Zwakke dienaars van een sterke Heer

Preek over Marcus 16:20

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 116,1.2.5
votum en groet
stil gebed
zingen: Kyrie (op Opwekking 328)
Kyrie-gebed
lezen Micha 7:18-20
zingen: Opwekking 462
gebed
Schriftlezing Marcus 16
preek over Marcus 16:20
zingen: Iona 28
lezen Kolossenzen 3:1-17
zingen: Psalmen voor Nu 67
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 454
zegen

Zo, hoe was het van de week met het evangelie in jullie leven? Vorige week stonden we hier stil bij het slot van Matteüs, en we zagen dat ook de nieuwe uittocht, die Jezus leidt, haast heeft. Zijn evangelie moet met volle kracht eruit. Zoveel mogelijk mensen moeten mee, het uit elkaar vallende en desintegrende leven hier uit, het blijvende, eeuwige leven in. En de enige route daar bij is Jezus volgen, niet waar? Dit is het eeuwige leven, dat mensen de levende God kennen en Jezus, zijn Zoon, die hij gezonden heeft. Bij Matteüs betekent Jezus’ graf in één keer onze open mond. Daar niemand iets van vertellen, betekent er niets van begrepen hebben. Van de week met niemand op de een of andere manier contact over Jezus en zijn goede boodschap gehad hebben, betekent een nutteloze week — wat je ook verdiend hebt.

Goed, laat ik er nu eens voor één keertje van uit gaan dat wie hier vorige week zat ook echt heel goed geluisterd heeft en hier flink mee aan de gang gegaan is de afgelopen zes dagen. Ik moet tenslotte een beetje kunnen blijven geloven in wat ik hier op dit podium doe. Dan kun je verwachten dat er de nodige verschillende ervaringen zijn opgedaan de afgelopen week. Misschien wel heel goed. Goed gesprek gehad, serieuze belangstelling gevonden. Eindelijk eens kunnen uitleggen waarom jij in het leven staat zoals je staat en dat die ander dat ook zou kunnen doen. Misschien wel aardig. Eindelijk eens contact gelegd met iemand die je al lang uit de verte kende. Wat geholpen hier en daar. Niet al te chagrijnig geweest. Misschien ook wel niet zo goed. Had je van deze dominee sowieso al niet verwacht dat-ie je een slecht geweten zou bezorgen over je contacten met niet-christenen en lukte het ook nog eens niet. Het kwam je strot niet uit, of zo beroerd dat je je er vooral voor schaamt achteraf. Of je voelde je toch al niet echt degene die het nu eens over Jezus moest hebben. Zo kosjer is jouw leven niet, en bovendien: straks stellen ze nog een vraag die jij ook hebt.

Nou ja, vul maar wat in. Het is met de meeste christenen als doorvertellers van Jezus’ goede boodschap niet altijd en vaak niet bepaald prima gesteld. We voelen ons er maar zwak bij. En zeker in Nederland zijn we ons er gevoelig van bewust dat we het nodige te overwinnen hebben. De kerk heeft een imago van likmevestje en zeker gereformeerden staan bekend als hypocriete moeilijk doenerige zeurpieten, met veel kwestieus dwingelanderig gepraat. Tijd dus om eens naar het slot van Marcus te gaan kijken. In eerste instantie, denk ik, een feest van herkenning. Eerst een boel verwarring, dan een klont ongeloof. Als er iets gebeurt is het niet dankzij mensen, maar alleen dankzij Jezus zelf. Zwakke dienaars van een sterke Heer, kortom.

Zelfs de tekst van Marcus weerspiegelt het menselijk gebrek hier. Marcus breekt af na vers 8. Het heeft er alles van weg dat Marcus boek of nooit afgekomen is of al heel vroeg beschadigd is geraakt. Wat er na vers 8 volgt is in twee vormen een later aangezette stoplap. De lange vorm staat in je bijbel in de tekst, de korte in een nootje bij vers 9-20. Knappe mensen doen hun best te bewijzen dat de lange stoplap toch echt bij Marcus hoort. Andere knappe koppen doen hun best het tegendeel te bewijzen. Hoe je het ook keert of wendt, er blijft een luchtje aan die verzen 9-20 zitten. Het loopt niet, het kreupelt aan het eind van Marcus. We doen het er in de kerk mee, al meer dan 1600 jaar, zoals we het in de kerk met zoveel doen. Wij zijn niet perfect en gaan maar al te vaak met een been trekkend door het leven. De Heer van de kerk gaat er intussen zijn eigen gang mee. Hij is er een meester in iets goeds te doen met ons gebrek.

Het goede wat me dan hier in Marcus vooral op valt is hoe Jezus zelf voor de aandacht komt te staan. Als je ooit al mocht denken dat het een glad verlopen project zou worden, dat de wereld rond trekken en aan ieder schepsel het goede nieuws bekend maken, als je ooit zou denken dat christenen toch wel gelikte presentaties en perfecte verkooppraatjes zouden kunnen houden, vergeet het aan het slot van Marcus. Op alle mogelijke manieren staan we voor zwakke dienaars van een sterke Heer. En het is maar dat die Heer zo sterk is, anders was er nooit wat van gekomen. Ergens lijkt het de kerkgeschiedenis in een notendop: verwarring en ongeloof bij de mensen, gedoe en geen beweging, behalve als Jezus zelf ingrijpt en gaat helpen. Mooi. Dus als je hier zit met iets van: dat was dus niets deze week. Ik had me wel wat voorgenomen, maar het resultaat was weinig – er is hoop. Voel je gerust een zwakke dienaar, je hebt een sterke Heer.

Laten we het eens wat uitvergroten. De leerlingen gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. Maar eerst was er verwarring. De eerste acht verzen van Marcus 16 worden er door gedomineerd. Maria en Maria en Salome gaan naar het graf. Ze vinden er Jezus niet, maar wel een vreemde, in het wit geklede jongeman. Ze schrikken zich een slag in de rondte. Ze horen nog net wat hij zegt, maar dan rennen ze weg, bevangen door angst en schrik, zo geschrokken dat ze onderweg naar de leerlingen tegen niemand iets zeiden. Totale verwarring. Je stuit er trouwens nog op als je de verhalen van het lege graf in de verschillend evangeliën naast elkaar legt. Iedereen vertelt een eigen verhaal. En die zijn niet eenvoudig bij elkaar te krijgen. Wat hier ook is gebeurd, niemand had het serieus verwacht en iedereen heeft er eigen indrukken van meegenomen.

Dat valt te begrijpen ook. Het makkelijkst wellicht via die jongeman. Hij was een boodschapper van Jezus, een engel. Maar hij was niet zomaar een boodschapper. Hij was in het wit gekleed. Een engel met de glans van de hemel nog over zich. Dat wil zeggen met de glans van zuivere liefde en eerlijkheid, totale openheid en diepe aandacht. Overal in de bijbel waar mensen zo’n hemelbode tegenkomen schrikken ze enorm. In de ontmoeting met ware liefde, met werkelijk leven, met echte aandacht voel je je hele leven open gelegd en op zijn kop gezet. God zelf woont in een voor ons, zoals we zijn, ontoegankelijk licht. Dat brengt zo’n bode met zich mee. En nee, daarbij moet je niet denken aan een verblindend licht waar je vanzelf voor terugdeinst, maar je moet het verbinden met al het andere dat God over zichzelf zegt. Het gaat om het licht van zuivere liefde. In dat licht sta je als mens altijd beschaamd en voor schut, vallen al je tekorten en fouten op, voel je je een totale mislukking. Als dit het echte leven is, hoe ver ben ik daar dan van af gedwaald? Geen wonder dat de goede boodschappers van God altijd beginnen met ‘wees niet bang’.

Maar ook geen wonder dat dit tot die drie vrouwen niet echt doordringt. Ze zochten Jezus, en het was al een totale schok geweest als ze Jezus daar hadden zien zitten in dat graf, levend en wel. Nu stuiten ze niet op Jezus, maar op de hemel zelf, maar licht getemperd in deze wit geklede jongeman. Ze hebben werkelijk geen idee wat ze hier nu mee aan moeten. De angst en de schrik nemen de overhand en ze rennen er vandoor. Als je zo iemand tegen komt, die alles van je lijkt te weten en die het echte zuivere leven zelf vertegenwoordigt, wat is er dan wel niet met Jezus gebeurd? En wat gebeurt er dan nu met jou? Ze weten totaal niet wat ze er mee aan moeten. De verwarring neemt de overhand.

Marcus vindt het belangrijk dat we dit weten. En ik denk zo, niet alleen maar omdat dit soort dingen onmiskenbaar het stempel van echtheid dragen. Dat ook. Juist als niet glad verhaal overtuigt het getuigenis van de eerste ooggetuigen van Jezus’ opstanding. Het klopte niet, het paste niet in hun belevingswereld, het was het laatste waar ze op rekenden en het haalde heel hun leven overhoop. Dit wordt nooit een stoer verhaal over wat jij wel niet hebt gedaan of meegemaakt, zoals mensen graag vertellen en verzinnen.

Maar ik denk dat hier ook iets speelt van het maken van ruimte voor mensen later, die zich ook verward voelen als het over Jezus gaat die leeft. Als Jezus echt zo leeft dat hij dit soort boden kan sturen, dan kent hij ook jou, kent hij ook mij. Dan doorziet hij ook ons hele bestaan, met al onze smoesjes en maskers en omtrekkende bewegingen. Dan is hij zo iemand die woorden spreekt die ons echt raken en voelen we ons naakt en beschaamd onder zijn ogen. Als we bij Jezus de hemel zelf ontmoeten voelen wij ons zwak en mislukt, als mensen die onder onze stand leven en uit onszelf ook nooit op die stand zullen komen. Dan weet hij dus hoe wij ons voelen als we in een gesprek met deze of gene zijn goede boodschap niet onder woorden kunnen brengen, als we zwijgend door het leven rennen, op weg naar wie dan ook, omdat we er niet uit zijn, niet weten wat we er mee aan moeten. Nee, dat moet niet zo blijven, maar in eerste instantie krijgt het hier wel ruimte en een plek.

De leerlingen gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. Ja, maar eerst was er ongeloof. Het aangehangen slot werkt dit uit. Eerst verscheen Jezus aan Maria uit Magdala, aan wij hij zijn macht had getoond door het uitdrijven van een volheid van demonen. Daarna nog aan twee leerlingen buiten de stad. Maar de leerlingen geloofden Maria niet en hun twee collega’s ook niet. Pas toen Jezus hen zelf verscheen gebeurde er iets. Wat Jezus ook gezegd had bij zijn leven, het was niet tot hen doorgedrongen. Keer op keer had hij hen van tevoren verteld dat hij zou lijden en sterven en opstaan, Marcus noemt het een aantal keren, en dat betekent dat Jezus het in werkelijkheid echt heel vaak gezegd moet hebben: ik zal opstaan op de derde dag…

Maar dit paste op geen enkele manier in hun denkraam. Laat niemand denken dat mensen in de eerste eeuw goedgelovig waren en wel zouden denken dat er zoiets als een opstanding van Jezus mogelijk en te verwachten was. Joden geloofden hoogstens aan een algemene opstanding op de laatste dag. Niemand had Jezus serieus genomen toen hij het over wat anders had. Het drong gewoon niet door. En het is of Jezus daar rekening mee houdt ook. Hij laat zijn engel-bode niet de boodschap brengen die wij zouden doorgeven: Ga naar zijn leerlingen en zeg hen: als dat stelletje ongelovigen niet heel snel in Galilea komt is het game over voor hen. Peper hen gelijk in dat ze hier hadden moeten staan vanmorgen, bij het graf. Dat is eigenlijk best opvallend. En het wordt nog meer. Jezus stuurt eerst Maria uit Magdala, niet de eerste de beste, en dan nog twee leerlingen die hem in een andere gedaante gezien hadden. Het had tenminste Petrus, Johannes en Jakobus aan die andere gedaante op de berg van de verheerlijking kunnen doen denken. Maar het werkt allemaal niet. Jezus stuit hier echt op een muur van ongeloof. Hij kan die alleen zelf doorbreken.

Dan verwijt hij hen ook hun ongeloof en halsstarrigheid. Maar dat is niet het eerste. Eerst is er ook ruimte voor ongeloof, begrip dat dit soort dingen geen plek krijgen bij mensen. Weer denk ik dan, dat is niet alleen om de echtheid van een en ander te laten zien. Dit zijn geen stoere jongens met een mooi verhaal. Hun eigen falen zit er voor de rest van de wereldgeschiedenis bij in. Maar het is ook echt even een plek voor mensen later, die het gewoon niet kunnen geloven, die Jezus’ goede boodschap niet werkelijk in hun leven kunnen integreren en onzeker en met veel vragen erover door het leven gaan. Hier begint de kerkgeschiedenis, onze geschiedenis, en het is ook een geschiedenis van ongeloof. Het is ook bij ons maar al te vaak echt nodig dat Jezus zelf ingrijpt en op een eigen manier tot ons hart doordringt en ons ons ongeloof en onze halsstarrigheid verwijt. Waarom hebben wij zo vaak niet geloofd al die mensen die ons zijn leven eerder verkondigden?

Des te meer staan we vanmorgen voor Jezus zelf. Hij is hier degene die alles toch in beweging brengt. Hij is degene ook die als deze zwakke dienaars op weg gaan hen helpt en hun verkondiging kracht bijzet met de tekenen en wonderen die hij hen beloofd had. Het is gebeurd zoals hij hier gezegd heeft. Handelingen vertelt er in eerste instantie van, de oude kerk neemt de verhalen over, en nog gebeurt het zo. Zwakke mensen die op weg gaan worden gevolgd door de Heer zelf en ze drijven demonen uit, ze spreken in onbekende talen, ze blijken onkwetsbaar en maken zieken weer gezond. Nee, er staat niet dat elke kerk bevrijdingspastoraat moet hebben, iedere christen in tongen zal spreken, dat christenen niet aan slangenbeten zullen overlijden of dat alle zieken door hen genezen zullen worden. Ik ga hier de grote discussies over deze thema’s niet ophalen. Er staat hier dat deze tekenen zullen volgen in het spoor van de Heer die zijn zwakke dienaars helpt. Dit soort dingen gebeuren. Ze zijn gebeurd en ze gebeuren nog. En ze zijn een teken dat het niet maar om mensen gaat, maar dat er een Heer is die helpt.

En dat is wat wij ons allemaal moeten aantrekken. Als je er de afgelopen week tegenaan gegaan bent en je primaire christentaak van het doorvertellen van het evangelie op je hebt genomen, dan ben je ook tegen je eigen beperkingen, je eigen tekort en je eigen zonden aangelopen. Als je er helemaal niet tegenaan gegaan bent omdat je niet durfde, of omdat je je verward voelde, of omdat je eigenlijk zelf het gevoel had dat je dit nauwelijks geloofde, geldt het des te meer: zwakke dienaars. Maar Jezus staat hier voor je als een sterke Heer. Kom op, ga dan ook eens op weg om overal het goede nieuws bekend te maken. Moet je eens zien hoe hij je daarbij helpt. Herken je maar in de verwarring en het ongeloof bij Marcus. Maar herken dan ook de Heer die hier door alles heen zijn doel bereikt. Dat wil hij ook voor jou doen. Laten we bidden.

gehouden: Amsterdam-ZW, 27 april 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *