Het evangelie van het laatste oordeel

Onderweg 1 (2015) 24,31 (28 december 2015)

Na het verschijnen van de biografie over C. Veenhof begon het al rond te zingen. Als het nieuwste boek over de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) verschenen zal zijn, zal het nog wel meer stem krijgen. Moeten deze kerken niet dringend schuld belijden over het gedrag van hun leiders in de jaren zestig?

Alweer lang geleden heb ik daar zelf ook eens voor gepleit, bij de Synode van Zuidhorn in 2002. Inmiddels zou ik dat niet meer doen. Waarom niet? Om te beginnen voelt het als dezelfde fout maken die ik dat voorgeslacht zou verwijten. Ook in schuld belijden of excuses maken zit altijd een oordeel. Zij waren zo overtuigd van hun visie op goed en kwaad in de kerk dat ze alle anderen daarop beoordeelden: eens met ons is goed, oneens met ons is dom of kwaadaardig. Anno 2015 hebben wij een andere overtuiging over goed en kwaad in de kerk. Zouden wij nu hen daarop beoordelen en op hun graf mede namens hen excuses maken?

Bovendien: kúnnen mensen dat überhaupt, uitmaken wat goed en kwaad is? In het paradijs was de boom van de kennis van goed en kwaad een godenboom: privé van God. Alleen Hij kan uitmaken wat goed en kwaad is. Hoeveel historische gegevens er ook boven water komen, wie heeft het overzicht, wie kent alle feiten in hun samenhang? Wij vertillen ons aan zo’n oordeel, hoe fijn verpakt ook in schuldbelijdenis en excuses.

Ten slotte: wie brengt ons eigenlijk op die gedachte dat schuldbelijdenis over het verleden moet? Het lijkt gewoon een variant van onze grote afrekencultuur, waarin betaald moet worden, gestraft en vergolden als er iets fout gegaan is. Onder christenen verzacht tot excuses en schuld belijden, maar meer ook niet. Is het ten slotte niet een teken dat ook wij niet meere werkelijk geloven in het goede nieuws van het laatste oordeel?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *