God is nieuwsgierig

Preek over Genesis 18:20-21

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 84,1.6
zingen: Psalmen voor Nu 121
stil gebed
votum en groet
zingen: Liedboek 329
gebed
Schriftlezing Genesis 18:1-21
preek over Genesis 18:20-21
zingen: Opwekking 518
bemoediging lezen Psalm 33:12-22
zingen: Liedboek 477
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 481
zegen

God is nieuwsgierig. Hij is een God die vragen stelt, die op onderzoek uitgaat, die zelf komt kijken of het waar is wat hij gehoord heeft. Zo geeft hij zichzelf te kennen, onder andere in het stukje bijbel dat we vanmorgen lazen. Ik wil daar vanmorgen in de preek eens een dikke streep onder zetten, al was het alleen al omdat veel mensen, ook veel christenen daar niet meteen aan denken als ze aan God denken.

Er zijn zelfs behoorlijk wat mensen, in ieder geval behoorlijk wat mensen geweest, die dat eigenlijk niet kunnen geloven, dat God nieuwsgierig is. Om meteen maar wat misverstand proberen te voorkomen, het gaat me niet om dat woord nieuwsgierigheid. Sommige mensen vinden dat geen deugd. Ze nemen het dan in de betekenis van ‘alles’ willen weten, ook dingen die je niets aangaan. Ik neem nieuwsgierigheid in de zin van ‘willen weten’, willen weten hoe het echt zit, en dat is een grote deugd, waar alle wetenschap van leeft. Maar dan nog: veel mensen denken dat God alles al weet, dat hij niet te weten hoeft te kómen, maar bij voorbaat al-wetend is.

Een lange traditie in de kerk leert je over God vooral denken in termen waar al- voor staat: alom, overal al tegenwoordig, almachtig, alwetend. Als je dan Genesis leest merk je dat dit niet zo lekker met de bijbel klikt. God is niet overal, maar hier bij Abraham, hij weet niet alles al, maar gaat op onderzoek uit, voor hem is niets onmogelijk, maar hij laat op zich inpraten of en hoe hij zijn plan uitvoert. Natuurlijk vinden theologen daar dan wat op en verzinnen ze daar moeilijke woorden voor: antropomorfisme, God gedraagt zich mensvormig, of accommodatie, God past zich aan aan mensen. Dat soort dingen. Die hebben allemaal iets irritants ook over zich. Ze komen immers allemaal ook neer op: God doet alsof. Eigenlijk weet God alles al lang, maar hij doet hier om de een of andere reden alsof dat niet zo is.

Dat is irritant. Zo is er niets meer aan om in de bijbel te lezen. Als God toch alles al weet is heel de spanning eruit, staat Abraham straks voor gek op God in te praten over wat hij met Sodom en Gomorra gaat doen, en wordt uiteindelijk de hele geschiedenis, alles wat er hier op aarde gebeurt, nog minder dan een spelletje. Voor je het weet leef je in niet meer dan een groot computerprogramma dat start bij de schepping en eindigt op de jongste dag en waar alles al in vast ligt. God heeft het verzonnen en gepland en zo loopt het af. Het leeft niet meer, maar is dood.

Maar wat me hierbij vooral irriteert is dat je met zo’n alles-al-lang wetende en vastgelegd hebbende god niet kunt leven. Waarom zou ik bidden tot een god die alles al weet? Waarom zou ik hem zeggen wat ik ergens van vind als dat niet meer betekent dan hem al lang overbekende dingen voorhouden? Waarom zou ik hem überhaupt nog iets vragen als dat allemaal toch niets uitmaakt omdat alles al lang vastligt? Als God doet alsof als hij mij iets vraagt betekent dat onontkoombaar dat ik ook ga doen alsof als ik hem iets vraag of vertel. Zoiets verknoeit je complete relatie. Als God dan toch alles al weet en doet en regelt en vast heeft liggen, laat hij het dan ook maar zelf uitzoeken. Zo is er niets meer aan.

Gelukkig kloppen dit soort dingen inderdaad niet met de bijbel. Ga in de bijbel lezen en God serieus nemen zoals hij daarin optreedt en het wordt allemaal vanzelf weer levend en spannend. Als God iets vraagt wil hij iets weten. Als hij komt kijken of het echt zo is als hij gehoord heeft wil hij iets weten. En er is werkelijk helemaal niets in de bijbel te vinden dat je leert dat hij dat dan eigenlijk allemaal al lang weet. Juist andersom: juist omdat hij wil weten komt hij langs, komt hij vragen. Hij is nieuwsgierig, hij wil te weten komen. Zo gedraagt God zich in de bijbel. En zo hebben wij met hem te maken. God is, zoals hij zich gedraagt.

Als er iets is wat in de bijbelverhalen telkens weer onderstreept wordt is het dat God een serieuze wederkerige relatie met mensen wil. Hier ook weer: ‘Waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat ik van plan ben?’ Abraham heeft echt een eigen rol. Hij moet zijn nakomelingen leren Gods weg te volgen en rechtvaardig en goed te handelen. Dus betrekt God hem in zijn optreden en geeft hem daarbij zelfs een serieuze eigen rol: Abraham mag werkelijk argumenten inbrengen en pleiten voor de mensen van Sodom en Gomorra.

Het heeft er het meest van weg dat God juist om die serieuze wederkerige relatie mogelijk te maken kennelijk zijn eigen mogelijkheden inperkt. Het hoort allicht bij God zijn, bij de schepper en onderhouder van alles zijn, dat je alles kunt weten. Maar over de manier waarop is daarmee niets gezegd en ook niet of je dat kunnen ook wilt gebruiken. Je hebt iets dergelijks bij Gods almacht. Dat betekent dat God alles kan wat hij wil. Is ook maar iets voor de Heer onmogelijk? Maar daarmee is bepaald niet gezegd dat God alles ook wil. Hij kan zich ook beperken, kiezen opties niet te gebruiken. Zo is God alwetend in de zin dat hij overal achter kan komen, maar daarmee is niet gezegd dat hij automatisch alles al weet. Als hij in zijn schepping wil weten wat er echt aan de hand is, gaat hij kijken, gaat hij vragen. Dat is een kwestie van je schepping serieus nemen, lijkt me.

Misschien helpt een voorbeeld of wat uit onze wereld. Iemand vertelt dat hij als hoogleraar ergens ook een tijdje decaan was, en in die functie ook alle privé-dossiers van studenten kon inzien. Maar hij koos ervoor dat in principe niet te doen, omdat dit zijn relatie met zijn studenten onoprecht zou maken. Of: wat gebeurt er met je relatie met je kind als je haar of zijn dagboek leest dat niet voor jou bestemd is? Dat soort dingen vernielen een verhouding. Via een andere route meer kunnen weten dan alleen uit de relatie zelf, hoor je niet te willen. Het zou mij niets verbazen als de levende God zelf dat ook vindt. Zoals de bijbel erover vertelt weet God wat hij van ons weet echt via de relatie die hij met ons heeft: hij kijkt, hij volgt, hij vraagt, hij luistert.

Daar wordt God intussen geen mens van. Hij verzamelt informatie op veel meer manieren dan wij, onder andere door zijn engelen hier en op veel meer plaatsen in de bijbel. Maar ook verder. Ik heb dit gedeelte ook gekozen vanmorgen omdat het zo mooi direct op elkaar volgt: God die komt kijken of het zo is in Sodom en Gomorra, en God die weet dat Sara gelachen heeft en waarom. Er zijn al mènsen die zo gevoelig zijn dat ze merken dat iemand die meteen achter hen staat in zichzelf lacht bij wat ze zeggen. Lichaamstaal lezen is ook zo wat. Kennelijk leest God Sara hier nog op een andere manier. Maar dan nog. Hij reageert niet als iemand die natuurlijk al lang wist dat Sara zou gaan lachen, hij reageert op Sara’s lachen: waarom lacht Sara? Zoals het verhaal hier verteld wordt wist God niet al lang en bij voorbaat dat Sara zou lachen, nee, hij merkt dat Sara lacht. En hij reageert daar serieus op.

En dat is waar het me vanmorgen nu echt even om gaat. Als God zo als hier over zichzelf laat vertellen, dan is duidelijk dat hij God is en niet zomaar iemand: hij ziet en neemt waar wat wij zomaar niet waarnemen in de relatie met Sara. Maar dan is ook duidelijk dat hij niet met ons wil omgaan als iemand die alles al weet. Hij vraagt, hij kan luisteren, hij komt onderzoeken, hij wil ervaren, hij is nieuwsgierig. Misschien had God op zo’n min of meer automatische manier alwetend kúnnen zijn. Hij heeft het niet gewild. Hij zoekt met Adam naar een helper die bij hem past. Hij roept Adam: waar ben je? en hij vraagt door. Hij gaat kijken bij de toren van Babel en hier bij Sodom en Gomorra. Hij stelt straks Abraham op de proef met de opdracht zijn zoon Izaak te offeren. En dan zegt God: Nu weet ik, nu heb ik gemerkt dat je echt ontzag voor me hebt. Daar leest God Abrahams hart niet voor, hij merkt het aan zijn gedrag. Hij verzamelt zijn goddelijke kennis van ons uit zijn verhouding met ons. Hij wil ons kennen zoals een geliefde ons kent.

Denk daar dan ook vooral aan als je zo verder in de bijbel leest. God kijkt niet naar het uiterlijk, naar de buitenkant, maar hij ziet het hart aan. Ja, maar dat betekent niet zomaar dat hij je gedachten leest en het diepste wat in je leeft al bijvoorbaat kent. Het betekent dat hij je serieus volgt, met je omgaat, met je mee trekt, je leven ziet, je gedrag, je reacties peilt en heel erg goed kan luisteren. Psalm 139 is geen lied over een goddelijke vanzelfsprekendheid, waardoor God vanzelf mij door en door kent, het is een lied over goddelijke liefde en toegewijde tederheid van iemand die zo mijn leven deelt dat het geen geheimen meer kent. Zoals je geliefde weet wat je wilt gaan zeggen voor je het gezegd hebt, zo God. Daar zit leven in, liefde, trouw en aandacht. Het is het weten van een goddelijke nieuwsgierigheid die nieuwsgierig is naar jou.

Hoe meer je hiervan ziet — en het ligt verweven in de hele bijbel — hoe meer je merkt dat het echt past bij deze God om een Zoon te hebben die mens wórdt. En ook dat niet maar als een doen alsof, als een spel, maar echt. Als iemand die gehoorzaamheid moest leren uit wat hij moest lijden. Als iemand ook die niet automatisch alles al wist en kon. Uiteindelijk zit er in Jezus’ leven voor ons dezelfde dynamiek als hier bij Abraham en God. Ik wil weten hoe het echt is. Ik heb mijn volk horen roepen, ik heb de mensen horen schreeuwen en huilen, nu wil ik echt weten hoe het zit. Het is niet voor niets dat de meest beroemde ikoon van de heilige drie-eenheid een schildering is van deze drie mannen bij Abraham.

En haal dat dan vervolgens vooral helemaal naar jezelf toe. God wil jou en mij kennen, niet met een of andere automatische goddelijke kennis die er vanzelf altijd al wel is. Hij leest mijn dagboeken niet, en laat al mijn geclassificeerde dossiers dicht. Hij wil mij leren kennen uit onze verhouding. Hij volgt me, hij ziet me, hij vraagt, hij luistert, en al doende en al levende bouwt hij kennis van mij op, dieper dan wie ook op aarde, maar eerlijk en open en integer. Als hij vraagt: waarom doe jij dat? dan wil hij ook van mij weten waarom ik dat doe. Hij leest niet maar in mijn achterhoofd dat ik graag vergeven wil worden van iets, hij wil het van me horen. Hij weet niet maar bijvoorbaat al lang dat ik graag zo’n baan wil, die studie wil doen, zo’n leven leiden, hij wil het van me horen. Hij wil niet maar stilletjes constateren wat in mij leeft en zich niet maar beperken tot lichaamstaal om te zien of ik boos ben of verdrietig of blij. Hij wil het horen, merken, hij wil weten. Hij is nieuwsgierig naar mij, naar jou.

Hij zegt: vraag mij en ik zal geven, bid mij, spreek je uit. En hoe meer wij denken, dat God toch alles al weet en dat het dus geen zin heeft om ons hart voor hem open te leggen, hoe groter mij de kans lijkt dat God eens tegen ons zal zeggen: ja, joh, jij bent nu wel teleurgesteld in mij dat ik dit niet of dat niet, maar hoe had ik dat dan moeten weten? Vanmorgen lezen we deze verzen in Genesis. God laat zichzelf zien als een God die nieuwsgierig is, die komt kijken. Ik denk dat dit meteen een boodschap is voor ons, voor jou, voor mij. Vanmorgen komt God zelf ook bij ons langs. En hij is nog steeds nieuwsgierig. Hij wil weten, weten wat jij vindt, luisteren naar jou, kennis opbouwen zoals een geliefde je kent. Heer, U doorgrondt en kent mij, ja, en hoe meer jij vertelt en laat zien en jezelf geeft, des te meer kent hij jou en des te levendiger is zijn liefde voor jou. En hoe minder jij vertelt en laat zien en jezelf geeft, des te groter de kans dat je eens moet horen: ik ken jou helemaal niet, wie ben jij eigenlijk? hebben wij iets met elkaar? Als er iets is wat God in de bijbel nooit en nergens doet, is het doen alsof. Daarom kan hij er ook niet tegen als wij doen alsof. En het is nergens voor nodig ook. Een God die zo nieuwsgierig is dat hij zelf komt kijken, nog eens, zo nieuwsgierig dat hij mens wordt en zelf komt, die zichzelf zo geeft, open en eerlijk en kwetsbaar, voor zo’n God hoef je niet te doen alsof. Hij houdt al lang van je. Laten we hem bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW i.c.m. De Bron, 28 augustus 2011
Amsterdam-C, 30 oktober 2011

2 gedachten over “God is nieuwsgierig

  1. Een mooie, aansprekende preek. Zou hem best willen gebruiken, als ik in augustus een leesdienst mag verzorgen.
    Er knaagde echter wel iets bij me. Inderdaad hebben we altijd geleerd dat God “almachtig, alwetend, alom tegenwoordig” is. Veel van onze gezangen zijn daar ook van doordrenkt: we zongen vroeger “Nog voor wij U iets vragen, voorkomt Gij ons gebed”! Toen dacht ik ook al: waarom zou je dan nog bidden? Maar daar werd dan weer op geantwoord: “God wil gebeden zijn!”
    Goed, daar kun je dan nog een keer van zeggen: zo dachten we toen. Maar ligt in onze belijenis (NGB en DL) niet vast dat God van voor de aanvang van de wereld al heeft bepaald wie uitverkoren is en wie niet? M.a.w.: hoe breng ik evenwicht tussen uw preek en de leer van de uitverkiezing?

    • Bert, dank voor je reactie en je vraag. Goede vraag. Ik moet er bij kiezen tussen een heel kort en een heel lang antwoord. Probeer eerst maar eens het korte. Als God al vanouds heeft bepaald wie uitverkoren is dan is daarmee nog niet gezegd dat hij vanouds alle stappen heeft vastgelegd waarlangs iemand de nieuwe hemel-en-aarde bereikt. De raad van God is in de bijbel niet een alles vastleggende voor-beslissing (zeg maar programmering), maar eerder een alles overwinnende, overal iets op vindende permanente besluitvorming. God is iemand die voor geen gat te vangen is, overal iets op vindt, en dus kan ik er rustig op vertrouwen dat hij ook voor vreemde gasten als ik zelf ben een weg vindt naar de bruiloft van het Lam. Er ontstaat hier pas een probleem als je uitgaat van de gedachte dat God niet improviseert, maar strikt van script werkt. Die gedachte is niet bijbels (en bovendien minderwaardig).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *