Het is nog niet over

Preek over Kolossenzen 1: 24

orde van dienst
welkom
zingen: LB 289 (Heer, het licht van uw liefde schittert)
stil gebed
votum en groet
zingen: LB 562 (Ik wil mij gaan vertroosten)
gebed voor de dienst
Schriftlezing: Kolossenzen 1: 24- 2: 5
preek over Kolossenzen 1: 24
zingen: LB 713 (Wij moeten Gode zingen)
avondmaalsviering
zingen: LB 273 (Looft God die zegent al wat leeft)
zingen: LB 885 (Groot is uw trouw, o Heer)
gebed van dank en voorbede
inzameling gaven
zingen: LB 939 (Op U alleen)
zegen

In het Nederlands Dagblad staat deze veertig-dagen-tijd in elk nummer een foto en een kort stukje tekst over de ellende van christenen in Syrië en Irak. ‘Het lichaam van Christus lijdt’ staat er telkens boven. Best een goede actie, lijkt me. Hoe langer de serie loopt des te meer zetten die dagelijkse plaatjes en tekstjes me aan het denken ook. Op allerlei manier trouwens. ‘Als één lichaamsdeel lijdt, lijden alle andere lichaamsdelen mee’ — is een bekende uitspraak uit de bijbel. Het is ook heel gewoon. Als ik m’n been breek trekt de pijn door heel m’n lijf. Toch voel ik weinig pijn bij die verhalen een beelden uit het Midden-Oosten. Wat betekent dat? Ben ik toch niet echt in één lichaam verbonden met die zusters en broeders daar? Heeft de eindeloze scheuring van de kerk dan zoveel zenuwen doorgesneden? Best goed om bij stil te staan.

Toch wil ik vanmorgen even een andere gedachte wat uitwerken. De krant heeft deze serie omdat de redactie het bijzonder vindt dat een deel van Christus’ lichaam zo lijdt. Tegelijk is het effect van iedere dag zo’n kopje, dat vanzelf de gedachte bovenkomt: zo is het, zo is het altijd, zo is het overal, zo is het gewoon: het lichaam van Christus lijdt, heeft pijn, verdriet, wordt afgeknepen en in het nauw gebracht. En wat pas echt aan het denken zet: als je dan de bijbel doorbladert blijkt dàt de normale kijk van apostelen en profeten te zijn. Als je als christen lijdt en vervolgd wordt overkomt je niets vreemds. Het is logisch. Het is met Jezus zelf ook niet bepaald pijnloos verlopen in zijn leven. Wie bij Jezus wil horen, wie zich met Jezus wil identificeren, identificeert zich met iemand die gekruisigd, die opgehangen is. Moet je er niet op rekenen dat je zelf wel de dans ontspringt. Integendeel, pijn, verdriet, ellende, vervolging, vluchteling zijn, het zijn allemaal tekenen dat je bij Jezus hoort. Christenen zien er allemaal ergens uit als Jezus: ze dragen littekens.

Niemand van de schrijvers van bijbelboeken heeft daar meer aandacht voor gevraagd dan Paulus, de apostel van wie we vanmorgen een paar verzen gelezen hebben. Ik heb deze gekozen, omdat vooral de eerste zinnen veel leren over Paulus’ kijk op zijn, en ons, leven. Maar ik had allerlei andere kunnen kiezen. Sommige van Paulus’ meest bekende uitspraken gaan ervan uit dat lijden de normale toestand van het lichaam van Christus is. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? Er staat geschreven: ‘Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’ (Rom. 8).

Als dezelfde Paulus aan een andere gemeente, in Korinte, zijn CV opstuurt — tenminste, zo zou bij ons zo’n lijst met alles wat je gepresteerd hebt heten — dan lezen we over vijfmaal de veertig-min-één slagen, driemaal stokslagen, eenmaal steniging en driemaal schipbreuk, en zo door. ‘Ik heb gezwoegd en geploeterd, vaak zonder te slapen, hongerig en dorstig, vaak zonder te eten, verkleumd en zonder kleren.’ (2 Kor. 11). Kortom, Paulus was zeer ervaren in het normale christenleven zoals hij dat zag. Als hij aan de Kolossenzen schrijft wat we lazen zit hij gewoon weer eens gevangen.

Wat is er met ons aan de hand als wij dit volkomen vreemd vinden? Natuurlijk, er zijn christenen die pech hebben, maar dat lijden de normale toestand van het lichaam van Christus zou zijn, dat staat ver. Als Paulus zo’n lijst als uit 2 Kor. 11 opsomt vinden we dat hij wel heel veel pech gehad heeft. Ik was er uit mezelf niet opgekomen die lijst met een CV te vergelijken. Toch, als je nog eens kijkt, klopt het wel. Hij zegt er zelf bij dat het zijn lijst is met dingen waar hij over opschept, zijn prestatie-record. Wij denken bij prestaties aan heel andere dingen. Ook in de kerken. Hoe komt dat?

Nou ja, dat heeft er vast iets mee te maken dat we in onze samenleving sowieso een probleem hebben met lijden en pijn. We leven allemaal na de uitvinding van de pijnstiller. Er moet dus iets aan te doen zijn: een medicijn, een therapie. En als dat allemaal niet meer werkt, dan houdt het op, dan zijn we er verlegen mee en radeloos over. Dan moet er in ieder geval een humane dood georganiseerd kunnen worden. Dat soort dingen doen allemaal ook mee. Maar ik denk dat Paulus ons in dat stukje Kolossenzen nog iets anders onder de aandacht brengt, iets wat wij vergeten zijn of steeds weer dreigen te vergeten.

Paulus schrijft dat hij in zijn lijden in zijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk. Dat is zelfs een belangrijk onderdeel van zijn boodschap. Zonder dat lijden zou Gods boodschap niet in al haar volheid verkondigd worden. Die boodschap gaat over Christus in u als hoop op goddelijke luister. Ja, maar bij die boodschap hoort dus dat die goddelijke luister er nog niet is. Er is redding, maar, om het maar zo kort mogelijk te zeggen: het is nog niet over.

Om maar een ander beeld te gebruiken uit de bijbel: denk maar aan de geboorte van een kindje. Als het hoofdje er is, is het belangrijkste gebeurd, dan komt de rest ook wel. Maar zolang alleen het hoofdje geboren is, zit de rest van het lijfje nog klem in de weeën. Het is nog niet over. Jezus is het hoofdje, de kerk is het lijfje dat nog klem zit. Er is nog het een en ander wat aan Christus’ lijden ontbreekt, dat gaat over het geheel van hoofd en lijf. Zolang wij als christenen hier op aarde leven zijn wij allemaal bezig geboren te worden. Dat is een leven vol hoop — we hebben nauwelijks een idee van hoe goed het is waar we heen op weg zijn — maar tegelijk is het normaal dat het een leven is met pijn, benauwdheid, lijden, allerlei dingen die we gewoon moeten uithouden. Het is nog niet over.

In dat geboren worden hangen we als christenen allemaal met elkaar samen. Soms kan de een de klappen opvangen voor de ander. Het lijkt er op dat Paulus daar hier ook aan denkt. Hij zit gevangen, en wellicht daardoor kan zijn medewerker Epafras vrij naar Kolosse reizen en er het evangelie brengen. Paulus leidt als het ware de aandacht af van de autoriteiten, van zijn tegenstanders, en andere christenen krijgen daardoor meer ruimte. Paulus lijdt ten behoeve van Christus’ lichaam, de kerk. Dat is dus op een andere manier dan Jezus, het hoofd, leed voor zijn lichaam, de kerk. Maar in het geheel van Christus’ lichaam kan wel degelijk de een het zwaar hebben ten bate van de ander. Dat geldt in het Nieuwe Testament zelfs als een grote eer. Je wordt ertoe verwaardigd. Paulus is er hier blij om. Vervolging, pijn, ziekte, lijden, littekens oplopen, het is allemaal een teken dat de geboorte doorzet. Het doet zeer, maar des te beter. Het gaat over, maar het is nog niet over.

Ik heb het gevoel dat als wij al die passages in het Nieuwe Testament die over lijden gaan maar vreemd vinden — het zijn er echt heel veel, verkijk je er niet op — dat we dan tenslotte contact verloren hebben met deze basale kijk van Paulus op het christenleven: er is nog het een en ander wat aan Christus’ lijden ontbreekt, het is nog niet over.

Stel dat ik daar gelijk in heb, dat we zomaar heen leven langs wat toch echt zo is, dat het nog niet over is, stel dat het werkelijk zo is dat lijden, pijn, verdriet, tot het normale christenleven behoort, meer dan succes, genot, genoegen — is dat erg? Misschien wel. Het zou kunnen dat we er onszelf en elkaar mee tekort doen. Ik begin maar met onszelf. Je kunt immers best een tijdje doen of je leven één groot genoegen is. En wellicht heb je ook gewoon mazzel, ben je met een gouden lepel in de mond geboren of wat anders dan ook. Vroeg of laat blijkt toch dat het ingewikkelder ligt. We leven met littekens, op ons lijf en op onze ziel. Opeens is er de pijn, en die gaat niet weg. Je wordt er niet beter van je dan groot te houden.  Maar weten we dan nog hoe we daarmee naar Christus kunnen gaan? Ik vergeet nooit het verhaal van die man die in zijn pijn in het ziekenhuis tegen een crucifix, en daarmee tegen de Heer zelf, zei: we hebben het maar weer zwaar. Dan is er met de Heer meteen perspectief. Je ziekte kan net zo zinloos zijn als een etmaal op zee ronddrijven (wat Paulus’ niet vergeet in zijn CV te vermelden), met Jezus wordt het geboorte-pijn die ergens goed voor is. Christus in jou, hoop op goddelijke luister, dat maakt echt wel verschil.

En ook elkaar. Wat voor rol spelen de lijders eigenlijk in onze gemeenschap der heiligen? Hoe belangrijk is wie rouwt voor ons allemaal? Is wie niets meer kan, wie bezig is te sterven, nog echt deel van onze gemeenschap? Ik heb me hier er al jaren geleden met zoveel woorden over verbaasd hoe gemeenschap der heiligen tot een activistisch begrip is geworden: je hoort er toe als je iets te bieden hebt, als je iets kunt. Maar voor ieder lid dat helpt, moet er een ander lid zijn dat geholpen wordt. Meer nog, ergens anders schrijft dezelfde Paulus dat God aan die leden die wij minder eer geven juist meer eer geeft. Ik denk dat dat hetzelfde is als dat hij het een eer noemt en er blij mee is als hij mag lijden, als hij zwak is, als hij niets kan, als er van hem gehouden moet worden en meer niet. Dan ben je voor God serieus belangrijk. Zo gaat dat in een lichaam dat nog geboren wordt, en waarin het ene lichaamsdeel meer in het nauw zit dan het andere.

Goed, we vieren zo het avondmaal. Lichaam en bloed van Christus delen we, en ze verbinden ons met heel zijn lichaam. Het smaakt naar meer, naar nieuw onvoorstelbaar leven. Tegelijk is Jezus’ lichaam gegeven en zijn bloed vergoten, en kan niemand vergeten hoe pijnlijk dat was. Jouw pijn wordt opgenomen in zijn pijn, jouw littekens verwijzen naar zijn littekens, en tegelijk zijn we met elkaar en met zoveel anderen verbonden. Hun pijn raakt ons ook en hun littekens kloppen in onze hand in brood en beker. Het lichaam van Christus lijdt. Het is nog niet over. Nee. Maar het gaat wel over. Daarop heffen we de beker, en daarvoor zingen we voor God. Zo hoort dat in de kerk die bezig is geboren te worden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 13 maart 2016
weer eens met dank aan N.T. Wright

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *