Hoe afgestompt ben ik eigenlijk?

Preek over Lucas 21:32-36

orde morgendienst
welkom
luisteren/zingen: PvN 25
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 121
gebed
Schriftlezing Romeinen 13:11-14
Schriftlezing Lucas 21:5-36
preek over Lucas 21:32-36
luisteren ‘Als de kruiken barsten’
korte stilte
zingen: NGK 179a
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 520
zegen

Pas op, lazen we net, pas op dat je hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven. Wees waakzaam en bid onophoudelijk. Als er iets is dat Jezus wil met wat hij zijn leerlingen hier in de tempel vertelt, is het kennelijk dat ze alert blijven, scherp blijven. Als er iets is ook, dat de kerk altijd heeft gewild met de viering van advent, is het christenen alert houden, scherp houden. Vier weken speciaal opfriscursus, elk jaar weer, om ons erbij te bepalen dat Jezus komt, bezig is terug te komen, als Rechter van levenden en doden, ja, dat hij er al bijna is. Het kan vast geen kwaad bij het begin van die opfriscursus van advent jezelf maar eens de vraag te stellen: hoe nodig heb ik dat? hoe scherp ben ik, of andersom, hoe afgestompt ben ik eigenlijk? Kun je je gelijk weer laten slijpen door Jezus zelf.

 

Goed, allicht dat er nu de nodige mensen zich zitten af te vragen waarom dat dan zo nodig met zo’n verhaal moet. Romeinen is de brieflezing, Lucas 21 de evangelielezing van vandaag, traditioneel. Mijn eerste indruk de afgelopen week zou best eens voor meer mensen kunnen gelden: als er iets is wat ik vreemd en ver en wereldvreemd vind, is het raadselachtige en vage praat over het einde van de wereld. Als ik zo’n verhaal scan denk ik in eerste instantie eerder aan charlatans die denken dat ze slimmer zijn dan Jezus zelf (en wel kunnen uitrekenen wanneer ‘de’ dag zal zijn) dan dat ik verwacht er zelf ‘scherper’ door te worden. Als het dan toch gaat om stil gezet worden, aan het denken gezet, bepaald worden bij hoe kwetsbaar ons leven hier is, dat het voorbij gaat, dan weet ik nog wel wat anders.

Bijna drie weken geleden bleek weer eens dat we met onze aarde in feite als een soort van kosmische schietschijf in het heelal hangen: de asteroïde 2005 YU55 miste ons op een galactisch haar na. Niets van gemerkt, niets over gehoord, journaal-item gemist? Kan gebeuren. Het was voor mensen-maat ook allemaal nog best wel ver: 325.000 kilometer. Toch kan het je best even aan het denken zetten: vroeg of laat gaat er eentje raken, een kogel ter grootte van meer dan een stadsbus, snelheid meer dan 46.000 kilometer per uur… Einde van de wereld. Wat dan? En als dat überhaupt niet meer aan het denken zet, hoe afgestompt ben ik dan eigenlijk?

Anders dan: bijna vier weken geleden hadden we hier op woensdag een dankdienst voor voedsel, werk, levensmogelijkheden. Het werd een soort van gemeente-kringgebed, met allerlei bidders. Wat het vaakst genoemd werd in het gebed was de economische crisis. Voor het eerst sinds 2008. Kennelijk komt het nu dichtbij. Het kan zomaar gedaan zijn met je werk, je luxe, je leventje. En stilletjes weten we met elkaar eigenlijk ook wel dat het voorbij ís. Mijn generatie en alle generaties daaronder gaan het gemiddeld minder goed krijgen dan onze ouders. We weten het, maar het komt nu dichtbij, het gaat raken. Einde van de wereld van de hegemonie van het Westen, crisis. Ja, en wat dan? En als je het alleen maar zo voelt, en niet beseft: voor wie is dit eigenlijk crisis? en: op kosten van wie hebben wij al die dingen eigenlijk? hoe afgestompt ben ik dan eigenlijk?

Of nog anders: de vorige weken hebben we hier in de gemeente de kille adem van de dood gevoeld. Eerst het nieuws over Hendrie Knibbe: ernstig ziek, de reserve-tijd is ingegaan, zeg maar. Dan het nieuws over Theo van Tol: ernstig ziek, sloopt zichzelf, tot de dokters iets vinden wat het stopt. En we kennen hen. Onwillekeurig houd je de adem in. Dan komt het tot leven: als zoiets je overkomt staat alles stil. Einde van je wereld. En wat dan? Heb je dan hoop? Als alles wat je vandaag rust en zekerheid en vertrouwen geeft wegvalt, wie heb je dan om op terug te vallen? Dat zijn zo wat dingen die me meer stil zetten en opscherpen dan zo’n eerste snelle lezing van Lucas 21 de afgelopen week: hoe ze hier bij gekomen zijn…

 

Toch ga ik bij nader inzien wel verder met dat verhaal van Jezus uit Lucas. En dat is omdat het bij nader inzien geen verhaal over het einde van de wereld is, maar een verhaal over Jezus, en dus een verhaal over God. En daarmee een verhaal dat meer doet dan wat ons toevallig raakt — of net niet, zoals zo’n asteroïde — namelijk onze verhalen in een ander kader zetten, in een ander verhaal, in een geheel. Laten we maar even kijken.

Bij nader inzien, zei ik. Eens kijken of ik jullie ook wat van dat nader inzien kan geven. Lucas 21. We begonnen te lezen in vers 5. Jezus geeft onderwijs in de tempel in Jeruzalem. Over die tempel gaat het gesprek. Daar was alle aanleiding voor. Prachtig is hij en groots, nog steeds wordt er aan gewerkt om hem nog groter en prachtiger te maken. Duizenden jaren omgang van God met zijn volk Israël komen bij elkaar in dit gebouw. Hier is het kloppend hart van Israëls verering van God. Alle geboden van de wet worden hier uitgevoerd, in offers en geschenken, door priesters en levieten. Wie werkelijk jood wilde zijn die moest hier zijn: in het huis van God. Hier was de plek waar hemel en aarde elkaar raakten, de plek van God met ons, Immanuel.

En dan zegt Jezus: ja, alles zal worden afgebroken, tot de laatste steen. Dat is dus niet maar een en passant opmerking over een huis in een straat: het lijkt wel heel wat, maar het zal worden afgebroken. Dit is brisant, het heeft de lading van de kern van jullie, van onze wereld zal afgebroken worden, einde van de wereld van het jodendom, de navel van de aarde wordt vernietigd. In dat soort taal wordt dan ook gesproken: kosmisch, groots. Logisch, deden wij ook, en doen we nog als het over 11 september gaat, grote woorden: einde van de wereld van dit en van dat. In Amsterdamse verhoudingen: Jezus staat hier niet maar bij de Tituskapel te praten en zegt dat die ook afgebroken wordt, nee, hij staat op de Zuidas, waar nog gebouwd wordt ook: dit hier, dat gaat allemaal weg. Dan is er niet maar een flat weg, dan is er een wereld gesloopt, die van de financiële markten. Zo spreekt Jezus hier.

Intussen gaat het hier in Lucas’ verhaal dus wel over de tempel. Het is Jezus’ laatste les over de tempel. De eerste had hij even eerder gegeven in de tempelreiniging. Dit had een gebedshuis moeten zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt. Dit hele systeem van laten zien hoe goed je bent in het dienen van God, van dat je bij hem hoort, en zo, dat is verrot: het gaat om gebed, het gaat om — nog eerder in Lucas — Heer wees mij zondaar genadig, om ontvangen, open zijn naar God en het goede doen naar anderen, maar hier worden farizeeërs gekweekt, die beter zijn dan wie ook. Dat is de eerste les, tempelreiniging. Over de tweede vertelt Johannes uitvoeriger: Breek deze tempel af en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen, zei Jezus over zichzelf, over zijn lichaam. Hij pretendeerde zelf de tempel te zijn, de nieuwe, de werkelijke plaats waar God op aarde was, de Immanuel in eigen persoon.

Dit is niet meer dan de derde les en de consequentie: deze tempel hier van steen, die gaat worden afgebroken. En wat dan blijkt is dat Jezus inderdaad de nieuwe tempel is en dat hij de oude veroordeelt en nu ook sloopt. Wat dan blijkt is dat Jezus niet maar een verdwaalde man uit Nazaret is, maar de Mensenzoon uit de profetieën van Daniël. In de belegering en verwoesting van Jeruzalem, in de sloop van de tempel zie je de Mensenzoon op de wolken komen in macht en luister. Dat is in Daniël geen beschrijving van de jongste dag, van het einde van de wereld, maar een beschrijving van Jezus’ hemelvaart, van het alle macht krijgen in hemel en op aarde van dé Mens die bij God komt, alle macht krijgt. Het goddelijk gelijk van Jezus, hij is zoals hij zich geeft, het goddelijk gelijk van Jezus, de man die de beheerders van deze tempel hier even later zullen ophangen aan een kruis, dat goddelijk gelijk gaat blijken in de totale sloop van de tempel. De ware tempel, de echte plek van God met ons, is Jezus alleen. Dat gaat blijken en dat beschrijft Jezus hier als één gebeuren. De vertaling zet je zomaar op het verkeerde been: dan in vers 25 en 26 staat er niet. Het is niet eerst de tijd van de heidenen voorbij en dan, en dan. Dan lijkt het net of er een volgorde inkomt, maar het is één geheel: juist in de sloop van de tempel blijkt Jezus inderdaad de Mensenzoon.

En zo is het ook gegaan. De hele beschrijving, in grote woorden en kosmische termen, moeilijke details, zware tijden, kun je zo terugvinden in de geschiedenis. Zo is het gegaan. Na de totale chaos in het Romeinse rijk in het vier-keizers jaar 69, volk en volk, oorlog en oorlog, epidemie en epidemie, belegert en verovert Titus in 70 Jeruzalem en vernietigt de tempel en het grootste deel van de stad. Het is een groot smerig bloedbad geworden. En het bleek waar: deze generatie zal het meemaken, de generatie die Jezus meegemaakt had was nog niet uitgestorven, zo’n veertig jaar later.

En het bleek ook nodig, al die aansporingen, dat Jezus zo gesproken had over waakzaamheid en verteld had over wat er zoal gebeuren zou. Denk het je even in: veertig jaar is wel lang. Twintig jaar na Jezus’ dood en verdwijnen uit het openbare leven — twintig jaar is een tijd — stond de tempel er nog steeds en leek er nog niets aan de hand. Ja, er is een groepje van die christenen gekomen, maar ja die zijn ook al verstrooid. Ze hebben er heel wat vervolgd. Het is de tijd van Paulus’ zendingsreizen, twintig jaar na Jezus. Heel Paulus’ werkzame leven, inclusief zijn vervolging van de christenen, je kunt het zo inplakken in Lucas 21. Dat is belangrijk geweest, deze aansporingen. Ze hebben er naar geluisterd ook, de christenen. Toen Jeruzalem belegerd werd zijn ze vertrokken, de christenen, en ze hebben hun leven gered en hun evangelie doorgegeven. Maar toen pas, veertig jaar na Jezus’ kruisiging en opstanding kregen zijn volksgenoten die zich niet wilden bekeren op de prediking van zijn apostelen te zien dat hij inderdaad de Mensenzoon was, de Rechter, de voltrekker van Gods oordelen. Geen steen bleef op de andere.

 

Pas als we dit duidelijk hebben, waar het hier wèl over gaat, bij nader inzien, kunnen we nog eens kijken en luisteren en merken we dat het in Jezus’ woorden ook wel over het einde van de wereld gaat, maar op een aparte manier. Een beetje verstopt, meer als consequentie, meer als: als Jezus inderdaad de ware tempel blijkt, de Immanuel, de Mensenzoon die Rechter en uitvoerder van de goddelijke macht is, dan is het einde van de wereld al begonnen. Als Jeruzalem valt en de tempel gesloopt wordt dan is de geboorte van een nieuwe wereld definitief ingezet, zichtbaar voor iedereen. Dan begint daar iets wat moet eindigen in een nieuwe werkelijkheid. En als dat begint te gebeuren, richt je op, je verlossing is dichtbij, zei Jezus. Daar ergens in verstopt, daarachter, zit de rest van de geschiedenis en het einde van de wereld.

In het beeld van een echte geboorte: als de vliezen gebroken zijn weet je zeker dat het kind geboren gaat worden, hoe lang of hoe kort het duurt weet je niet, maar dat het komt, dat weet je. Al die beschrijvingen van wat er zoal gebeuren gaat en moet gaan over de tempel en over Jeruzalem. Maar in combinatie met de geschiedenis die gebeurd is, is de consequentie voor ons, de boodschap voor vandaag, dat Jezus gelijk gekregen heeft van God zelf in al zijn pretenties: als Jeruzalem verwoest is, dan klopt het, dan is Jezus Gods Zoon, dan is hij de Mensenzoon, God met ons, in hem hebben we contact met de levende God zelf, en dan is hij al aan het komen.  Wanneer hij aankomt, dat weet alleen de Vader, maar dat hij onderweg is, is zeker.

Wat Jezus hier gezegd heeft volgens Lucas heeft iets van een grote goddelijke ironie in zich als je denkt aan Jeruzalem nu. Op de tempelberg staat de grote Al-Aqsa moskee. Met grote letters staat het op de koepel: er is één God en hij heeft geen zoon. En waarom kan die moskee daar staan? Omdat die tempel daar niet meer stond, en die grote lege plek van de tempel daar schrijft met grote letters uit: er is één God en Jezus is zijn Zoon. En hij is bezig te komen.

En dat is de tijd waarin wij leven, dat is de tijd waarin onze verhalen spelen. Al onze verhalen kun je in klikken in dat ene verhaal van God, van Jezus die bezig is te komen. Waar gaat het om in advent? Ik heb het nu de hele tijd laten hangen. Gaat het eigenlijk wel om het einde van de wereld? Het gaat er om dat er iemand komt. Jezus komt. Het gaat om Jezus. Hij is bezig te komen en hij is wie hij pretendeert te zijn. En klik dat dan maar in: onze aarde als schietschijf in het heelal, met een kosmische onverschilligheid, als een kermis waar kinderen schieten. Een keer is het raak. En hij is de God die deze wereld zo liefheeft dat hij zelf wilde komen, zelf er deel van uit wilde maken. en zo komt hij bij jou, bij mij, vandaag en eens helemaal.

Klik het er maar in, het verhaal van de crisis in het Westen, het verhaal van het onrecht in het Zuiden, het verhaal van de mensen die sterven omdat wij het goed moeten hebben, en het verhaal van alle onmacht die je daarbij kan voelen: al wil je er wat aan doen, hoe lastig is dat, waar doe je goed aan? Jezus is God zelf, komt daar in hangen, hij draagt het: deze uit de hand gelopen werkelijkheid draagt hij zelf. Hij neemt er zelf verantwoordelijkheid voor. Zo komt hij. Klik het er maar in, die kleine levens van ons: kwetsbaar, zomaar blijkt het dat je kunt sterven, dat je moet sterven. Daarin staat hij naast ons. En zo verwachten we hem. Als de God die zich daarin over ons ontfermt, de God niet maar die onze zonden vergeeft, maar de God die een opening maakt aan de dood en een eind aan de vergankelijkheid.

 

De Heer komt van ver, en het is nodig, kijk maar om je heen, denk aan ons leven, denk aan onze werkelijkheid, denk aan hoe het er aan toe is. Er moet recht gezet worden. Hij komt voor ons staan vanmorgen als de God die in Jezus werkelijk mens geworden is, de Mensenzoon, en die al bezig is om te komen, al onderweg. Als je het zeker wil weten, kijk naar Jeruzalem: die tempel is weg. Zoals hij heeft gezegd. Zo zeker zal hij hier ook eens zijn. Laten we hem bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 27 november 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *