De toewijding zuiver houden

Preek over zondag 50 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 136,1-3
gebod
zingen: Psalm 136,4.20.21
gebed
Schriftlezing Matteüs 6:24-34
zingen: Psalm 147,1.2
preek over Zondag 50
zingen: Psalm 121
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 106
zegen

Driemaal hebben we nu, met de Here Jezus mee, ons leven leren wijden aan God, in ons bidden. Laat uw naam geheiligd worden, Vader, laat het ons om U gaan! Laat uw koninkrijk komen, Vader, vorm ons steeds meer tot uw kinderen! Laat uw wil gebeuren, Vader, leer ons dat goede willen wat U wilt! Met deze bedes geven wij onszelf uit handen aan onze Vader in de hemel. Hoe intenser je deze bedes leert bidden, des te minder sta je zelf centraal, des te meer gaat het om God.

Als we dan aan de volgende drie bedes toekomen, blijkt het bij onze God bijzonder toe te gaan. Tenminste, als wij ons als mensen wijden aan een belangrijke, een grote zaak, dan verwachten we dat iets van de belangrijkheid en de grootheid daarvan ook op ons zal afstralen. Wie zich wijdt aan zijn werk verwacht tenminste een goede boterham er mee te verdienen. En hoe belangrijker dat werk, des te dikker is de boterham belegd. Als wij ons als mensen wijden aan een belangrijk ideaal, worden we vanzelf opgetrokken uit allerlei kleinburgerlijk gedoe, naar de verhevenheden van vrede en gerechtigheid.

Iets daarvan kunnen we, denk ik ook bij ons onszelf wijden aan God wel herkennen. Wij geven ons zelf aan God, nou, dan moet God ook behoorlijk voor ons zorgen. Wij wijden ons aan Hem, nou, dan zal het in ons leven niet al te gewoontjes meer kunnen toegaan, verhevenheden en bijzonderheden, dieper inzicht en speciale ervaringen, iets daarvan mogen we dan toch wel verwachten. Wie zich geeft aan de grote God, de Heer van hemel en aarde, die zal toch zeker zelf ook wel groter worden, weidser leven kunnen.

Dat blijkt dan bij de volgende drie bedes wel anders te zijn. Je wijden aan God betekent dat jij zelf heel klein wordt. Je leert bidden, niet voor dagelijks brood, iedere dag weer, maar voor brood voor vandaag, voor het nodige nu. Je leert bidden om vergeving, voor je eigen concrete zonden. Je leert bidden om bewaring in verzoekingen omdat jij zelf niet groot en sterk en breed bent, maar klein en zwak. De wereld van God is wel heel groot en ruim en ver, maar in die wereld blijken wij een kleine plaats te hebben. Als wij onszelf aan God wijden wórden wij niet groot, maar leren we juist bescheidenheid.

Alles wat daartegen haast vanzelf in ons in opstand komt is een teken dat wij ons nog niet volledig aan de Vader gewijd hebben, dat het ons nog niet van harte om zijn naam, zijn koninkrijk, zijn wil gaat. Er valt nog heel wat af te leren als we van de Here Jezus leren bidden. Je zou kunnen zeggen: terwijl het in de eerste drie bedes er om gaat dat wij ons met zoveel woorden wijden aan God, gaat het er in de tweede drie bedes om dat wij die wijding zuiver houden, dat wij in die wijding gelouterd worden.

De bede waar je dat eigenlijk het meest direct aan merkt is die van vanmorgen: geef ons vandaag het nodige brood. Wanneer iemand liever de traditionele vertaling volgt, leg dan in ieder geval het accent goed: geef ons heden ons dagelijks brood, heden en niet morgen of overmorgen. Het gaat er om dat de Here Jezus ons leert bidden voor wat we vandaag nodig hebben. Voor de dag van morgen is het morgen vroeg genoeg om te bidden. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

Dit bidden om het nodige voor vandaag veronderstelt dat we van de Here Jezus geleerd hebben bij de dag te leven. Je kunt deze bede alleen goed begrijpen tegen de achtergrond van het stukje uit de Bergrede wat we gelezen hebben. Geen zorgen voor morgen, richt je vandaag op Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid. Voor de rest wordt gezorgd. Je proeft er de hele levenshouding in die je in het nieuwe testament steeds weer aantreft: het besef van vandaag is het de jongste dag, op vandaag komt het aan, op wat we vandaag doen, en niet op wat we voor morgen of overmorgen plannen.

Haast vanzelf roepen dit soort dingen bij ons weerstand op. Is dit niet volstrekt wereldvreemd? Als er vandaag iets van me terecht wil komen moet ik toch plannen voor morgen? Als we niet aan lange-termijn denken doen, dan verzanden we in ons leven. Wie leven moet van een bedrijf leeft van plannen maken, van strategieën, van doelstellingen, en dat ligt allemaal in de toekomst. Als je nu niet aan je toekomst werkt op school kun je het later wel vergeten. Als je geen idealen hebt, geen verlangens, als je niets meer wilt wórden, dan ben je vandaag levend dood. Wij mensen leven altijd voor een groot deel vanuit de toekomst, teren op hoop en oriënteren ons op onze plannen en wensen.

Oké, dat is allemaal waar. Maar, waarom winden we ons daar haast vanzelf zo over op? Nergens heeft de Here Jezus ons verboden om plannen te maken voor morgen, om lijnen uit te zetten, om ons te richten op goede dingen in de toekomst. Waarom brengen we dat dan toch haast automatisch tegen Hem in als Hij het heeft over je geen zorgen maken voor morgen? Is dat toch niet omdat het om onze eigen plannen gaat, om onze eigen verlangens, om ons eigen groei- en carrière-traject? En omdat we geen zin hebben dat Hij zich daar werkelijk mee bemoeit? Daarom zei ik net: alles wat haast vanzelf in ons in opstand komt hier, is een teken dat wij ons nog niet volledig aan de Vader gewijd hebben.

Er zit iets in ons, bij ons leven onuitroeibaar diep, waardoor wij steeds weer boven onze macht grijpen, ons groter maken dan we zijn. En dat komt nergens meer uit dan waar het om de toekomst, om morgen gaat. Morgen zal alles beter gaan, morgen zal blijken hoe goed we werkelijk zijn, morgen zullen we verdienen op wat we nu investeren, eens zullen we bereiken wat ons nu bezig houdt, morgen zullen we krijgen wat we nu hebben willen. Maar intussen hebben wij morgen helemaal niet in onze macht. Denk maar aan die bekende gelijkenis van de rijke dwaas (Lucas 12:16-21). Die was dwaas juist omdat hij dacht dat hij met zijn rijkdom ook zijn leven tot zijn bezit had. En die zelfde nacht werd zijn leven van hem afgenomen.

Onze macht reikt werkelijk niet verder dan tot wat wij vandaag, tot wat wij nu kunnen doen en laten. Dat is de cirkel waarin ons werkelijke concrete leven zich afspeelt. De rest kan allemaal ook nog heel anders gaan. Wij zijn zo machtig en zo groot niet. In feite zijn we maar heel klein, en leven we van wat God ons vandaag geeft. In ons gebed van vandaag leert de Here Jezus ons aan God wijden, en om die wijding te louteren, scherp te stellen en concreet te maken, leert Hij ons daarbij alleen te vragen om wat we vandaag nodig hebben, vandaag, nu het er op aankomt.

Dat leert je niet alle plannen maken en rekenen met wat best eens zou kunnen komen af. Maar het laat je er wel op een andere manier mee bezig zijn. Waakzaam naar jezelf toe. Want hoe makkelijk worden wij niet meegenomen door onze eigen verlangens en plannen. Dat willen we bereiken, en daar gaan we dan ook voor. En van onze wijding aan God komt dan bitter weinig terecht. Voor je het weet heb je geen tijd meer om te bidden, om te luisteren, om te vieren voor God. Voor je het weet loop je aan mensen voorbij die God op je weg geplaatst heeft, haast, haast, we moeten nog zoveel. Maar moeten we het ook voor God? Je kunt niet God dienen èn Mammon. Dat merk je nergens scherper dan bij hoe je jezelf richt op wat je morgen wilt doen.

Op een andere manier bezig zijn met morgen: opener voor wat God wil. Als wij ons richten op allerlei geplande zaken, of gewenste zaken, dan maken we onze scenario’s en zetten onze lijnen uit, en leggen ons daarop vast. Zo moet het gaan. Dat is de weg die we morgen willen gaan. Maar we hebben geen macht over morgen. Wat als God het nu eens allemaal anders wil? Als het metterdaad allemaal anders gaat? Is dan ons leven mislukt, onze levensgang geknakt? Dan zijn we nu op een verkeerde manier bezig.

Niets is meer onmogelijk dan je aan God wijden en tegelijk je eigen toekomst in de hand houden. Morgen is er weer een dag om te bidden, serieus te bidden: Vader, uw naam, uw koninkrijk, uw wil. Weten wij werkelijk wat dan, morgen, concreet van ons gevraagd wordt? Welnee. Als je daar geen rekening mee houdt bij al je plannen en je uitzetten van lijnen in je leven, dan lukt het je niet alleen niet meer om deze bede van brood voor vandaag echt te bidden. Dan lukt het je ook niet meer om die eerste drie bedes van harte uit te spreken.

Op een andere manier bezig zijn met morgen: vanuit het besef dat het er echt vandaag op aankomt en dat allerlei plannen maken voor morgen zomaar tot een vluchtroute wordt voor wat we vandaag nog niet willen doen. Ons werkelijke leven reikt niet verder dan tot vandaag. De cirkel waarin ons echte leven zich afspeelt is de cirkel van wat wij vandaag onder handbereik hebben en van de mensen die vandaag concreet om ons heen staan. Daar mogen we ons niet uit terugtrekken in een luchtkasteel van wat morgen of overmorgen zal gebeuren.

Bidden: geef ons vandaag het nodige brood, richt je direct op je eigen concrete leven. Daarin wil God gediend worden, daarin wil God dat wij ons aan Hem wijden. En dat hebben we toch zelf ook gebeden? Vandaag gaat het om Gods naam, gaat het om zijn koninkrijk, gaat het om zijn wil. Voor die wijding hebben we levensmogelijkheden nodig, vandaag. Voedsel, dat energie geeft, kleding, ruimte om te leven en te werken, rust om te leren, mogelijkheden om naar school en naar ons werk te gaan, en noem het allemaal maar op. Goed, maar, allemaal vandaag. En lees dan nog maar eens dat stukje uit de Bergrede door. Uw hemelse Vader weet, dat u dat allemaal nodig hebt. Bid en u zal gegeven worden, zoek en u zult vinden, klop en u zal worden opengedaan.

Ja, maar allemaal op onze eigen kleine plaats. Wij zijn mensen. Wij zijn geen goden. Wie zich wijdt aan God leert dat iedere dag meer: wij worden geen god, wij worden juist meer mens. Mens van de dag, mens die vandaag leeft, mens die vandaag leeft van de zorg van Vader in de hemel. Dat geeft pas echt ruimte in je leven: je eigen maat erkennen. Als wij ons opblazen en groot maken naar de toekomst toe, dan gaat het leven knellen en is er van alles wat ons in de weg zit. Maar als we ons door de Here Jezus weer laten reduceren tot onze echte maat blijkt onze levensruimte altijd groot genoeg. Brood voor vandaag. Meer hebben we niet nodig. Laten we dát dan ook steeds weer leren vragen. Tenslotte komt het er vandaag op aan dat wij ons aan God wijden. Morgen zien we wel verder. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 11 februari 2001
Monster, 28 april 2002
Leidsche Rijn, 16 oktober 2005

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *