, wat denk je dan dat het meest voorkomende gebod of verbod is? Wat zegt God, zelf of via engelen of profeten, of wat zegt Jezus het vaakst tegen mensen?

Zelf al een idee? Ik heb het natuurlijk al wat verklapt met de bijbellezing vanmorgen. Als je zoekt naar de opdracht die God mensen het vaakst geeft vind je: wees niet bang. Meer dan vijftig keer in verschillende kaders en verbanden kom je het tegen in de bijbel: wees niet bang, vrees niet. Juist als mensen God zelf ontmoeten, zijn boodschappers spreken of Jezus zien in zijn majesteit, is het eerste wat ze te horen krijgen: wees niet bang. Ook als Jezus uit de dood opstaat en op zoek gaat naar zijn mensen is dat weer de boodschap en het gebod: wees niet bang. Onder andere daarom heb ik voor vanmorgen dit stukje Marcus gekozen.

De andere reden is dat je in dit stukje mooi ziet dat we hier niet voor iets simpels staan. Je hoeft niet te denken: kom op, dat is flauw, wees niet bang is helemaal geen gebod, het is een geruststelling en daar hoef je geen moeite voor te doen ook. Wees niet bang is wat mensen altijd wel willen horen, wensdenken en projectie. Toch blijkt het maar al te moeilijk door te dringen dan, hier. Het stukje, en naar het lijkt oorspronkelijk Marcus’ hele boek, eindigt met een haastige, angstige vlucht, zo geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. Wees niet bang dringt kennelijk niet zomaar door, vindt kennelijk niet zó makkelijk een plek in het leven van mensen. Houd op met bang zijn is dan ook echt geen eitje en geen vanzelfsprekendheid. Het is inderdaad wat iedereen wel wil horen, maar raakt zulke diepe dingen in mensen dat je het niet zomaar doet ook.

Laten we maar eens kijken vanmorgen. Dan zien we dat juist ‘Wees niet bang’ typisch een gebod is dat hoort bij de God en Vader van Jezus die hem uit de dood heeft opgewekt. Hij laat het tot je doordringen en leert je steeds meer vrij van angst leven, want als hij zegt: ‘Wees niet bang’ betekent dat onder meer:

— nee, je krijgt geen klappen,
— nee, ik laat je niet vallen,
— ja, ik maak alles nieuw

Eerst nog even terug naar vorige week. De typische manier waarop de levende God met mensen omgaat is dat hij ze een positieve taak en eigen verantwoordelijkheden geeft en vervolgens hoogstens verbiedt wat slecht is, waar mensen en dieren en dingen door kapot gaan. Doe dat nou niet, dan gebeuren er ongelukken. Goed, en dan door naar de werkelijkheid van nu, de realiteit in ons persoonlijk leven ook. Er zijn ongelukken gebeurd. Er is schade. We hebben zo onze sporen van vernieling getrokken bij mensen om ons heen, en zij bij ons. We herkennen ons in Adam en Eva die zich verstoppen als God thuiskomt: bang. We kennen de ervaring van betrapt zijn, ook als het niet zo diep gaat als bij die op overspel betrapte vrouw die bij Jezus gebracht wordt. We begrijpen maar al te goed dat de schrik de Jeruzalemmers om het hart slaat als tot ze doordringt dat ze de Messias zelf hebben gedood: Wat moeten we doen, broeders? We kunnen ons voorstellen dat je je een slag in de rondte schrikt als heel je leven ineens open en bloot ligt in het licht van zuivere liefde en trouw, inclusief alles waar je je voor schaamt. In de een of andere vorm kennen we dat verlammende gevoel van: nu gaan er klappen vallen, nu is het te laat, nu wordt het straf.

En dan staat Jezus op uit de dood en komt opnieuw God zelf voor ons staan: wees niet bang, nee je krijgt geen klappen. Nee, ik kom niet om je alles betaald te zetten of zelfs nog eens onder de neus te wrijven. We gaan die slang vermorzelen. Ga maar, zondig niet weer. Keer je om, laat je dopen. Wees niet bang, je zoekt Jezus toch? In allerlei varianten, telkens weer, de hele bijbel door, vinden mensen die hun grenzen geschonden hebben en nu sterven tot hun verrassing een God die zegt: wees niet bang. We lopen met een slecht geweten rond, we schamen ons, het lijkt ons een ramp dat iedereen alles van ons zou weten, want we weten zelf prima dat er echt dingen mis gegaan zijn en verkeerd gedaan zijn. Ook als we daar verder niet onder lijden en we het onderling prima redden zolang we het er niet over hebben, is dat er nog wel. En we hebben het er juist niet over omdat we maar al te goed weten wat er dan gebeurt: mensen rekenen elkaar er op af. Heb jij dat gedaan? Heb jij die ander zo in de steek gelaten? Vergeet het dan maar. Dan gaan er klappen vallen. Maar God zegt keer op keer: wees niet bang, Jezus staat op en laat zeggen: wees niet bang. Nee, je krijgt geen klappen.

Dat is vreemd en raar en wereldvreemd ook nog. Geen wonder dat het maar moeilijk tot mensen doordringt. Want er is wel van alles gebeurd en kapot. We hebben allerlei redenen om ons te schamen, om bang te zijn dat iets uitkomt. De een misschien meer dan de ander, maar dan nog. We weten maar al te goed dat we allemaal op de een of andere manier en in de een of andere mate ‘klappen verdienen’. Hoe verschillend we daar ook in staan — de een staat er vrijwel nooit bij stil, de ander vraagt zich elke gelukkige dag af wanneer-ie daarvoor zal moeten boeten — we hebben geen van allen een brandschone lei, we hebben reden om bang te zijn. En dat zijn we dus ook, allemaal op de een of andere manier. Daarom liegen we wat, en vertellen we onze verhaaltjes; daarom hebben we onze maskers en onze poses. Stel je voor dat het allemaal uit zou komen, alles wat ik gedacht en gedaan heb…

Ja, daarom is het ook zo belangrijk dat God dit steeds weer zegt en nog eens extra dat hij het zegt bij de opstanding van Jezus. Iedereen die diep in zichzelf voelt dat er wel klappen moeten gaan vallen omdat er echt van alles aan de hand is, heeft gelijk. Iedereen die diep op de achtergrond van zijn leven het besef heeft, dat het maar niet allemaal goed kan blijven gaan, heeft gelijk. Er zijn klappen gevallen, er is afgerekend, aan wat er echt gebeurd is, is iemand echt dood gegaan: Jezus aan zijn kruis, voor jou. En net als je denkt: ja, vermoord, opgehangen door mensen zoals ik, komt God weer zeggen: wees niet bang. Nee, je krijgt geen klappen, die heb ik in Jezus zelf gedragen. Ook als alles uit komt, alles wat jij gedacht en gedaan hebt: wees niet bang. Je bent vrij. Christen zijn is steeds meer leren wat dat betekent, niet meer bang zijn, dit verrassende gebod leren gehoorzamen.

Daarin doet dan ook dat tweede mee. In ‘Wees niet bang’ zit niet alleen ‘Nee, je krijgt geen klappen’, er zit ook heel sterk in opgesloten de boodschap van ‘Nee, ik laat je niet vallen’. Dat is maar wat belangrijk ook. Dit is geen veilige wereld meer. Echt niet. De sfeer van crisis en recessie vergroot dat nu allemaal even uit. Alles roept in feite nu: ‘Wees bang’. Maar het was al zo. Mensen belanden uit de warme moederschoot in een koude kosmos. We zijn bang om alleen te zijn, niet geliefd, niet gewaardeerd te worden, bang om in de steek gelaten te worden. We zoeken anderen op, maar zijn bang om er dom uit te zien of achterop te raken. We zijn bang dat we niet het werk zullen krijgen wat we echt willen of dat we niet in staat zullen zijn het goed te doen. We zijn bang dat we de ware niet zullen vinden en bang dat het de ware niet zal blijken. We verlangen naar ons pensioen en we zijn bang om oud te worden. En dat zijn alleen nog maar wat grote lijnen. Ook als we het voor onszelf niet zo snel met bang zijn verbinden, dat is wel het laatste wat op de achtergrond staat. Het beheerst ons leven tot in details en zuigt de echte vrijheid uit je leven weg.

Een groot deel van de keren dat de levende God in de bijbel zegt: wees niet bang, gaat hier dan ook op in. Wees niet bang, ik ben bij je, ik sta je terzijde, ik steun je, wees niet bang, denk maar hoe sterk ik ben, herinner je wat ik gedaan heb. Wees niet bang — nee, ik laat je niet vallen, ik laat je niet in de steek. En ook dat krijgt zijn laatste diepte en lading als Jezus opstaat uit de dood. Alleen al dat feit op zich: al die andere mensen waar je op zou vertrouwen moeten je toch loslaten als ze sterven; dan is het voorbij en ben je weer alleen; je kunt er terecht bang voor zijn. Maar Jezus leeft en heeft nu de sleutels van de dood en het dodenrijk. Hij laat je niet los, hij laat je niet vallen. Maar ook wat eraan vooraf gegaan is doet mee. Jezus schrikt niet terug als het echt zwaar wordt. Ook als jij je echt in de nesten gewerkt hebt of als je echt in vreselijke ellende terecht gekomen bent, haakt hij niet af. Hij kent geen grens van: ja, ho even, ik doe veel voor je, maar dit gaat te ver. Helemaal de dood aan het kruis in en door. Dan kun je inderdaad laten zeggen: mensen, wees niet bang, kijk maar, ik laat jou echt niet vallen, nooit niet.

Dat dit weer tot mensen door gaat dringen, dat is wat God, dat is wat Jezus kennelijk wil bereiken. Houd op met bang zijn, ook al lijkt er nog zoveel reden voor, ja, ook al is er, onder mensen gezien, werkelijk nog zoveel reden voor. Je krijgt geen klappen, ik laat je niet vallen. Je mag weer vrij leven, ook al heb je je grenzen geschonden, ook al is het leven nu sterven en gevaarlijk, ik draag je eeuwig leven binnen. Ik maak alle dingen nieuw. Dat was het derde, nietwaar. Het hoort er echt bij ook. Want je hebt er nog maar erg weinig aan dat iemand jou je leven lang niet laat vallen, als je uiteindelijk toch dood gaat, als op het laatst toch de knop omgaat en alles over is. Dan is er tenslotte nog geen reden om vrij op te ademen en inderdaad en echt ‘niet bang’ te zijn. Pas als Gods ‘Wees niet bang’ ook de lading krijgt van: ik maak alles nieuw, ook jou, komt er echt alle reden om niet meer bang te zijn, zelfs niet voor mensen die wel je lichaam kunnen doden, maar jou zelf toch niet bereiken. Al die keren dat God in de bijbel zegt: Wees niet bang, komen echt samen in de opstanding van Jezus voor ons. Die betekent: je hoeft echt niet bang te zijn, helemaal echt niet.

En dat betekent dus ook: je mag echt weer vrij zijn, je hoeft je door niets te laten beheersen. Wees niet bang is de andere kant van: om jou echt vrij te maken heeft Jezus jou gered, laat je niet weer een juk opleggen. Waarom zou je je laten chanteren door angst of zorg? Waarom zou je stelen als je niet meer bang hoeft te zijn dat je tekort komt? Waarom zou je liegen als je niets meer te verbergen hebt? Waarom zou je op zoek gaan naar een ander als je niet meer bang hoeft te zijn dat je alleen bent of in de steek gelaten wordt? Diep verstopt in al die goede geboden van God zit dit ene gebod dat hij het vaakst zegt: Wees niet bang, ik houd van je. Je krijgt echt geen klappen, ik laat je niet vallen, integendeel, ik maak alles nieuw, jou en ook alles om je heen waar je nu bang voor zou kunnen zijn. De volmaakte liefde drijft de vrees uit, staat er dan in 1 Johannes. Precies, daar is God in ons leven mee bezig. Leer het maar, laat het maar tot je doordringen, wat hij in Jezus steeds weer tegen je zegt: Wees niet bang. Ook als je eerst nog zou wegrennen, geschrokken, geschokt, verbijsterd, of weggaan met iets van: dit kan niet, dit is onmogelijk, je kunt in dit leven niet ‘niet bang zijn’, dat is naïef of erger — laat het je nog maar eens zeggen: op de rand van Jezus’ graf (daar heeft hij gelegen): wees niet bang. Hoe meer het tot je doordringt, des te meer zul je vrij zijn. Weer opnieuw. Want het verbod dat God het eerst gaf wilde beschermen, het gebod dat God het meest geeft wil je genezen, door Jezus Christus onze Heer, die dood geweest is en die leeft tot in alle eeuwigheid, die de sleutels heeft van de dood en het dodenrijk, en die zegt, ook tegen jou en mij: Wees niet bang. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 18 januari 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *