Wil er werkelijk wat veranderen in ons leven, dan zullen we open moeten gaan voor God

Preek over zondag 3 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 115,1.5
gebod
zingen: Psalm 115,6-8
gebed
Schriftlezing Jeremia 31:15-40
inzameling gaven
zingen: Psalm 31,1.2.5.6.11.12
preek over Zondag 3
zingen: NGK 103,7
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 31,13.14
zegen

Onze God gaat een weg met ons in ons leven. En Hij is er op uit om ons te veranderen. Hij wil ons van uiteindelijk óngelukkige mensen, die, hoe verborgen en ongemerkt ook, toch steeds maar draaien om zichzelf, veranderen in mensen die, ondanks alles wat er gebeurt, ondanks alle gemis en pijn, toch getroost en gerust kunnen leven en sterven. Die verandering is niet maar iets dat God bewaart voor ná dit leven. Het gaat juist, ook in de catechismus, om het heden. Alles wat de catechismus over ‘onze ellende’ zegt, staat in het kader van ‘wat wij moeten weten om in het heden in de éne troost gelukkig te leven en te sterven’. Wil de troost van het eigendom van Christus zijn werkelijk effect hebben in ons leven nu, en niet als een ‘waarheid op zich’ langs ons heen gaan, dan moeten we beseffen wie wij zijn.

Vorige week zijn we begonnen met daarover na te denken: Wil er werkelijk wat veranderen in ons leven, dan zullen we eerlijk moeten zijn over onszelf, over ons tekort aan liefde, over ons teveel aan haat. Want alles wat wij verbergen voor God en voor onszelf, het wordt een zwerfsteen in ons bestaan, die ons telkens weer de rust die God geven wil ontneemt. Dan verandert er uiteindelijk niets, of veranderen er alleen maar wat details aan de buitenkant van ons leven, terwijl wij zelf, van binnen, nog net zo hard blijven draaien om onszelf, en onze eigen geheimen, verlangens, wensen, eisen en frustraties als alle andere mensen om ons heen. Willen wij werkelijk kunnen leven uit de rust die God ons in Christus geven wil, dan is eerlijkheid en openheid een eerste voorwaarde. Noodzakelijk. Zonder die eerlijkheid, zonder dat onder ogen zien van ons eigen arglistige hart, verandert er niets.

Die eerlijkheid is noodzakelijk — toch is zij, aan de andere kant, niet voldoende. Alleen maar eerlijkheid over jezelf, over wat er in je hart leeft, dat hoeft op zich nog geen verandering te geven. Eerlijkheid brengt hier niet verder dan een besef van zonde, en ongelukkigheid. Dat is belangrijk genoeg. Bij mensen zoals wij, die altijd maar weer verstoppertje spelen voor onszelf, en ons beter voordoen dan we zijn, is het broodnodig, dat God ons dwingt tot eerlijkheid. Dat doet Hij, telkens weer, door zijn wet, zijn goede geboden. In allerlei vormen zet Hij ons voor de directe vraag: maar jij, wat heb jij gedaan, zelf, bewust, in je eigen leven? Wet doet zonde kennen, zegt Paulus dan. Maar daarmee hoeft er nog niet veel te veranderen in ons leven. Het zou ook niet meer kunnen opleveren dan een volhouden, een verharden in het kwaad. Daarvoor hoeven we echt niet meteen naar andere mensen te kijken, we weten het zelf maar al te goed. Hoe vaak weten we niet best dat het niet goed is wat wij doen, en doen het toch? Nee, eerlijkheid is noodzakelijk, maar niet voldoende.

Laten we dat vanmorgen eens onder ogen zien, en dan, bij zondag 3, een stap verder gaan: Wil er werkelijk wat veranderen in ons leven, dan zullen we open moeten gaan voor God, en dat ondanks onze zwakheid, door Gods kracht.

Ondanks onze zwakheid, want eerlijkheid is noodzakelijk, maar niet voldoende. Wanneer wij eerlijk worden over onszelf, komen we in een doodlopende steeg terecht, waar wij niet verder kunnen. Eerlijkheid brengt ons in het nauw. Ons probleem is maar niet dat wij zo moeilijk eerlijk over onszelf worden, en dat wij zo vaak pas na een lange drijfjacht op smoesjes en verontschuldigingen, op verstoppartijen en ontkenningen, beginnen met toe te geven hoe de zaken er werkelijk voorstaan bij ons. Daar hebben we vorige week genoeg aandacht aan gegeven: het is eindeloos moeilijk om werkelijk eerlijk te zijn over je zelf, en concreet, met naam en toenaam, onze gebrek aan liefde en teveel aan haat onder ogen te zien. Maar als we daar dan zijn, bij ons werkelijke probleem, als we werkelijk gaan bekennen: ja Heer, ik heb niet gedaan wat u vroeg en wat goed was, ik heb mij hard opgesteld tegenover die ander, ik wilde mijn gelijk halen, ik heb mijzelf beter voorgedaan dan ik ben, ik heb U geen toegang gegeven tot heel mijn hart, om toch maar door te kunnen gaan met mijn eigen lievelingszonde – ook als we daar dan zijn, wat levert ons dat op? Wat verandert ons dat?

Wel, misschien wel wat. We zouden er bijvoorbeeld eens wat bescheidener van kunnen worden in het aangeven van andermans fouten en zonden. We zouden wellicht ophouden een ander eens flink in te peperen waarom dat toch echt niet kan wat hij of zij wil, of helemaal niet kon wat hij of zij gedaan heeft. We zouden misschien wat minder snel worden in het be- en veroordelen van anderen, wat minder gemakkelijk de hele wereld langs onze pietepeuterige meetlat leggen, als wij lekker onderuit naar het journaal kijken en ons wijze hoofd schudden of zoveel slechtheid. We zouden misschien wat meer begrip op kunnen brengen voor elkaar, ook in onze slechtheid en onze zwakheid. Dat zou al heel wat zijn, in ieder geval vergeleken met hoe het nu vaak gaat. Deze eerlijkheid zou tenminste een einde maken aan de huichelachtigheid waarmee wij ons zomaar boven anderen verheffen — boven die drugsverslaafde, die zwakkeling die naar de hoeren gaat, die oppervlakkeling, die niet anders kan dan tv-kijken, boven … vult u maar in. Hoe vaak proberen wij niet onze eigen beerput te dichten met het deksel van andermans zonden? Nee, de eerlijkheid van de biddende tollenaar breekt de hoogmoed van die farizeeër, die ons bij onszelf zo bekend voorkomt.

Toch is het nog niets vergeleken met de verandering waar het God om gaat. We worden er ook niet gelukkiger op, maar ontdekken alleen maar dat we als mensen samen onge­lukkig zijn. Samen leven we met de bittere herinnering dat we geschapen zijn voor een betere wereld dan die waarin we nu leven. Samen hebben we ons leven in eigen hand genomen en zullen we wel bewijzen dat we dat ook aankunnen. Samen trekken we onze sporen van vernieling in de ziel van de ander. Samen zijn we alleen met onszelf, en onze slechte geheimen, met onze moeilijke levenservaringen. Samen dragen we ons verleden met ons mee, al die dingen die we niet meer over kunnen doen, die we niet meer goed kunnen maken.

Samen zijn we zondaars en ongelukkig. En dat geldt maar niet voor de mensen die we tegenkomen. De catechismus vraagt aandacht voor de grote verbanden van zonde en dood waarin wij onszelf terugvinden, zodra wij eerlijk worden over onszelf. De grote keten van zonde en beschadiging, van kwaad en gemis, ze is al begonnen bij Adam en Eva in het paradijs. Daar is de zonde begonnen, daar wordt ze niet verklaard, alleen maar: daar is ze begonnen, sinds die tijd zondigen alle mensen, sinds die tijd moet ieder die eerlijk is erkennen dat hij leeft met een groot tekort aan liefde en een even groot teveel aan haat. Dit ‘samen’ bindt ons samen. Niemand kan een ander de schuld geven van zijn eigen zondigheid en slechtheid. Ook Adam en Eva niet. Telkens weer blijkt voor wie eerlijk is, mijn verkeerde gedrag wordt niet maar opgeroepen door het verkeerde gedrag van anderen, maar komt uit mijn eigen hart voort. Het gaat om mijn eigen gebrek aan liefde, aan geduld, aan incasseringsvermogen, het gaat om mijn eigen eisende houding, om mijn eigen cirkelen rond mij zelf. Wij zijn zelf zo bang dat we tekort zullen komen. Allemaal.

En daarom komen we er zelf ook niet uit. Ook samen niet. We zitten samen in een ellende, waar we niet meer uit kunnen komen. Alles is bezig kapot te gaan, en wij kunnen niet meer dan wat oplappen en tijdelijk afremmen, maar tot stilstand brengen kunnen we de ontwikkelingen niet meer. Zelfs iedere goede daad die wij stellen, het is bij alle goede bedoelingen tegelijk een zondige daad. Ieder goed woord dat wij spreken, de leugen glipt er in mee. Onze motieven zijn onzuiver en onze bedoelingen dubbelzinnig. Na een handvol goede voornemens veranderen we voor even ons gedrag, maar voor hoe lang? Vroeg of laat is daar toch weer de teleurstelling: het is niet gelukt. Alle grote plannen uit de wereldgeschiedenis van een heropvoeding van de mensheid, alle grote woorden over wereldvrede door onderhandelingen, alle verdragen over mensenrechten, alle acties en stimuleringsfondsen, wat hebben ze nu helemaal uitgehaald? Wat vormen ze uiteindelijk meer dan een bewijs dat wij inderdaad allemaal in zonde ontvangen en geboren zijn, dat wij diep vanuit onszelf zondaars zijn en ons daarom zo gedragen als wij doen?

Zo komen we op zijn best nooit verder dan een gezamenlijke eerlijkheid, samen tot de erkenning: ja Heer, wij hebben niet gedaan wat u vroeg en wat goed was, wij hebben ons hard opgesteld tegenover elkaar, wij wilden ons gelijk halen, wij hebben onszelf beter voorgedaan dan we zijn, wij hebben U geen toegang gegeven tot heel ons hart, om toch maar door te kunnen gaan met onze eigen lievelingszonde — ook als we daar dan zijn, wat levert ons dat op? Wat verandert ons dat ten goede? Wel, als dit alles is, als we niet meer zouden kunnen zeggen dan dit, dan moet inderdaad het antwoord zijn: niets, niets en nog eens niets. Dan hebben we alle reden om cynisch te worden, zoals zovelen al zijn, en om te overleven ons te begraven in werk, in plezier, ontspanning, roes, en zo voort. Als wij inderdaad de mensen zijn voor wie onze ouders ons altijd waarschuwden, wat is er dan nog aan te doen? Zouden we dan toch maar niet gewoon doorgaan met tenminste op onderdelen van ons leven bevrediging te zoeken, en de rest, onze pijn, onze schuld, ons verlangen, maar te laten voor wat het is? Al onze eerlijkheid mag een noodzakelijke voorwaarde zijn, wil er bij ons zelf, in ons hart iets veranderen, voldoende is ze niet. We zitten samen, allemaal, in een doodlopende steeg, en eruit komen kunnen we niet. Wil er van verandering sprake zijn, dan zijn we aangewezen op God.

Want al die eerlijkheid die levert ons pas iets op als we haar in verband zetten met het evangelie. Op zichzelf is eerlijkheid, ook eerlijkheid voor God: werkelijke zondekennis, volkomen onvruchtbaar. Er groeit pas iets uit als deze aarde bezaaid wordt met iets anders: met het zaad van wedergeboorte, het levende en blijvende Evangeliewoord van God. Dan gaat er pas kracht van uit, kracht, die uiteindelijk de kracht van het evangelie zelf is. Pas als dat Woord tot ons komt met de overtuigende kracht van de Heilige Geest komt er een mogelijkheid tot werkelijke en eerlijke verandering in ons leven. Met dat evangelie trekt God ons uit onze eigen gekozen baan en verandert onze weg de goede richting op. Hij trekt, door de kracht van zijn liefde. En juist in combinatie met die eerlijkheid die Hij ons leert gaat die stem luid klinken: het evangelie resoneert duizendvoudig op ons leven zoals het werkelijk is, in diepe klanken.

Want zulke mensen, zo als wij onszelf in alle eerlijkheid hebben leren zien, zulke mensen roept God tot zich. Mensen die continu en iedere keer weer zich van Hem afkeren, Hij roept ze: kom, wees mijn kind. Mensen die tot het uiterste moeite doen om hun leven zelf te leiden, vol vragen en eisen, mensen die altijd zo bang zijn dat ze iets tekort komen, dat ze er krampachtig zelf wel voor zorgen dat ze aan hun trekken komen, God roept ze: kom, wees mijn kind. Mensen met een hart waar allerlei onreinheid uit naar buiten komt, slechte gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster, zoals de Here Jezus zegt, zulke mensen roept God: kom, wees mijn kind. Mensen die zijn verbond zo grondig verbroken hebben dat er geen redden meer aan is, zulke mensen roept God, de ontroerde God, en zegt ze: kom, ik geef je een nieuw hart, ik verander je van binnen uit, ik maak een einde aan dat eindeloze draaien om je zelf en je eigen belang, en geef je Christus: zo als Hij, zo zal Ik je maken. Kijk, bij die boodschap van God, levert onze eerlijkheid ons iets op: stomme verbazing, eindeloze verwondering dat God niet is zoals wij, maar zich ontfermt, dat Hij medelijden heeft met slechte mensen in plaats van afkeer, dat Hij zich niet boven hen verheft — hoewel Hij daar alle reden voor zou hebben: Hij is ver boven ons verheven —, maar zich juist onder ons buigt om ons op te vangen in onze zondeval. Hij wil ons uittillen uit de doodlopende steeg waar wij in terechtgekomen zijn. Hij geeft het ons niet een eeuwigheid verbijsterd te zijn door ons eigen kwaad, maar een eeuwigheid verbluft te zijn door zijn liefde.

Die liefde is de bron van iedere werkelijke verandering bij ons. Alleen Gods liefde overwint onze haat. Ze wordt bij ons thuisgebracht door de Heilige Geest. God zelf zoekt ons hart, en laat zijn liefde daarin weerklinken. Het laatste van het Evangelie, dat wat ons hart raakt, en ons bekeert, dat is zijn Geest. Daarmee komt Hij in ons wonen, gaat bij ons in en uit, in ons, als de mensen die we werkelijk zijn, zo, als we het eerlijk onder ogen leren zien. Toch, dat is het grote wonder van ons leven, dat God zelf, nog een keer God, God de Geest, zelf wonen wil in zondige mensen. Zo wil Hij zijn weg met ons gaan, zijn veranderende weg, door iedere keer weer ons van buitenaf te roepen met zijn evangelie: te plaatsen oog in oog met onze geliefde Heiland, en door iedere keer weer van binnen uit ons te raken door zijn Geest, zijn Geest, die ons Christus uittekent zoals Hij voor ons is: verlosser van zondaren, redder van ellendigen, zoeker van verlorenen.

Zo is het werkelijk zo als iemand dichtte:

De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.

Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid,
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.

Amen.

gehouden in: Weesp-Nigtevecht en Loenen-Abcoude, 27 augustus 1995

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *