We volharden alleen al biddende

Preek over zondag 52 (a) Heidelbergse Catechismus

orde middagdienst
votum en groet
zingen: Psalm 138,1
gebed
Schriftlezing Hebreeën 4:14-5:10
zingen: Psalm 72,6.7
preek over Zondag 52a
zingen: NGK 179b
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 73,10
zegen

De volharding van de heiligen. Daar hebben we een heel stuk over in een van onze belijdenisgeschriften. Weet u waar?

Als u achterin uw kerkboek kijkt, vanaf bladzijde 497, vindt u in de Dordtse Leerregels een vijfde hoofdstuk van de leer: de volharding van de heiligen. Ik wijs daar hier maar eens op, omdat ik de indruk heb dat die Dordtse Leerregels onder ons een beetje de Assepoester van de belijdenisgeschriften zijn. En dat is jammer, want als het gaat om een heel beknopt stuk over geloof en wedergeboorte, over geloof en volharding, over de ups and downs van ons leven als christenen, dan vindt u hier kostbare raad. We zouden veel vaker met het gouden muiltje van onze vragen naar de Dordtse Leerregels moeten gaan, dan zouden we vaker dan we denken ontdekken dat juist zij dat muiltje passen.

Nee, ik ga vanmiddag niet over de Dordtse Leerregels preken, maar over de catechismus. Maar ik verwijs er hier wel even naar. Want als het over de volharding van de heiligen gaat, hebben we al snel iets over ons van: ja, hebben we daar niet iets over? is dat niet een of ander leerstuk? En als we dan wat doorpraten, dan komt er in een groep al snel boven tafel, dat het dan gaat om de leer dat ware gelovigen ook tot het eind toe volharden zullen. Nou, als er in een of ander gesprek een leerstuk op tafel komt, dan treden er bijna altijd speciale verschijnselen op. U moet er maar eens op letten. Dan blijken er mensen te zijn die dat leerstuk wel interessant vinden, en die er graag een stevige boom over opzetten. Dat ware gelovigen tot het eind toe volharden, ja, dat moet ook wel. Als God mensen uitkiest tot het eeuwige leven, dan moet Hij er ook voor zorgen dat ze dat eeuwige leven halen. Eigenlijk trekken we in de leer van de volharding alleen maar de consequenties uit die andere leer van de verkiezing. Maar er blijken ook mensen te zijn die allerlei vragen hebben bij dat leerstuk: hoe kan dit en hoe kan dat? Oké, ware gelovigen volharden tot het einde. Maar betekent dit dan niet, dat mensen die van het geloof afdwalen nooit ware gelovigen geweest zijn? En ze kennen mensen die weg gegaan zijn. En ze herinneren zich dat ze voordien nooit veel verschil hadden kunnen ontdekken tussen hun eigen geloof en dat van die ander. Nee. En hup, daar loopt al een stevige discussie. Maar, er blijken ook mensen te zijn die in heel die discussie niet geïnteresseerd zijn. Die zullen waarschijnlijk ook vinden dat ik hier al veel te lang sta te praten over leerstukken en zo. Leerstukken, dat zal allemaal best, en we geloven graag dat ze waar zijn, zolang we er maar niet over na hoeven te denken. Dat leidt allemaal alleen maar af. Het gaat om het leven, om het leven met God, en hoe we dat allemaal onder woorden kunnen brengen, nou, dat is voer voor specialisten.

U moet er maar eens op letten. Begin over een leerstuk, en het gezelschap valt uiteen in freaks, in sceptici en in praktikalen. Nou is mij dat allemaal tot op zekere hoogte best. Het heeft ook wel iets komisch om dit soort effecten te zien optreden. Het wordt pas vervelend als we met elkaar zouden vergeten dat leerstukken in de kerk niet maar interessante, of moeilijke, of dorre theorie zijn, maar altijd iets onder woorden brengen uit ons leven. De leer-freaks, de dogma-sceptici en de praktische jongens en meisjes, ze vinden elkaar terug hier in dat ‘ons’ van het ‘Onze Vader’, ‘leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze’. Dat bidden, dat is de leer van de volharding der heiligen in vol bedrijf. Daarin zie je die artikelen van de leer in beweging komen. Ze lijken soms star en stram in het gelid te staan, maar als je zo samen bidt, dan blijken ze een voor een naar voren te komen en door de knieën te gaan voor God. U moet er maar eens op letten: werkelijk gereformeerde leer kun je altijd bidden. Ze wordt een lofzang, of een bede om vergeving, of een bede om hulp, zomaar. Kan dat niet, dan is er alle reden te verwachten dat het dan ook geen gereformeerde leer zal zijn.

En breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Dat is de bede om volharding voor ons zelf, en voor elkaar. En laten we daar, zo’n paar dagen na Kerst, maar bij bedenken: het is de Here Jezus die ons dit leert bidden. Over Hem hebben we net gelezen in Hebreeën: Hij is onze Hogepriester, die met ons kan meevoelen, die in alle dingen op gelijke wijze verzocht is geweest als wij, zonder te zondigen. Hij is de Zoon, die bij zijn leven op aarde zich eelt op de knieën gebeden heeft om hulp en kracht, en die verhoord is uit zijn angst. Juist aan de Here Jezus kun je zien dat het bij de volharding der heiligen niet gaat om een leerstuk dat ‘toch wel waar is’, of dat ‘wel waar zal zijn’, maar om iets dat wij elkaar leren zeggen omdat het waar blijkt in ons gebed.

Want je zou kunnen zeggen: nou, dat is dan mooi, ware gelovigen volharden tot het einde. En dan is het een goedkope waarheid geworden, die nog wel lijkt op de leer van de kerk, maar meer ook niet. De volharding der heiligen is geen goedkope waarheid, het is een heel dure waarheid. En als u thuis de Dordtse Leerregels daar eens op naleest, dan zult u zien dat er daar ook zó over gesproken wordt, als een dure waarheid, die ons zweetdruppels kost, zoals ze de Here Jezus zweetdruppels heeft gekost, tot in Getsemane Hij bloed en zweet zweette. Wij volharden alleen in ons geloof in ons bidden, dag in dag uit, telkens en telkens weer: Onze Vader, breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Wij volharden alleen in ons geloof in ons bidden. Houdt dat gebed op, dan houdt ook onze volharding op. Want wij zijn zwak, en alleen God is sterk.

Wij zijn zwak, daarmee begint de catechismus zijn uitleg van deze bede. En dat is voor ons zomaar een algemene waarheid geworden, die we niet meer beseffen, die we voor onszelf niet meer concreet maken. Wij zijn zwak, dat is dan net zo iets als wij zijn zondaars, natuurlijk, we maken allemaal fouten. Maar ondertussen denken we vaak sterk te staan. Als je jong bent zie je de fouten van je ouders, en je denkt: dat zal mij niet overkomen. Maar dan ben je zelf ouder en je ontdekt dat het je wel overkomen is, of dat je in juist de omgekeerde fout vervallen bent. Of je denkt: ik kan daar wel tegen. Natuurlijk, een beetje vent kan best tegen een aantal pilsjes, en een paar keer om 4 uur naar bed. Ja, maar kon je er werkelijk tegen. Ben je werkelijk sterker dan drank, en ben je wakker op school, of in de kerk? Ik kan daar best tegen… ja, maar de beelden van die vieze scènes laten je niet los, en de eerste joint was nog spannend, maar de vijftiende? Je zou het eens bij moeten houden, voor je zelf: boos geweest, brutaal geweest, iemand uitgescholden, een kletsverhaal verteld, driftig geworden, aangerommeld op je werk – iedere keer turven, achterin je agenda. Moet je eens kijken na een week.

Wij zijn van onszelf zo zwak. Als dat voor ons weer concreet geworden is, dan kan het weer tot ons doordringen: Wij volharden alleen in ons geloof in ons bidden, dag in dag uit, telkens en telkens weer: Onze Vader, breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Van ons zal het niet komen als wij volhouden. Het zal van God zelf moeten komen. Hij zal ons moeten dragen.

En laten we het dan maar bedenken: als de Here Jezus ons dit leert bidden, dan weet Hij waar Hij het over heeft. Wij denken vaak dat verzoekingen voor de Here Jezus eigenlijk niet echt waren. Dat ze Hem, omdat Hij God is, eigenlijk niet raakten. Dat het bij Hem allemaal heel anders ging dan het bij ons gaat. Vergeet het maar. Hebreeën zegt juist dat hij in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest. Niet voor niets vinden we Hem in de evangeliën telkens weer in gebed. Gebeden en smekingen, onder sterk geroep en tranen, ja dat is Getsemane, maar dat is tegelijk veel meer. Daar zit een leven van gebed vóór. Deze bede is gestolde levenservaring van onze Heiland. Dáárom heeft Hij niet gezondigd. En zó, al biddende, kan er bij ons ook iets terecht komen van volharding, kan die vorm krijgen in ons leven, kunnen we krachtig tegenstand bieden. Anders niet.

Want wij zijn zwak, maar God is sterk. En die kracht van God, die ontvangen wij op ons bidden. Hebreeën legt hier een heel mooi en diep verband. Juist omdat wij een Hogepriester hebben die weet wat het is om verzocht te worden, en die ons uit levenservaring deze bede leert bidden, juist daarom moeten wij met vrijmoedigheid gaan naar de troon van de genade, opdat wij barm­hartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. Te gelegener tijd. Dat is de tijd van ónze verzoeking. Vrijmoedig bidden om hulp: Vader, breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. In dat bidden en op dat bidden geeft God ons, barmhartig en genadig, hulp.

En zoals zo vaak is God ook hier in Hebreeën verborgen in het détail. Moet u eens kijken naar die woordjes, laten wij met vrijmoedigheid gaan naar de troon der genade. Vrijmoedig, zonder bang te zijn nul op het rekest te krijgen. En dat bij dit onderwerp! Want hoe vaak gaat het bij ons zondigen niet om een vallen in een zonde die we al weet ik hoe vaak gedaan hebben. En dan is daar weer die verzoeking, die hinderlaag van de duivel. En weer vallen we er in. Het zou je de moed ontnemen om ooit nog te bidden. Ja, en toch heeft Hebreeën het hier over vrijmoedigheid, vrijuit gaan. God roept ons met barmhartigheid, met genade. Hij weet wat Hij aan ons heeft. En toch wil Hij ons helpen.

En daar zullen wij het van moeten hebben. Omdat wij zo zwak zijn zal God ons moeten staande houden en sterken, hulp geven te gelegener tijd. Juist daarom geldt dat: Wij volharden alleen in ons geloof in ons bidden, dag in dag uit, telkens en telkens weer: Onze Vader, breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Wij volharding juist in ons bidden, omdat wij ons in ons gebed helemaal richten op God. We verwoorden er onze afhan­kelijkheid in, geven onze afhankelijkheid er vorm in. Juist in ons bidden laten wij ons dragen in de sterke armen van onze hemelse Vader.

Het is die blikrichting die hier alles uitmaakt. Als wij naar onszelf kijken, dan komen we er nooit. Wij zijn uit onszelf zwak. Als je jezelf de vraag stelt: zal ik het volhouden, te geloven, te blijven leven als kind van God, dan heb je eigenlijk alleen maar reden om te wanhopen. Maar als je kijkt naar God, die ons geroepen heeft, en draagt, dan kun je, al biddende, belijden: ja, ik zal het volhouden omdat Hij het is, die mij draagt. Volharden omdat Hij zo sterk is.

En laten we ons dat maar weer concreet voorstellen aan de Here Jezus. Hem stelt Hebreeën ons voor ogen als onze Hogepriester, de leidsman, de vooroploper van ons geloof. Nu, Hij heeft het volgehouden, al biddende, in totale afhankelijkheid en overgave aan God. Hij is verhoord uit zijn angst. Hij heeft de kracht ontvangen om staande te blijven. En is zo voor ons een levend bewijs geworden dat ook wij die kracht kunnen krijgen. Let wel: precies zo. Hij is voor ons niet een bewijs dat ook wij zelf zo sterk kunnen worden dat wij het op eigen kracht vol kunnen houden. Dat zou een wensdroom zijn waar we kapot aan gaan. Nee, omdat Hij de kracht heeft gekregen, is Hij bewijs dat ook wij die kracht kunnen krijgen, op ons bidden, te gelegener tijd.

Daar gaat het om bij de volharding van de heiligen, dat wij kracht krijgen. Want wij zijn zwak en God is sterk. En juist daar­om geldt dat: wij volharden alleen in ons geloof in ons bidden, dag in dag uit, telkens en telkens weer: Onze Vader, breng ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 28 december 1997
Amsterdam-ZW, 12 juli 1998

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *