Gods testament

Preek over 2 Korintiërs 5:11-6:2

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 95,1.2
zingen: Opwekking 461
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 139,6.7.11
Schriftlezing Marcus 10:13-31
preek over 2 Korintiërs 5:11-6:2
zingen: Opwekking 520
deel doopsformulier III
zingen: Psalm 51,5
doop Aaron de Vries
zingen: Opwekking 602
lezen Romeinen 8:1-17
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 141
zegen

Ellen, Matthias, laat ik vanmorgen eens beginnen bij jullie. Jullie hebben iets meegemaakt dat heel mooi illustreert waar het de apostel Paulus om gaat in het stukje uit zijn brief aan de gemeente in Korinte dat we net lazen. Aaron is in jullie leven gekomen en vanaf dat moment is alles anders geworden dan het was. Nooit meer zullen jullie alleen nog Ellen en Matthias zijn. En dat merk je in alles, tot in de details van je leven ben je nu Ellen en Matthias en Aaron. Het blijft ook, trouwens. Ook als Aaron al weer jaren het huis uit zal zijn, zullen jullie nog steeds Ellen en Matthias en Aaron zijn. De verhoudingen zullen veranderen, en nog veel meer in je leven, maar Aaron is er niet meer uit weg te denken. De gave van God die dat kleine manneke voor jullie is, heeft jullie hele leven nieuw gemaakt. Je zult nooit meer niet moeder en vader zijn.

Dat gaat heel diep. Je merkt het tot in het verdriet toe als het in je leven niet goed gaat, als een kind van je overlijdt, als het kindje dat je verwacht niet levend geboren wordt. Je blijft altijd moeder en vader. Juist daarom doen dat soort ervaringen zo’n pijn. Laten we er niet overheen leven of aan voorbij gaan bij elkaar. Er verandert echt iets als God je een kind in je leven geeft, of een man of een vrouw, een ware geliefde. Je blijft niet maar dezelfde. Alles wordt anders. Echt.

Nou, die ervaring, die roept Paulus hier in het groot op als het over Jezus gaat, de Christus, de Messias van God, de Koning van Israël. Als Jezus in je leven komt wordt alles nog op veel grotere schaal anders. Paulus kan niet toe met kleinere woorden dan dat je dan een nieuwe schepping wordt. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Met de komst van Jezus, met zijn leven en sterven en opstanding is alles echt heel anders geworden, is er iemand in je leven gekomen die er nooit meer uit weg gaat en die je complete bestaan beïnvloedt.

Dat heel grote effect van de komst van Jezus in je leven hangt volgens Paulus samen met dat het God is, die in Jezus aan het werk is. Dit alles is het werk van God, zegt hij. En God opereert niet maar op kleine schaal. Het is God die door Jezus, de Messias, de wéreld met zich heeft verzoend. En dat is zó gegaan, had hij eerder al gezegd: één mens, Jezus, de Messias, Gods gezalfde, de Christus (dat is steeds hetzelfde, Christus is het enige woord dat in de NBV niet is vertaald hier, Grieks voor gezalfde, Messias in het Hebreeuws) — één mens is gestorven voor alle mensen en daardoor zijn alle mensen gestorven. Jezus, de Koning van Israël, vertegenwoordigt alle mensen, en daardoor geldt wat hem overkomt ook hen. Al het kwaad en tekort en gebrek en vergaan en niet-kunnen en mislukken van de hele wereld heeft Jezus op zich genomen. Hij heeft zich met ons geïdentificeerd en is als ons, mensen, gestorven, en dat telt nu ook voor ons, en wij mogen leven, leven tot in eeuwigheid, tot in Gods nieuwe werkelijkheid toe.

Dat is gebeurd, net zo eindeloos feitelijk gebeurd als Aaron geboren is bij Ellen en Matthias. Jezus staat gewoon midden in het leven van de mensen, van alle mensen, en hij zegt, hij laat zeggen door allerlei mensen, mensen zoals Paulus, mensen zoals ik vanmorgen: kom op, ga met mij mee, volg mij, laat je door mij thuis brengen bij m’n Vader, het is allemaal goed, je mag zijn kind zijn, ik geef je alles. Laat je dat dan ook allemaal geven. In mij zegt God zelf tegen je: nu is de dag van de redding, ik luister naar je, ik help je. Wees niet eigenwijs, probeer er niet zelf nog van alles aan te doen, jezelf te verbeteren, te veranderen, laat je nou gewoon geven, maak je handen leeg, dan doe ik ze vol. Ik maak je een nieuw mens, bezield door de Geest van God zelf, en eens volmaakt goed en gelukkig. Laat die goedheid die God je bewijst niet voor niets zijn, ontvang haar, neem haar aan.

En met dat dit gebeurd is en dat het telkens weer aan mensen wordt voorgehouden is alles anders geworden en wordt alles telkens weer anders. Nee, je zit niet meer opgesloten tussen geboren worden en sterven, je blijft niet meer zitten met alles wat je gedaan hebt of hebt meegemaakt, je bent niet meer gedoemd tot een tredmolen van leven en ook niet meer ergens in geworpen waar je maar het beste van moet zien te maken. Jezus is er en hij wijst je de weg naar eeuwig blijvend goed leven, de wereld is niet meer gesloten, er is een uitgang, een nieuw begin telkens weer en eens volmaakt. Uiteindelijk mogen mensen met Jezus mee de dood door naar eeuwig leven in liefde, recht en vrede. Jezus, de Koning van Israël, brengt zijn mensen het koninkrijk van God binnen. Hij doet dat. God doet het in hem. Wij mogen het ontvangen, meer is niet nodig.

Dat is waar het in de bijbel om gaat als er gesproken wordt over een nieuw verbond, of beter: een nieuw testament. Een verbond zou je kunnen misverstaan als: nieuwe afspraken tussen God en mensen over wat God doet en wat wij doen. Maar daar gaat het hier niet om. Het gaat om een testament: in Jezus geeft God aan iedereen die dat wil nieuw leven dat blijft tot in eeuwigheid. Wie het wil ontvangen mag er nu al uit leven, bezield door de Geest van Jezus, en mag er eens volmaakt uit leven op een nieuwe aarde. De nieuwe schepping begint hier klein, klein als een mosterdzaadje, maar groeit eens uit tot een grote boom. Met Jezus mag je door de dood heen, het eeuwige leven binnen.

Nou is Paulus niet de makkelijkste schrijver van de bijbel. Maar als je net hebt opgelet bij de lezingen uit de bijbel is je misschien al opgevallen dat het in dat stuk uit Marcus, over Jezus zelf, om precies hetzelfde ging. Jezus zelf, die in het leven van die kinderen komt, in het leven van die rijke jongeman. Jezus zelf, die zegt: kom maar bij mij, ik geef je alles, ik zegen je. We gaan eeuwig leven, nu al, en straks eeuwig volmaakt. Jezus die zegt: je moet worden als zo’n kind, dat nog niets is en nog niets kan, maar dat alleen nog maar kan ontvangen — als er iets is waar kleine kinderen goed in zijn dan is het ontvangen, voor zich laten zorgen, zich laten geven. Jezus die zegt: wat je allemaal zelf doet en gedaan hebt is leuk en aardig, maar daar red je het niet mee, je moet je handen vrij maken, verkoop alles maar wat je hebt en volg mij. Wat je hier opgeeft krijg je duizendvoudig terug. Ik geef je alles. Zie je, dat is datzelfde nieuwe testament, waarin God in Jezus alles geeft. Het gaat niet meer om de vraag of je door je aan Gods onderwijs te houden laat zien dat je bij hem en zijn volk hoort (dat was het oude verbond van de Sinaï). Het gaat nu om de vraag of je je alles wilt laten geven door Jezus, ook het goede leven dat past bij Gods onderwijs. Het gaat nu om de vraag of je op Jezus wilt vertrouwen, dat hij je echt het eeuwige leven binnen brengt, of niet. Het gaat nu om de vraag of je je met God láát verzoenen door Jezus of dat je Gods goedheid aan je voorbij laat gaan, tevergeefs laat zijn.

Dat kan ook nog. Die rijke jongeman ging verdrietig naar huis. Hier was hij niet op voorbereid. Hij had zijn leven gewijd aan God, was een rechtvaardig mens geweest, fatsoenlijk en goed, maar je alles laten geven, en alles wat je bereikt en gepresteerd hebt opgeven, dat was andere koek. En er valt heel wat te herkennen in die man. Echt je leven loslaten en je handen ophouden om een nieuw leven te krijgen, dat is voor mensen niet makkelijk. We zitten zo vast aan van alles en nog wat, gewoonten, bezit, ervaringen, de manier waarop we ons leven hanteren en ons hoofd erin boven water houden, noem maar op. En hoe meer je hebt en bereikt hebt, des te lastiger is het. Het is maar goed dat wat bij mensen onmogelijk is, mogelijk is bij God, dat hij mensen echt opnieuw kan scheppen en in Jezus en door zijn Geest een nieuwe schepping maakt. Ook dat geeft God. Bid er maar om, of laat voor je bidden, straks na de dienst persoonlijk. Want het gaat echt om een testament: in Jezus geeft God alles, nieuw eeuwig leven, dat blijft en uitgroeit door de dood heen.

Kijk straks maar als Aaron gedoopt wordt. Die doop hoort precies bij dit nieuwe testament. Dopen is ondergedompeld worden, en hoe ook gestileerd straks, tot een pictogram geworden, dat is nog steeds de bedoeling. Het betekent: dood gaan in het water en weer levend gemaakt worden door Jezus. Met Jezus mee, de dood door, het eeuwige leven in, dat wordt als het ware afgebeeld in de doop. De doop zegt: dit wil God je geven, dit wil de weg ook van jouw leven zijn, geen doodlopende weg, maar een doorlopende weg naar het echte leven. Die weg willen Ellen en Matthias graag gaan met Jezus. En omdat ze Aaron altijd met zich mee dragen, omdat Aaron zo onlosmakelijk bij hen hoort, Gods gave aan hen is, krijgt Aaron dat ook. God wil ook hem alles geven in Jezus. Zijn testament, van kracht door de dood van Jezus, geldt ook voor Aaron.

Je zou haast zeggen: juist voor Aaron, Want bedenk het maar, als volwassen mensen, met een geschiedenis van dingen doen en meemaken en de handen vol met van alles: Gods testament is voor mensen die worden als Aaron, met lege handen, niets in te brengen, en daarom ruimte om nog veel meer te ontvangen dan we ons ook maar kunnen voorstellen. Geloven is juist dat: worden als een kind, niet zelf van alles doen, maar vertrouwen dat een ander je alles geeft, je gewoon laten geven. Voor grote mensen is dat lastig, voor kinderen is het geen kunst. Ze doen niet anders. Als wij horen dat God de wereld, inclusief ons, met zichzelf verzoend heeft doordat Jezus ook voor ons is gestorven en opgewekt, en dat hij dat nu aan ons geeft, zomaar, dan moeten wij nog eens nadenken of we dat wel willen. Misschien willen we wel onze eigen gang gaan of er nog wat van onszelf bij doen of zo. Kleine kinderen vinden het allemaal wel prima. Gered worden door Jezus is voor Aaron niet anders dan een schone luier krijgen, of in bad gaan. Hartstikke goed. Voorbeeldig, die Aaron.

Zie je, daarom snap ik het eigenlijk gewoon niet goed als mensen zeggen: nee, je moet eerst zelf geloven voor je gedoopt kunt worden, eerst zelf kiezen voor Jezus of zo. Jezus zelf zegt tegen volwassen mensen dat ze moeten worden als Aaron (niks, lege handen, alleen krijgen en zo), en dan zeggen volwassen mensen tegen Aaron dat hij eerst moet worden als zij (hoop gedoe, levenservaring, bagage, keuzes en zo). Dat is niet oké. Aaron heeft gewoon mazzel. Hij hoeft niet te worden als een kind. Hij is al een kind. En Jezus geeft hem alles. Hij is voor allen gestorven, één mens voor allen, en daardoor zijn allen gestorven, en kunnen ze nu leven voor hem. De wereld is met God verzoend door Jezus, dat is nogal wat. Je moet al wel groot geworden zijn, en eigenwijs, en zo, om te zeggen: nou, doe mij maar niet, laat maar — ja, dan gaat het aan je voorbij. Kleine kinderen doen dat niet. Ze laten zich nog verwennen. Ook door Jezus.

Ja, want in dat nieuwe testament van God draait alles om Jezus. Hij is voor allen gestorven en daarom zijn alle mensen gestorven en nu kunnen mensen leven, niet langer voor zichzelf, om zichzelf in leven te houden, maar voor hem die voor hen is gestorven en opgewekt. Jezus geeft je echt alles. Zo staat hij vanmorgen voor ons allen, met de boodschap: ik wil jou echt alles geven wat je voor een werkelijk goed leven ook maar nodig hebt; met God heb ik het al goed gemaakt, dan volgt de rest ook wel. Laat hem echt tot je leven doordringen. Je zult merken dat alles er anders van wordt. Laat je geven en laat je met God verzoenen. Daar is het niet morgen of later, maar nu de tijd voor. Nu helpt hij je, nu is de dag van de redding. Laten we hem dan ook bidden in Christus. We doen het al zingend, met het lied: Wees mijn verlangen, Heer van mijn hart. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 24 augustus 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *