Sinterklaas bestaat niet, maar Sint Nicolaas leeft

Preek over Hebreeën 12:22-24

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 97,1-3
gebod
zingen: Psalm 97,4-5
gebed
Schriftlezing Lucas 20:27-40
zingen: Liedboek 290
Schriftlezing Hebreeën 12:18-29
preek over Hebreeën 12:22-24
zingen: Psalm 16,3-5
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 299
zegen

Het lijkt me vandaag een goede dag om wat aan ons kerkbesef te doen. Onze broeder Nicolaas, die eigenlijk morgen zijn dag heeft, maar vandaag toch de meeste aandacht krijgt, is er een goede smoes voor. Veel weten we niet van hem. Ergens vóór 300 geboren, waarschijnlijk 342 overleden, bisschop van Myra, tegenwoordig Demre aan de zuidkust van Turkije. We weten zelfs zo weinig van hem dat hij in 1970 zelfs uit het grote pantheon van Roomse heili­gen is geschrapt. Wat er allemaal aan hem toegeschreven wordt is waarschijnlijk verzonnen, in ieder geval niet hard te maken. Intussen heeft dat wel iets ook: de enige sint, de enige heilige die in de gereformeerde wereld enige bekendheid geniet, wordt door de Roomse Kerk niet meer erkend. Dat is mooi. Dan kunnen we hem als een gewone heilige behandelen, niet een Roomse, maar een christelijke heilige.

Het leuke is dat Nicolaas van Myra ons dan te denken kan geven nog op een heel andere manier dan Sinterklaas ons te denken geeft. Sinterklaas plaatst ons voor de mysteries van het volksgeloof en de volksgebruiken. Spanje, de boot, zijn knecht, zwarte Piet, de schimmel, waar ze allemaal vandaan komen is niet erg duidelijk. Maar Nicolaas herinnert ons aan het geheimenis van de kerk. Sinterklaas bestaat niet, is een verklede vent, maar Nicolaas leeft en hij bestaat nog meer dan dat wij zelf bestaan, in de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. Hij is één van de talloos velen over wie het hier in Hebreeën gaat. Het lijkt me dat we hem vandaag niet beter kunnen eren dan door eens goed naar Hebreeën te luisteren.

Dat levert je kerkbesef op, op een andere manier nog dan daar vroeger over in onze kerken gesproken werd. Toen ging het vooral over het belang van concreet kerk zijn in ons kerkverband, over dat je goed moest beseffen dat God concreet kerk zijn belangrijk vindt, dichtbij, met de mensen direct om je heen. Christenen horen bij elkaar, in een kerk georganiseerd samen te leven. Op zichzelf is daar niets mis mee, maar daar gaat het hier in Hebreeën niet over. Hier gaat het om een besef van de werkelijke proporties en het werkelijke karakter van de kerk. En ik heb het gevoel dat daarbij juist voor gereformeerde christenen veel te leren valt.

Dat leren begint meteen in vers 22, bij de tegenstelling tussen de Sionsberg en de berg Sinaï. Soms lijkt het er wel eens op of juist gereformeerden eigenlijk meer met de berg Sinaï hebben dan met de Sionsberg van Hebreeën hier. Allicht heeft het iedere zondag voorlezen van juist de tien geboden van de berg Sinaï daar iets mee te maken. Maar dat is niet alles. We vinden sowieso die verschijning in vuur, duisternis en woeste wind, met bazuingeschal en stemgedonder iets wat uitstekend bij God past. God heeft voor veel mensen diep in hun hart vooral iets schrikbarends. Ernst hoort dus meer bij God dan blijdschap en zo.

Dan is het des te meer zinnig om goed op te letten hier. Want volgens de onbekende schrijver aan de Hebreeën staan we in de kerk voor een heel andere berg dan de berg Sinaï. Niet voor een berg van schrik, maar voor een berg van vreugde, waar duizenden engelen de toon zetten. En deze berg is niet kaal en bar en ongenaakbaar, maar op deze berg is een stad, de stad van de levende God, waar alles leeft en kleur heeft, het hemelse Jeruzalem. De engelen zijn blij om al dat leven, om al die liefde en al die volmaaktheid, om alles wat daar beweegt en is. Voor die berg staan we bovendien niet als voor een verboden berg, waar zelfs een dier niet op mag, maar als de berg waarheen we op weg zijn, op weg om er binnen te gaan en er mee te doen.

Ik denk zo, als we hier eens wat meer op zouden letten en dit wat meer tot ons zouden laten doordringen, zou dan de sfeer in de kerk niet nog veel feestelijker worden? In de kerk hoort niet de ernst de toon te zetten. In de kerk hoort alvast meegezongen te worden met die duizenden engelen. De kerk is de gemeenschap waarin God groot gemaakt wordt, waarin gezongen wordt over hoe indrukwekkend Hij is, waarin we samen blij zijn met onze enige echte levende God. En de kerk, dat is dan echt niet alleen maar de zondagse eredienst. De kerk dat bent u zelf ook in uw eigen leven, thuis, onderweg, bezig. Wie bij Jezus Christus hoort is op weg naar deze stad, waar de lofzang klinkt, is op weg naar de Heer van de dans en mag dus ook door het leven zingen en dansen. Ik denk zo: er valt hier iets te leren…

Die sfeer van blijdschap en lofzang blijft ook in het vervolg. In vers 23 gaat de schrijver verder over de mensen. In de kerk staan we voor de gemeenschap van eerstgeborenen die in de hemel ingeschreven zijn. Eerstgeborene is in de bijbel een heel positieve naam. Op je oudste ben je trots, voor je oudste ben je dankbaar, al was het maar omdat je in ieder geval in hem of haar voortleeft. God noemt de Israëlieten zijn eerstgeborenen als Hij ze uit Egypte haalt (Exodus 4). Je kunt het hier weergeven als de gemeenschap van mensen die God de moeite waard vond om te verlossen, de gemeenschap van geredde mensen.

Die gemeenschap is in de hemel ingeschreven, heeft daar burgerrecht, is daar thuis en dus, als mensen die daar horen er nog niet zijn, daarheen op weg. Je zou kunnen zeggen: de echte ledenlijst van de kerk ligt in de hemel, en van iedereen die bij Jezus Christus hoort, staat daar de naam. Best de moeite waard om daar eens aan te denken als je dat kleine boekje met onze honderd-nog-wat namen in handen hebt. Kerkbesef betekent dat je in de gaten hebt dat ons kleine lijstje maar een minuscuul onderdeel is van die grote lijst daar in de hemel.

En dan maar meteen door: de namen in de hemel staan daar om er te blijven staan. Hier schrappen we wie overleden is uit onze lijst. Maar daar blijft je naam staan en wordt de naam van één van de geesten van de rechtvaardigen die tot volmaaktheid gekomen zijn. Wie hier op aarde bij de gemeenschap der heiligen hoort, die blijft bij de gemeenschap der heiligen horen. Wie hier bij Jezus Christus hoort, die blijft bij Jezus Christus horen. God, de rechter van allen, geeft je dan een plaats onder de rechtvaardigen die blijft tot in eeuwigheid.

Wat je hier nog eens extra leert die dat je in de kerk niet zo onder de indruk hoeft te zijn van de dood. We denken veel te makkelijk dat ook de gemeenschap der heiligen in de kerk gebroken kan worden door de dood. Maar dat is niet zo. Er is één gemeenschap van eerstgeborenen die in de hemel ingeschreven zijn. En die wordt door Jezus Christus, de overwinnaar van zonde, dood en duivel, bij elkaar gehouden. Echt bij elkaar gehouden, want Hij is geen God van doden, maar van levenden. Onze oude broeder Nicolaas van Myra leeft bij Hem, net zo goed als de geliefde doden in Christus die wij de laatste tijd begraven hebben. En Hij houdt hen en ons bij elkaar.

Van dit kerkbesef zijn we in de tijd van de Reformatie het nodige kwijt geraakt. Dat valt te begrijpen vanwege de grote misstanden en misverstanden rond de heiligen in de Roomse kerk. Daar werd eigenlijk de verhouding tussen Jezus Christus en de zijnen omgekeerd. Via de heiligen kon je dan Christus bereiken, zij werden onze weg tot Hem. Dat is precies de wereld op zijn kop. Het is juist Jezus Christus die onze weg tot elkaar is. Wij komen niet via bijvoorbeeld Maria bij Jezus, maar in Christus is Maria ook onze zuster, ergens net als een willekeurige ander in onze gemeente, van wie wij echt geen familie zijn, in Christus onze zuster of broeder is. En meer nog dan je buur in de kerk leeft Maria.

Wij staan voor het hemelse Jeruzalem, zegt Hebreeën, en in die stad van de levende God leven zijn mensen. Wij zijn daarheen op weg en in Jezus Christus met heel die gemeenschap van eerstgeborenen verbonden. We kunnen voor hen danken, zoals we straks gaan doen met Lied 299. We kunnen met hen God prijzen en groot maken. En ik zou niet weten waarom we hen ook niet, via Jezus, kunnen vragen om voor ons te bidden, net zo goed als we dat elkaar kunnen vragen hier op aarde. Tenslotte verbindt Hij ons aan elkaar, als de levende die tot volmaaktheid brengt. Het lijkt mij moeilijk in te zien waarom bijvoorbeeld een ouder die hier ieder dag voor zijn kinderen bidt, daar na de dood mee op zou houden omdat hij tot volmaaktheid gekomen zou zijn. Ik zou eerder verwachten dat hij dit dan des te meer zou doen.

Goed, vers 24 dan. Daarmee komen we bij waar in de kerk alle beweging vandaan komt. We staan voor de Sionsberg en daar is Jezus, de bemiddelaar van een nieuw verbond, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel. Dat nieuwe verbond dat Jezus opgericht heeft is de testamentaire schenking van de toegang tot deze Sionsberg, in de woorden van vers 28: het geven van het onwankelbare koninkrijk. Wie dat in dankbaarheid van Jezus aanvaardt en zo bij Hem hoort, die wordt deel van die gemeenschap van eerstgeborenen die in de hemel ingeschreven zijn.

Dat nieuwe verbond is opgericht in Jezus’ bloed. Het spreekt krachtiger dan dat van Abel. Abel werd vermoord en Abels bloed schreeuwde om recht, om wraak. Het deed een appèl op God als de rechter om te straffen. Jezus’ bloed spreekt daar nu overheen en bovenuit dat er recht is geschied, dat wraak is geoefend en dat de straf is voldaan. Jezus’ bloed spreekt van vergeving en verzoening en daarom van redding en bevrijding, van toegang tot deze Sionsberg en van een eeuwig feest voor iedereen die zo gered is. Omdat de stem van dit bloed alle kwaad en tekort overstemt mogen we hierheen op weg zijn, samen met alle heiligen.

Daarmee zijn we gelijk weer terug bij het begin van vers 22. Dat de kerk een gemeenschap van blijde mensen is, is alleen maar vanwege dit nieuwe verbond in Jezus’ bloed. Wie daar niets van wil heeft geen reden om blij te zijn, maar alleen reden om bang te zijn. Als alles omgekeerd wordt en alleen blijft wat onwankelbaar is, blijft alleen over dat onwankelbare koninkrijk waar Jezus alleen je toegang toe geeft. Alleen Jezus’ bloed overstemt alle schreeuw om recht en om wraak ook in ons leven. Niet voor niets gaat Hebreeën verder met: let er dan op dat u hem die spreekt niet afwijst. De boodschap van Jezus’ bloed is de enige boodschap van echte redding. Maar dan ook werkelijk. En wie deze boodschap aanvaardt mag dan ook werkelijk op weg zijn naar deze feestelijke stad. Wie hier heilig is, zal daar als heilige tot volmaaktheid komen.

Of Nicolaas van Myra nu zo’n heilige is geweest in de Roomse zin van het woord weet ik niet. In ieder geval zijn wij het niet. Maar als christen is hij door het bloed van Jezus heilig geweest en nu tot de volmaaktheid gekomen. Wie hier bij Jezus hoort zal dat ook eens ervaren, en mag nu al beseffen dat Nicolaas en wij bij elkaar horen. In dat besef van de ene kerk zal het mij een zorg zijn of Sinterklaas bestaat of niet, in ieder geval leeft Nicolaas. En dankzij het bloed van Jezus zullen ook wij leven, samen, tot in eeuwigheid. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 5 december 2004

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *