Liefhebben leer je…

Zusters en broeders,

Dit is riskant, wat we hier gaan doen, een seminar over liefhebben. Het kan haast niet anders worden dan een verzameling grote woorden. En ik hoor het mijn buurvrouw al zeggen: ‘Ja, die christenen, ze praten wel mooi over liefde, en zo, maar doen, ho maar.’ Daar kom je niet doorheen met nog meer mooie woorden. Als het over liefhebben gaat móeten woorden handen krijgen, en voeten, en armen en benen, en een schouder, twee schouders zelfs: een om er onder te zetten en een om op uit te huilen. Intussen heb ik hier alleen maar woorden, want het blijft een seminar. En dus blijft het riskant: wat ga ik, wat gaat u doen met die woorden? Gelukkig helpen de nodige workshops ons verder deze dag op weg.

Dan nog blijft het riskant, trouwens. Laten we ons dat maar gewoon realiseren. Liefhebben betekent kwetsbaar zijn. Je niet meer willen laten kwetsen is het begin van haat. Dat weten we, denk ik, allemaal wel, uit ervaring. Maar we beseffen het niet altijd. Ik wil er graag meteen bij het begin op gewezen hebben, want anders worden de woorden van deze seminar niet alleen groot, maar ook goedkoop. Liefhebben is geen succesformule, liefde is geen emotionele roze wolk, liefhebben betekent een weg gaan waarop je kwetsbaar bent. Jezus, onze Heer, is die weg gegaan. Ze voerde Hem langs Golgota. En een knecht is niet meer dan z’n Heer.

Zo, in alle nuchterheid, wil ik graag met u in dit uur een toegespitste bijbelstudie doen. Het gaat vooral over een gedeelte uit 1Johannes, hoofdstuk 4 : 7-21. Maar ook Efeziërs 3 en 1Korintiërs 13 komen even aan de orde. Ik lees die teksten vanuit één grote vraag: liefhebben, hoe leer je dat? Die andere grote vraag: liefhebben, hoe doe je dat? hoop ik niet te vergeten, maar het zal bij wat losse eindjes blijven. Die uitwerken is voor de workshops.

Eerst even een algemene opmerking vooraf. Dat helpt hopelijk om een goede luisterhouding te vinden. Het gaat vandaag om het evangelie voor onze buren. Ik zou u willen vragen om die buren even een gezicht te geven: het gezicht van uw eigen buren. Denk even terug aan de geschiedenis die u met ze hebt. Probeer ze even echt voor u te zien, zo als u ze straks, als u weer thuis bent, ook zou kunnen zien.

Als u zich hen zo voorstelt, hoe dichtbij komt dan die buurman? Van welke afstand ziet u die buurvrouw? Vaak is die afstand best groot. Dan is een buur iemand die je groet op straat, waar je misschien een keer een huisje-boompje-beestje-gesprekje mee gevoerd hebt, maar meer ook niet. Uiteindelijk zijn we er als Nederlanders heel goed in om wat dan heet ‘gepaste afstand’ te bewaren. Dan is het heel moeilijk om die buur lief te hebben.

Het is nu eenmaal zo dat wij alleen van mensen kunnen houden die we dichtbij ons laten komen, mensen met een gezicht, mensen die we in de ogen kunnen kijken. Je kunt niet houden van ‘mensen’, je kunt ook niet houden van ‘buren’. ‘Mensen’, ‘buren’, dat zijn abstracties. Liefhebben verdraagt geen abstracties. Van die buurman, die buurvrouw, die u net voor u zag, van die ander zou u kunnen houden. Als u dat al doet, dan is dat omdat u die ander dichtbij hebt laten komen, uzelf opengesteld voor die concrete mens. Als u nog niet van die ander houdt, maar het zou willen leren, dan is het een onontkoombare voorwaarde vooraf, dat u die ander dichtbij laat komen, toelaat in uw eigen wereld, een plek gunt in uw eigen hart.

Ja, dat is riskant. Die patser, dat mens, wat moeten die in ons hart? Afstand houden is veel veiliger. Maar ja, we zouden geen goedkope praatjes houden. Liefhebben is kwetsbaar zijn. Probeer in ieder geval bij de rest van dit seminar die buur van u in de gaten te houden. Hoe zou je kunnen leren om die buur lief te hebben? Hoe zou je geholpen kunnen worden om al de barrières en drempels over te komen die je nu van die buur scheiden? Wat zou je de moed kunnen geven om die ander toe te laten in jouw leven?

Dat is uiteindelijk de hamvraag van dit seminar, inclusief die buur van u. Als u die buur vergeet wordt het gelijk abstract. Liefhebben, hoe leer je dat? wordt dan een vage vraag. Die ander, hem, haar, liefhebben, hoe leer je dat? Daar gaat het om.

Hoe heeft Johannes het geleerd? Heeft hij het gehoord? Dat zou kunnen. Tenslotte was hij erbij toen Jezus heel de wet en de profeten samenvatte in dat grote gebod van de liefde. Zou Johannes gezegd hebben: ja, dat wil God dus, laat ik dat doen. Zou je liefhebben kunnen leren doordat iemand tegen jou zegt: jij moet liefhebben, je naaste als je zelf; wat jij wilt dat die ander jou doet, doe dat.

Het lijkt me niet. Zo werkt dat eenvoudig niet. Liefde werkt niet op commando. Pas als je op een andere manier hebt leren liefhebben heeft het zin om te zeggen: dit is zijn gebod, dat wij elkaar liefhebben. Anders is het niets anders dan tegen iemand met twee gebroken benen zeggen: lopen! Johannes zegt het zelf trouwens ook anders.

Hoe dan? Heeft Johannes het misschien gezien? Dat zou ook kunnen. Tenslotte was hij erbij toen Jezus rondging op aarde, genezende en goed doende. Hij heeft gezien hoe Jezus van al die mensen hield en het goede voor hen deed. Zou Johannes gezegd hebben: ja, zo moet het dus, dit voorbeeld wil ik volgen. Zou je liefhebben kunnen leren doordat je het ziet gebeuren?

Ook dat lijkt me niet. Het is niet genoeg. Ook liefhebben navolgen kun je pas als je het op een andere manier hebt geleerd. En trouwens, als ouders twee kinderen hebben en van het ene kind houden, maar van het andere niet, leert dat verwaarloosde kind dan liefhebben doordat het ziet hoe z’n broer of zus gekoesterd wordt? Integendeel. Van alleen maar zien hoe anderen geliefd worden wordt een mens gefrustreerd.

Liefhebben leer je alleen door liefde te ervaren. Je leert het doordat een ander van jou houdt. Je leert drempels naar anderen toe nemen door de ervaring dat iemand anders jou tegemoet komt. Je leert je hart voor anderen open stellen door de ervaring dat iemand haar hart voor jou open stelt. Zo heeft Johannes het geleerd. Hij heeft God leren kennen als de God die van hem houdt. Vanuit die liefde heeft Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden om door Hem het leven te geven. Liefde betekent dat God ons heeft liefgehad, en dat Hij zijn Zoon heeft gezonden als een boeteoffer voor onze zonden. Liefhebben leer je doordat een ander van jou houdt.

En hoever gaat dat hier. God heeft zich niet maar open gesteld voor mensen, voor die mensen die Hem in de steek gelaten hadden en afstand van Hem hadden genomen. Hij heeft niet maar gezegd: jo, als je terug wilt ben je welkom. Nee, in zijn wonderbare wijsheid en goedheid is Hij ons zelf komen zoeken. Hij heeft zelf de afstand overbrugd: zijn Zoon gezonden in de wereld. Heel dichtbij heeft Hij zich gegeven, kwetsbaar zoals alleen God zelf kwetsbaar kan zijn. Johannes is er vol van. Het is zijn inzet geweest in deze eerste brief: Het was er van het begin af aan. We hebben het gehoord en met eigen ogen gezien, we hebben het aangekeken en met onze handen aangeraakt: het Woord dat leven geeft. Johannes is de apostel van de liefde geworden doordat hij eerst de discipel is geweest van wie Jezus hield. Zo heeft hij God leren kennen, en ervaren dat de liefde van God komt. Hij leerde liefhebben doordat God in Christus van hem hield, en niet alleen van hem.

En vanuit die ervaring schrijft Johannes nu, woorden vol van werkelijkheid. Ieder woord spreekt van Gods intimiteit met ons: Hij heeft Jezus in de ogen gezien en God zelf ontmoet. En kijk! God zelf houdt van ons. Nu dan, vrienden, laten we elkaar liefhebben, want de liefde komt van God.

Zou dat helpen bij die buur van ons? Dat je je realiseert hoe God van ons houdt? Hoe zien al die drempels en barrières er uit tussen hen en ons, als we ze vergelijken met de enorme drempels en botte barrières die God overwonnen heeft op weg naar ons? Hoe kwetsbaar kunnen wij zijn na de ervaring van Gods kwetsbaarheid op Golgota? Hoe weerzinwekkend zien wij er zelf eigenlijk uit, als zondaars in de ogen van een goede God? Als er ruimte is voor ons in Gods hart, zou dat dan geen ruimte in ons hart maken, ook voor die patser en dat mens? Johannes leerde liefhebben doordat God in Christus van hem hield. Nu dan, vrienden?

Goed, maar dan extra goed opletten. Want die liefde die van God komt en die gebleken is in Jezus Christus onze Heer, die liefde is niet zomaar liefde. Dat merk je op een opvallende manier in 1Johannes 4 : 11: Als God ons zo heeft liefgehad, vrienden, moeten ook wij elkaar liefhebben. Er staat niet: als God ons zo heeft liefgehad, vrienden, moeten wij ook Hem liefhebben. Dat zou je vanuit je dagelijkse ervaring van liefde tussen mensen wel verwachten. Wij houden van mensen die van ons houden. We geven liefde in de hoop en in de verwachting liefde terug te krijgen. Liefde kan niet van één kant komen, zeggen we dan.

Intussen staat het hier toch maar zo: elkaar liefhebben. En dat zegt iets over de manier waarop God van ons houdt. Hij is God en geen mens. Hij denkt niet in verhoudingen van voor-wat-hoort-wat. Hij is de goede God, die uit is op het goede voor de ander. Hij is de Vader der lichten, die geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt, en zonder voor zichzelf iets terug te verwachten. Zijn liefde is gevende liefde, liefde die niet, al dan niet stiekem, toch weer iets terug verwacht. Op die manier houdt Hij van ons. Nu, als God ons op die manier heeft liefgehad, vrienden, moeten ook wij elkaar liefhebben. Als we leren liefhebben doordat een ander, in dit geval God zelf, van ons houdt, dan leren we op dezelfde manier liefhebben als God van ons houdt: gevend, uitdelend, eenvoudigweg, zonder verwijt, zonder iets terug te verwachten. God wil niet dat wij Hem zijn liefde terug geven. Hij wil dat wij zijn liefde door geven. Hij leert het ons nu ook zelf te doen.

Dat wordt vrijwel met zoveel woorden gezegd in vers 12. Hoe zouden wij God zijn liefde terug kunnen geven? Niemand heeft ooit God gezien. Wie weet wat Hij nodig heeft, wie weet waar hij God bij zou kunnen helpen? Wij hebben onze broeders, de concrete mensen vlak om ons heen. Die zien wij. Van hen weten we wat ze nodig hebben. Wie werkelijk van God heeft leren liefhebben, die leert nu ook aan anderen geven wat goed voor hen is. En dan, als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden, of, beter gezegd, dan is zijn liefde in ons tot haar doel gekomen. Met dát doel heeft God ons zijn liefde gegeven, dat wij haar door zouden geven.

Aan het eind komt dat nog een keer terug: je kunt niet God liefhebben en je broeder, die concrete mens vlak naast je, op afstand houden. Je liefde tot God komt juist uit in je liefhebben van andere mensen. Dan blijkt dat je echt van God hebt leren liefhebben op de manier waarop Hij van ons houdt. We hebben van Christus dan ook dit gebod gekregen: wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben. Ja, dat is in één zin precies wat wij ook van Christus gehoord hebben: het grote gebod van God liefhebben uit alle macht en het tweede, daaraan gelijk, de ander liefhebben als jezelf. Daaraan gelijk. Dat betekent niet: op hetzelfde niveau, even belangrijk. Het betekent: dat komt op hetzelfde neer, het een komt in het ander uit. God liefhebben komt uit in het liefhebben van mensen, anders heb je God ook niet lief, dan lieg je als je zegt van wel.

Goed, hebt u intussen die buur van u nog bij de hand? Johannes zou zeggen dat u die kunt leren liefhebben omdat God in Christus eerst van u houdt. Ja, dat u die zelfs zou kunnen leren liefhebben met een liefde die geeft zonder iets terug te verwachten, met een liefde die van één kant komt, omdat God in Christus net op die manier van u houdt. Als dat lukt heeft God zijn doel met u bereikt.

Met dat ik dit zo zeg sta ik me gelijk af te vragen waarom ik toch wat bang wordt van zulke woorden. Wat is het, dat er voor zorgt dat ik meteen denk: maar dat wordt nooit wat. Waarom lukt het me in eerste instantie niet om dit als evangelie te horen, als blijde boodschap van: ik kan leren liefhebben!, zelfs op die manier van geven, uitdelen, geven uit overvloed. Waarom denk ik meteen dat ik een leugenaar ben als ik Johannes hoor zeggen dat ik God niet kàn liefhebben als ik m’n broeder niet liefheb?

Volmaakte, voltooide liefde sluit angst uit. Wie angst heeft, leeft niet ten volle uit de liefde, zegt Johannes. Ik verwacht dat hij ook daarin gelijk heeft. Als ik zo reageer leef ik niet ten volle uit Gods liefde. Ik ga er dan bijvoorbeeld toch van uit dat God iets terug wil zien, dat Hij niet de God is die geeft en in overvloed geven wil, eenvoudigweg en zonder verwijt. Nee, Hij geeft wel, maar Hij eist ook. Hij geeft met de ene hand en neemt met de andere. En Hij houdt netjes mijn kerfstok bij: die zonde, dat tekort, hier haat, daar onverschilligheid. En met al die gedachten vergeet ik zo maar te leren van God: wij hebben lief omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad. En met al die gedachten vergeet ik zomaar dat Hij al lang zijn Zoon gezonden heeft als een boeteoffer voor mijn zonden, en om ons door Hem het leven te geven.

Maar als ik dat nu eens niet vergeet, maar daar juist mee begin: wij hebben lief, omdat God ons het eerst heeft liefgehad. Dan staat hier in 1Johannes echt een massief evangelie voor ons: wij kunnen leren liefhebben, ook die concrete ander, met al zijn of haar eigenaardigheden en onmogelijkheden, wij kunnen die ander zelfs leren liefhebben met die gevende goddelijke liefde. En daar gaat het God ook nog eens om. Met dat doel heeft Hij ons juist zijn liefde gegeven. Dat leren, dat zal best een heel project worden, met veel afleren en veel bijleren. Nergens staat hier iets als dat het allemaal meteen af moet zijn. Integendeel, de oproep meteen aan het begin: vrienden, laten wij elkaar liefhebben, de aandrang telkens weer verderop: maar dan moeten ook wij liefhebben, ze gaan er van uit dat het nog niet allemaal af is. Maar tegelijk gaan ze er van uit dat we het wel kunnen leren, liefhebben.

Het kan, dat God zijn doel met u, met mij bereikt. Want wij leren houden van mensen doordat God van ons houdt. Voor ons betekent dat: blijven leren. En dat wil zeggen: blijven letten op hoe God ons liefheeft. Dat is de enige manier om het zelf ook te leren. Kijk naar wat God je geeft, en kijk dan nog eens naar je eigen mogelijkheden. Je zult ontdekken dat die mogelijkheden altijd groter zijn dan je dacht. Hoe meer je let op hoe God in Christus van ons houdt, des te meer leer je zelf liefhebben.

Aan dat liefhebben zitten heel veel kanten. Houden van is sowieso een heel breed begrip. Je houdt op een andere manier van je man of je vrouw, dan van je kinderen, of van je ouders. Je houdt op een andere manier van een vriend dan van een collega, en op een andere manier van een buur dan van een familielid. En zo hoort het ook. Als je van je buurvrouw zou houden zoals je van je eigen vrouw houdt ben je al ver op weg naar overspel. Je buren en je collega’s hoeven je vrienden niet te worden om toch van ze te houden. Net zo min hoeven alle mensen in de kerk trouwens je vrienden te zijn.

Het verschil zit hem in de verhouding en in hoeveel van je leven je daarin deelt. In de verhouding: je bent bijvoorbeeld verantwoordelijk voor je eigen kinderen, maar niet voor de buurkinderen. In hoeveel van je leven je daarin deelt: je deelt met collega’s over het algemeen maar een klein deel van je leven, maar met goede vrienden blijft maar weinig onbesproken. Houden van, liefhebben wordt telkens gekleurd door die twee dingen: door de verhouding en door de intensiteit ervan. Maar waar het bij liefhebben steeds om gaat is dat je zelf verbonden bent met een ander en vanuit die verbondenheid uit bent op wat goed is voor hem of haar. Wat dat concreet betekent verschilt dus net naar de ander is en naar je verhouding met die ander.

Denken we weer even aan die buur die we niet zouden vergeten. Die zou je vriend of je vriendin kunnen worden. Maar laten we daar nu even niet van uitgaan. Dan heb je een tamelijk losse verhouding met elkaar. Je bent met elkaar verbonden door de plaats waar je woont. Houden van je buren betekent dan dat je die verbondenheid ook echt beseft, dat je die ander als buur ook echt een plek geeft in jouw leven. Dat je voor de ander bidt en tot op zekere hoogte op die ander let. En het gaat er dan om dat je vanuit die verbondenheid doet wat goed is voor hem of haar. Dus je helpt als nodig, je leent je spullen normaal uit, je werkt mee met buurtactiviteiten, je gaat eens langs en toont belangstelling en als jij iets weet of hebt waar de ander iets aan zou kunnen hebben dan deel je dat. Binnen de beperkingen van de verhouding geef je jezelf, als die christen die jij bent.

En denk nu niet: o, is dat alles, waarvoor dan al die grote woorden daarnet? Want er zijn niet alleen maar leuke buren, waar je dit allemaal al vanzelf mee doet. En voor die types die je na het eerste contact het liefst maar mijdt geldt dit allemaal ook. Bovendien zit er tussen de regels meer verborgen. Geef jezelf maar eens als de christen die jij bent, als je telkens weer merkt dat je buren echt een heel ander leven leiden dan jij, en lang niet altijd begrip op kunnen brengen voor jou. Daar is echt wel wat uithoudingsvermogen voor nodig. Liefhebben betekent kwetsbaar zijn.

Trouwens, nog even voor de zekerheid: het gaat bij liefhebben dus bepaald niet in de eerste plaats om emoties en al helemaal niet automatisch om erotiek. Liefde kan uitstekend zonder erotiek, daar mogen we elkaar in onze cultuur wel eens extra aan herinneren. En ook emoties zijn lang niet zo belangrijk als we elkaar wel eens wijs maken. Gevoelens zijn maar één aspect van onze persoon, net als verstand en wil daar aspecten van zijn. Net zo min als ons verstand los vertrouwd is, zijn onze gevoelens los vertrouwd. Liefde is iets van onze hele persoon en raakt dus èn emotie èn verstand èn wil. Bij dat verbonden zijn met een ander en vanuit die verbondenheid je richten op wat goed is voor hem of haar spelen ze alle drie een rol.

Die verbondenheid doet je iets, roept emoties bij je op. Je bent er blij mee, je voelt je ook verbonden, als de band breekt doet dat pijn. Maar je moet ook nadenken over wat echt goed is voor een ander. Een kind dat vraagt steeds maar z’n zin geven is niet goed voor dat kind. Een buur die steeds maar een beroep op je doet klakkeloos telkens weer helpen kon wel eens heel slecht voor hem zijn. En je moet ook keuzes maken daarin: je kunt niet iedereen helpen, je tijd en spankracht zijn niet eindeloos, je hoeft de wereld niet te torsen en je ook niet verantwoordelijk te voelen voor de hele buurt. Emoties, verstand en wil, ze hebben bij liefhebben elk hun recht. Alleen samen helpen ze je een goede balans te vinden.

Concreet liefhebben vraagt dan ook om wijsheid en om onderlinge correctie en aanvulling. Het mooie is dat God ons die ook geven wil, in de gemeenschap waarin Hij ons plaatst. Ik kijk even met u naar Efeziërs 3. In het stukje van vers 14 tot vers 21 gaat het daarbij eerst weer om wat God ons allemaal geeft, om zijn liefhebben van ons. Paulus zet ons oog in oog met de levende, de drieënige God zelf. Hij vraagt dat God door de Geest uit de rijkdom van zijn glorie kracht wil geven om innerlijk sterk te zijn, dat Christus kan blijven wonen in het hart van de Efeziërs. Wij hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad, en we leven ervan dat Hij geeft, eenvoudigweg. Ook bidt Paulus dat de Efeziërs geworteld en verankerd mogen zijn in die liefde, de liefde van Christus. Hij is het met Johannes eens: alles draait er om dat wij ten volle uit die liefde leven.

Maar dan gaat hij verder en bidt dat zij samen met allen die Christus toebehoren in staat zullen zijn te bevatten hoe breed en hoe lang, hoe hoog en hoe diep de liefde van Christus is, en te begrijpen dat die liefde elke kennis te boven gaat. Ik weet niet wat uw ervaring is, maar ik was gewend om dit bijbelgedeelte te horen als het gaat om zeg maar de christelijke leer. God is te groot voor één van ons, maar samen met heel de kerk van alle tijden en plaatsen krijgen we toch wat zicht op wie God wel niet is. Intussen hoopt Paulus dat de Efeziërs door krijgen dat de liefde van Christus elke kennis te boven gaat. Het gaat hier juist niet om weten van Gods liefde, maar om het beleven en het uitleven ervan. Dat gaat een stap verder.

God houdt van ons en deelt ons zijn gaven uit, helemaal geconcentreerd aangeduid in de liefde van Christus. Maar wat het concreet betekent dat Hij ons met die liefde liefheeft, dat is onuitputtelijk. Het waaiert uit in allerlei daden, houdingen, attitudes en initiatieven. En die hele waaier wil terugkeren in onze manier van omgang met elkaar. Iedereen leert van God liefhebben, leert zich vanuit de verbondenheid met de ander inzetten voor die ander. Maar de een blijkt dat zus te doen en de ander zo. Iedereen houdt haar eigen persoon en haar eigen gaven. En de dimensies van Gods liefde in Christus komen pas uit in het veelkleurige geheel van die alle. Wat Gods liefde echt inhoudt dat blijkt pas in de praktijk van een levende gemeenschap van christenen. In die praktijk van wederzijdse hulp, correctie, ondersteuning, aandacht, trouw, bemoediging en wat al niet blijkt de liefde van Christus oneindig veel meer te kunnen doen dan wij kùnnen vragen of bedenken.

Leren liefhebben, zelfs leren liefhebben met die goddelijke liefde die geeft, zonder terug te verwachten. Het kan, maar het is een groot project, waar je wel God voor moet zijn om dat met ons te beginnen. Maar er blijkt goed over nagedacht te zijn. We worden niet aan onszelf overgelaten, maar mogen leren in een gemeenschap van lerenden waarin we elkaar stimuleren en corrigeren kunnen. De een weet, waar de ander niet op kan komen. De een kan, wat een ander niet kan. De een durft, waar een ander nog niet aan toe is. En als iemand zich afvraagt: hoe zal ik dat aanpakken met die buur van mij – ik maak me sterk dat er iemand in de gemeente te vinden is die je wat goede tips kan geven.

Tips ook die op jouw eigen persoon en situatie toegesneden zijn. Want ook die kant zit er aan, dat we niet allemaal hetzelfde hoeven zijn en hetzelfde hoeven doen. Wees vooral jezelf in je contacten om je heen. Doeners hoeven geen praters te worden en praters geen doeners. En zeker hoef je geen alleskunner te zijn. Let er zelf op hoe God van jou houdt, kijk naar welke gaven Hij geeft, kijk naar welke zonden Hij speciaal jou vergeeft, kijk naar hoe Christus speciaal jou liefheeft, wat Hij draagt van jou en wat Hij nu net jou teruggeeft. Die liefde leer jij zelf. Hij geeft ze jou om door te geven, zelf op je eigen manier. Dan komt Gods liefde in jou tot haar doel.

Als we dan die weg willen gaan, van leren liefhebben doordat God ons liefheeft, dan kunnen we ook in de spiegel van 1Korintiërs 13 kijken. Nee, dat is niet de onbarmhartige spiegel van de volmaaktheid. Het is de barmhartige spiegel van de liefde van God zelf, die ons wil stimuleren om steeds meer te willen leren liefhebben. Paulus gaat uit van het evangelie van Johannes: we kùnnen weer leren liefhebben! Gelukkig! Ook hij heeft het geleerd: als ik geen liefde had, ik was niets. Maar hij heeft het geleerd en leert nog. Nee, hij zegt echt niet dat hij de liefde volmaakt heeft. Hij roept meteen in 14:1 juist op om de liefde na te jagen. Maar hij heeft wel liefde, hij blijkt weer te kunnen liefhebben door God, door Christus.

Vrienden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God, ze is van God gekomen, tastbaar in Jezus Christus. Hij is geduldig en vriendelijk – tegen mij, Hij is niet jaloers – op mij, vervalt niet in grootspraak, in eigendunk – tegenover mij. Hij gedraagt zich niet grof – zoals ik uit mezelf, Hij is niet uit op eigenbelang – Hij heeft zichzelf juist gegeven. Hij raakt niet beledigd – zelfs niet door mij, Hij rekent mijn kwaad niet aan – maar vergeeft. Hij verheugt zich niet in mijn onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Hij kan alles verdragen – zelfs mijn gestuntel, Hij blijft geloven, hopen, nooit geeft Hij het op – en dàt is ons leven!

Hoe meer je je concentreert op Christus in deze spiegel, des te meer leer je zelf ook liefhebben. Met vallen en opstaan, met alle mislukking en gebrek, kun je dan, dankzij Christus ook jezelf in deze spiegel zien. En waarom niet ook je buurman, je buurvrouw, die buur aan wie we zo straks gedacht hebben? Ik ben geduldig en vriendelijk tegen hem. Ik ben niet jaloers op haar, ik verval niet in grootspraak, in eigendunk, tegenover hem. Ik gedraag me niet grof, ik ben niet uit op eigen belang. Ik raak niet beledigd door haar, ik reken hem het kwaad niet aan. Ik verheug me niet in zijn onrecht, ik vind vreugde in de waarheid. Ik kan alles van haar verdragen. Ik blijf geloven, blijf hopen, nooit geef ik het op. Al is het bij flarden en in stukjes dat je zo jezelf in deze spiegel ziet, het kan. Want liefhebben leer je doordat iemand van jou houdt. En wij hebben lief omdat nota bene God zelf ons eerst heeft liefgehad.

Dank u wel.

gehouden op het evangelisatiecongres ‘Geloof, hoop en liefde, het evangelie voor je buren’, Barneveld, 27 oktober 2001

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *