Wie denk jij dat Hij is?

Preek over Matteüs 16:13-20

orde morgendienst
welkom
zingen: Liedboek 139
zingen: Liedboek 145
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 72,6.7
gebed
Schriftlezing Lucas 2:1-7
preek over Matteüs 16:13-20
zingen: Liedboek 147,1.3.4
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 50
zegen

Ze liepen met een man of twaalf, dertien door het winkelcentrum, laten we zeggen Osdorpplein. Tenminste, ze begonnen met een man of twaalf, dertien, in de hoek bij de Halforts en de BCC. Langzaam trok het gezelschap richting Tussenmeer. Ze wezen elkaar allerlei aan, de verbazing stond op hun gezicht te lezen. Fel verlichte winkeletalages waren er, met allerlei spullen. In de Shoperade op de hoek verkochten ze zelfs Holy Spirit badparels, te gebruiken voordat je gaat biechten. Her en der was een of ander rood-wit gekleed mannetje te zien, en werkelijk overal drensden jingle bells, stille nachten en dennenbomen.

De mensen die ze tegenkwamen waren al net zo divers als de winkels. Vlotte meneren en juffrouwen met nette tasjes liepen netjes met een boogje langs een verwarde Surinaamse met een huilend kind en twee boodschappentassen. Acht Marokkaanse jongens hingen bij de MacDonalds rond en keken de groep argwanend aan. Drie dames ging op veilige afstand aan de overkant van de straat voorbij. Ze hoorden ze nog net zeggen: het wordt echt tijd dat ze wat aan dat asielbeleid gaan doen.

Vóór de Hema komt de groep even tot stilstand. Eén van de twaalf, dertien kijkt de kring eens rond. Hij is de leider. Er blinkt licht in zijn ogen, maar het is niet duidelijk of het spreekt van verdriet of van boosheid. Hij zucht eens. Dan vraagt hij: Wie zouden de mensen hier wel zeggen dat ik ben? Een paar van de anderen halen alleen maar hun schouders op. Eén antwoordt voor de groep: Ik zou het werkelijk niet weten. Laten we het ze eens gaan vragen. —  Goed. Ga maar twee aan twee, over een uur weer verzamelen hier bij de ijsbaan voor de Hema. – De groep verspreidt zich. Alleen die ene blijft achter en kijkt naar de schaatsende kinderen.

Wat denk je, waar zouden ze mee terug gekomen zijn, na dat uur? — Ik denk zo: in ieder geval een werkelijk verbijsterend aantal totaal verschillende antwoorden: Sommigen zeiden: een groot idealist en godsdienststichter. Anderen zeiden: ik heb geen idee. Nog weer anderen zeiden: Jezus? Jezus is mijn vriend, man. En weer anderen: Jezus? O, Isa, de laatste grote profeet vóór Mohammed. Allerlei mensen zeiden ook iets van: Jezus? Ja, vroeger dacht ik dat hij Gods Zoon was, gekomen om ons te redden. Maar nu weet ik het allemaal niet meer zo. Nog weer anderen werden boos: Jezus? Je bedoelt de chef van die club hypocriete onnozelaars en kindermisbruikers? En zo voort.

Maar goed, stel nu, dat jij daar ook rondgelopen had, gisteren, net op de terugweg met een koopje van Blokker of een nieuwe iPod van de BCC. Wat zou jij gezegd hebben als twee van die vreemdelingen je aangesproken hadden, en gevraagd: Jezus, die Jezus van Kerst, wie denk jij eigenlijk dat hij is? – Ik denk dat ik iets verzonnen had als: sorry, maar mijn kaartje voor de parkeer­garage verloopt zo, want ik houd niet van impertinente vragen op de openbare weg.

Toch laat Jezus zelf je vanmorgen deze vraag stellen, juist met Kerst. Jezus is geboren. Ja. Maar wie is hij eigenlijk? Wie denk jij dat hij is? Dat is trouwens een aparte vraag. Laten we daar eerst eens even kort op letten. Wie zeggen de mensen dat Ik ben?, vraagt Jezus aan zijn leerlingen. Op de vraag wie volgt als antwoord bij ons normaal een naam. Als iemand aan jou vraagt: wie ben jij?, dan noem je je naam. De discipelen doen dat in eerste instantie ook. Ze noemen namen: Johannes de Doper, Elia, Jeremia, één van de profeten.

Maar op namen verkijken wij ons zomaar. Je naam, dat is voor ons haast automatisch je voornaam, de naam die jou een unieke persoon maakt. Omdat we dat belangrijk vinden, vinden we onze voornaam het belangrijkste. Maar je hele naam doet nog veel meer. Als ik me voorstel als Wim van der Schee zit daar ook in opgesloten: ik ben Wim, de zoon van Nico, de zoon van Willem, en zo voort. Het is zo ongeveer het beroemdste citaat van Ayaan Hirsi Ali geworden: “Ik ben Ayaan, de dochter van Hirsi, die de zoon is van Magan, de zoon van Isse, de zoon van Guleid, die de zoon was van Ali, die de zoon was van Wai’ays, die de zoon was van Muhammad, van Ali, van Umar, van het geslacht Osman, de zoon van Mahamud.” Dat is pas echt een naam. En het werkt uit wat altijd meedoet: je naam zegt ook van wie je er eentje bent. Dat is bij Jezus ook zo. Als hij zijn vraag herhaalt aan zijn leerlingen, antwoordt Petrus zijn van God gegeven antwoord: de Messias, de Zoon van de levende God. En dat is dus net zo goed als Johannes en Elia en Jeremia een naam, een antwoord op de vraag: wie. Je kunt ’m uitwerken, net als Ayaan Hirsi Ali deed: hij is Jezus, naar men denkt de zoon van Jozef, de zoon van Eli, de zoon van Mattat, en zo voort tot op de zoon van Adam, de zoon van God (Lucas doet dat in zijn volgende hoofdstuk).

Wie is Jezus? daar gaat het hem om. Wie ben ik volgens jou? Van wie vieren we met Kerst dat hij geboren is? En dat is heel wat anders dan de vraag: wat. Wat zeggen de mensen dat ik ben? heeft Jezus hier niet gevraagd. Wat is er gebeurd? is niet de vraag van Kerst. Toch betrap ik mezelf er vaak op dat ik de vraag wel zo lees. Wat zeggen de mensen dat ik ben? Nou, een profeet. En wat zeggen jullie: de Messias, de Zoon van de levende God. En voor je het weet gaat het dan bij de Messias, de Zoon van de levende God om zijn functie, kortom, om iets wat hij is. Terwijl het Jezus zelf kennelijk gaat om wie Hij is. Wie en wat zijn niet hetzelfde, iets en iemand ook niet. In Jezus gaat het nooit om iets, maar altijd om Iemand. Hij wil niet behandeld worden als een iets, maar als Iemand.

We hebben uit Lucas het beroemdste kerstevangelie gelezen. In alle eenvoud gaat het die eerste verzen alleen nog om wat er gebeurd is: een kindje wordt geboren. Maar daar blijft het in Lucas niet bij. Vervolgens wordt niet door mensen van vlees en bloed, maar door engelen van de Vader in de hemel aan de herders geopenbaard wie dit kindje is: de redder in de stad van David — hij is de Messias, de Heer. Net als bij de Messias, de Zoon van de levende God zijn we hier in de sfeer van de namen, de sfeer van wie, de sfeer van de zoon van, de sfeer van iemand. Met Kerst vieren we niet maar dat er iets gebeurd is, maar vooral dat er Iemand gekomen is.

En als die Iemand volwassen geworden is, stelt hij ons allemaal de vraag: wie denk jij dat ik ben? Dat mag je rustig naar voren halen, lijkt me. Wie denk jij dat hier geboren is, in Betlehem? Wie. Het gaat om Iemand, Iemand die ook ons aanspreekt, ook met Kerst: wie zeg jij dat Ik ben? En daarmee breekt Hij in ons leven binnen, dwingt ons om Hem aan te kijken als degene die Hij is, en onze positie te bepalen tegenover Hem. Het gaat om Hem zelf, met zijn eigen karakter en levensgeschiedenis, te beginnen hier in die stal in Betlehem, en niet om iets wat Hij al dan niet is, of om iets wat Hij al dan niet doet voor ons. Als hij ons de vraag stelt: wie denk jij dat ik ben? gaat het hem om hemzelf en om ons, om jou en mij zelf. Wie denk jij?

Niet wat denk jij? Niet wat denk jij dat ik jou oplever? Maar echt wie denk jij? Ik ben iemand, en ik ben er eentje van Iemand, de zoon van God, het gezicht van God, helemaal God zelf, levend in waarheid, zuiverheid, goedheid, macht, medelijden, eerlijkheid en trouw, ik ben liefde en juist daarom iemand met karakter, zoals God zelf iemand is met karakter. Ik ben iemand met een gezicht. Wat denk jij, wil jij met mij leven, of niet?

We vieren vandaag niet de geboorte van onze trouwe butler, die ons van dienst is met het opruimen van onze zonden, die onze pijn verzacht en alles in ons leven steeds weer op z’n pootjes terecht laat komen. Er is niet nu toch iemand gekomen is die ons van dienst is, die ons van onze zonden afhelpt, en ook eens van de gevolgen ervan, iemand die ons in de hemel brengt, kortom steeds weer iemand die vooral iets is. En intussen maken wij de dienst uit in ons leven en wijzen Hem zijn plaats.

En dat is dus precies wat we helemaal en voorgoed vergeten kunnen. Wie zeggen jullie dat Ik ben? Hier staat Iemand voor ons, die ons aanspreekt, die ons ook rustig tegenspreekt en heel ons leven op zijn kop zet. Hij laat zich niet gebruiken als een iets, als een functionaris in onze dienst. Hij is zichzelf. En vandaag vieren we dat Hij geboren is: Christus de Heer, in de stad van David. Goddelijk en koninklijk is Hij, al ligt Hij nog als het eerste het beste kindje in een krib. Hier is niet maar iets gebeurd, hier is Iemand gekomen. En het zal er vandaag, en alle dagen, om gaan of wij ons leven met Hem delen willen of niet, of wij ons hart aan Hem verpanden, of niet.

Wij. Als Jezus ook aan ons vraagt: wie denk jij dat ik ben? is dat onontkoombaar, nietwaar? Wat er allemaal wel niet aan leer en dogma’s en theorieën en systemen over Jezus ontworpen zijn, het is allemaal op zijn best heel interessant en helpt je wellicht aan de nodige woorden en gedachten die jou ook verder helpen. Maar uiteindelijk komt het toch allemaal en helemaal bij jou zelf terecht: wie denk jij? En nee, dat is niet de vraag: wie is Jezus voor jou? Het is echt de vraag: wie denk jij dat Jezus is, voor jou en voor iedereen en altijd? Denk jij een of andere variant van: hij is Jezus, de zoon van Jozef, de timmerman in Nazaret, de zoon van nog een heleboel mensen, net als jij en ik, maar wijs en iemand waar ik nog wat van kan leren? Of denk jij een of andere variant van: hij is Jezus, de zoon van David, de zoon van Abraham, de zoon van Adam, de zoon van God? Dat gaat echt niet maar over wat Jezus is, maar echt over wie hij is.

En het gaat echt om jouw antwoord op die vraag. Je koopt er niks voor om het fijn eens te zijn met een of andere leer of belijdenis of zo en meer niet. Dat wordt pas iets als die leer zegt wat jij zou willen leren en die belijdenis zegt wat jij wilt belijden. Wie zeg jij dat ik ben? Daarin vraagt Jezus niet maar om je mening, maar om je hart. Hij ís er niet om onze problemen op te lossen, onze ziekten te genezen, ons antwoord te geven op al onze vragen. Hij heeft ons altijd eerst nog zijn eigen vragen te stellen. Hij is zelf Iemand en Hij wil niet gebruikt worden, maar Hij wil worden liefgehad. Dat willen wij toch ook? Hij heeft het bij ons gedaan, totaal, met inzet van alles, ons liefgehad, ons nooit gebruikt. Kijk maar, hier al, verzakende zijn macht en recht, verkiest Hij zich een stal.

Wie denk jij dat Hij is? Dat is de vraag van Kerst. En alleen met je eigen antwoord op die vraag kun je iets. Niet alleen voor jezelf, ook voor anderen. Maandag kun je weer naar Osdorpplein, of naar een willekeurig ander winkelcentrum of een andere winkelstraat. Al die mensen, met al die ideeën of Jezus kun je daar zo tegenkomen. Je hebt over hem alleen echt iets te vertellen als het jouw verhaal is, als het gaat over wat jij in jouw leven hebt leren vinden van Jezus, als het gaat over hoe jij hem hebt leren kennen als wie hij is. Wie zou Jezus willen zijn voor al die mensen? Wie denk jij dat Hij is en wat zou dat betekenen voor hen? En wat zou zijn opdracht zijn voor mensen die Hem volgen? Er is niet maar iets gebeurd, er is Iemand gekomen. Hij is de Messias, de Heer. Ja juist. En dan verder: wie denk jij dat hij is? Dat is de vraag voor vandaag en morgen, en trouwens, overmorgen en alle dagen tot aan de voleinding der eeuwen. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 25 december 2010
eerdere versies gehouden in: Loenen-Abcoude, 25 december 1999
en 25 december 2004

Een gedachte over “Wie denk jij dat Hij is?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *