Hoe serieus neemt God wat gedaan en gebeurd is?

Preek over Jozua 10:1-15

orde middagdienst
votum en groet
zingen: Psalm 102,1.2
gebed
Schriftlezing Jozua 9
zingen: Psalm 72,1.2
preek over Jozua 10:1-15
zingen: NGK 179b
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 397
zegen

Wat is het nu waard, dat alles wat je gedaan hebt in het afgelopen jaar? Heeft het nog betekenis als de bladzijde van 2003 is omgeslagen naar die van 2004? Het was niet allemaal goed en het was niet allemaal slecht. De mooiste en beste momenten koester je zo lang mogelijk. Misschien zijn er dingen waarvan je maar het liefst wilde dat ze vergeten konden worden en verdwijnen; ze hadden niet mogen gebeuren. Maar het meeste heeft deel aan dat grote dubbele en dubbelzinnige van het mensenleven. In ieder geval is voor ons allemaal de situatie nu anders dan aan het begin van 2003. En dat allemaal, waar je op terug kunt kijken, wat is dat nu waard, wat betekent dat, hoe serieus valt dat te nemen?

Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof Jozua 9 en 10 met dat soort vragen niets te maken hebben. Oude verhalen over slimme mensen, tactische afspraken en vooral over veel oorlogsgeweld. Toch gaat het precies over zo’n soort vraag. Want dat verbond tussen Israël en Gibeon, dat verbond van Jozua 9, dat had helemaal niet gemogen. Neem u in acht dat u geen verbond sluit met de inwoners van dit land, met de Chiwwiet ook niet. Dat stond in de wet. Toch was het gebeurd. Zonder God te raadplegen was Israël in de list van de Gibeonieten getrapt. Nu zitten ze vast aan een ongewenst verbond. Het blijkt zodra Israël het gebied bereikt. Maar wat is dit ongewenste verbond nu waard? Hoe serieus moet je dat nemen? Dat blijkt zodra de woede van de koningen van de autochtone bevolking in Kanaän zich richt tegen Gibeon. Het blijkt dat de Here God ook die dingen die niet hadden mogen gebeuren maar toch gebeurd zijn heel serieus neemt. Hij gaat vooraan in de strijd en Hij beslist de strijd. Gibeon wordt bevrijd en de bevrijding van Gibeon blijkt zelfs het begin van de verovering van een groot deel van Kanaän.

Dat alles krijgt meer kleur als we het even bekijken vanuit de positie van die Gibeonieten. Gibeon staat hier voor een gebied met vier steden: Gibeon, Kefira, Beërot en Kirjat-Jearim, ongeveer net zoals je Loenen kunt nemen als de aanduiding voor de burgerlijke gemeente Loenen, met de kernen Nieuwersluis, Loenen, Loenersloot, Nigtevecht en Vreeland. De vier-steden-groep van Gibeon controleerde de oost-west-route tussen het bergland van Jeruzalem en de Middellandse Zee. Opvallend is dat de stad geen koning heeft. Alles wijst er op dat dit betekent dat Gibeon hoorde bij Jeruzalem, dat de Gibeonieten vazallen waren van de Jebusieten-koning van Jeruzalem. En er is nog iets te vertellen over de stad: er was een heilige hoge plaats, een heiligdom, beroemd en oud, en in de tijd van David en Salomo nog erg belangrijk. Het heeft er veel van weg dat de Gibeonieten bij dat heiligdom houthakkers en waterdragers waren. De Chiwwieten waren namelijk geen oorspronkelijke Kanaänieten, maar, wat eerder dan Israël uit Klein-Azië het land ingetrokken. Ze dienden er de oorspronkelijke bewoners. Me dunkt, een herkenbare situatie met onze gastarbeiders en allochtonen.

Als Israël dan opduikt trekken deze Chiwwieten hier in Gibeon een andere conclusie dan het grote geheel van Hethieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten waar ze bij horen. Zij nemen de woorden van de Here, de God van Israël, ernstig, de woorden dat het hele land veroverd moet worden en alle inwoners vernietigd (9:24). Vechten heeft tegen deze God geen zin. Maar misschien helpt een list. Door het sturen van hun afgezanten naar Israël en het sluiten van een verbond met dat volk verbreken ze hun verbond met hun koning. Ze verbranden alle schepen achter zich in de hoop op tenminste een beter leven in de nieuwe situatie straks. Je zou kunnen zeggen: deze Gibeonieten delen het inzicht dat aan het begin van Jozua ook Rachab had: Israël gaat dit land krijgen van God. Maar anders dan Rachab kiezen zij geen partij voor Israël, maar proberen via bedrog en list te ontkomen. Ze zijn niet stoutmoedig, maar listig. Anders dan Rachab worden zij dan ook niet in Israël opgenomen, maar nu tot houthakkers en waterputters van het volk Israël en van het heiligdom van de God van Israël gemaakt. Ze blijven onderworpen.

Maar intussen hebben ze wel de hele wereld om hen heen bedrogen. Adonisedek, de koning van Jeruzalem, hebben ze verraden en Israël hebben ze voorgelogen om zo een verbond te verkrijgen. Aan het begin van Jozua 10 zitten ze dan ook volkomen in de ellende. En misschien hebben ze wel gedacht: hadden we maar nooit… De koning van Jeruzalem is zich uiteraard wild geschrokken. In één keer zijn de aanvoerlijnen naar het westen afgesneden en is een grote en machtige stad overgelopen naar de vijand. Hij neemt zijn maatregelen passend groot en roept vier collega’s op om te helpen. Samen vormen ze een groot leger en slaan het beleg om Gibeon. De Gibeonieten kunnen niet meer doen dan om hulp roepen aan Jozua: help, en snel! voor het te laat is.

Zal Jozua dat doen? Of zal hij deze situatie zien als een perfecte kans om van zijn ongewenste verbond af te komen? Even vertragen, een dag meer om wat troepen te monsteren en de kans is groot dat Gibeon alleen nog maar een rokende puinhoop is. Geen mens die het op zou vallen. Maar Jozua hoort bij God en hij weet dat het God wel op zal vallen. Hij neemt de nieuwe situatie serieus en trekt met een keurkorps de hele nacht door van Gilgal naar Gibeon en verrast de Amorieten bij het begin van de dag. En meer nog dan Jozua, de Here zelf verrast de Amorieten daar. Als je de verschillende onderdelen van de beschrijving combineert, dan zie je iets als een immense donderbui die het dal van Ajjalon bedekt tot aan de pas van Bet-Choron in de verte. Het licht is spookachtig omdat de opgaande zon aan de ene kant niet door de bewolking komt en de ondergaande volle maan aan de andere kant nog licht geeft. God zelf zorgt voor de artillerie. Grote hagelstenen regenen neer en richten een slachting aan. En dit griezelig en apocalyptisch tafereel blijft en blijft maar, tot Israël de vijand volledig verslagen heeft. Het is duidelijk: de Heer strijdt voor de Israëlieten.

En daarmee strijdt de Heer ook voor de Gibeonieten. Ze hebben zich grondig in de nesten gewerkt. Ze hebben zich bij Israël en bij de God van Israël proberen binnen te liegen en het is ze nog gelukt ook. En toch neemt de Here die nieuwe situatie volstrekt serieus. Ze worden niet in de steek gelaten, maar gered. Dat alles wat niet had mogen gebeuren en wat toch gebeurd is, er wordt niet achter terug gegaan, maar het wordt opgenomen en er wordt op verder gebouwd. Voor Israël maakt God het ongewenste verbond met Gibeon tot het begin van de verovering van een groot deel van het land. Aan Gibeon laat Hij zien dat Hij geen wispelturige en onbetrouwbare menselijke koning is, maar een heel andere, die trouw is ook aan ongewenste beloften en die serieus neemt wat er gebeurt en gebeurd is, of dat nu goed is of kwaad.

Ergens vind ik deze gang van zaken juist vanuit die Gibeonieten gezien het meest aansprekend. Het zijn dubbelzinnige types, overlevers, sjacheraars, leugenaars en ook slim en berekenend, moedig en dapper. Het zijn mensen die me doen denken aan wat de Here Jezus later eens zegt, dat het koninkrijk van God wordt verkondigd en dat allerlei mensen zich daar binnendringen. Deze Gibeonieten weten hoe ze alleen maar gered kunnen worden: door met Israël en de God van Israël zich te verbinden. En ze knokken zich er in op een heel menselijke manier, slim. Het zijn geen supergelovigen, maar mensen die goed èn slecht zijn.

En als ik terugkijk op 2003 dan zie ik bij mezelf en bij anderen niet alleen de houding van Rachab, niet alleen de houding van Jozua, maar ook de houding van deze Gibeonieten. Er is geloof en vertrouwen, er is moed en stoutmoedigheid, maar er is ook list en berekening in m’n leven. Ook in m’n leven met God. En wat is dat allemaal waard? Gaat God me daar toch een keer op afrekenen? Gaat Hij zeggen: joh, als het niet meer is, zoek het dan lekker zelf uit? Paulus schrijft later aan Timoteüs: als wij ontrouw zijn, Christus blijft getrouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet. Wie zich op de een of andere manier vastgrijpt aan Christus die laat God niet vallen.

Maar laten we ook de optie vanuit de Israëlieten niet vergeten. Ze hadden een fout gemaakt, en een flinke ook, met dat verbond met Gibeon. Ze hebben er nog last genoeg van gehad. Als een enkel voorbeeld komt later de profeet Chananja uit Gibeon om het Jeremia moeilijk te maken. Oude heiligdommen zijn taai. Maar God zegt niet: los het dan ook zelf maar op, knok je er maar uit. Hij komt zelf en voert de strijd, beslist de strijd. Hij maakt van Israëls fout het begin van Israëls overwinning.

En als ik terugkijk op 2003 dan zie ik ook mijn, ook onze fouten. Wat is het waard, wat gaat het betekenen? Zal God ons onze fouten inwrijven in 2004? Hij zal er vast het zijne mee doen. Maar uit Jozua 10 is duidelijk dat Hij niet haatdragend is en er niet op uit is om ons onze vergissingen in te peperen. Hij is niet zo’n koning als die mensenkoningen. Uiteindelijk zal wat God met onze fouten doet bijdragen aan onze overwinning in Gods koninkrijk. Tenminste, als we echt bij deze God willen horen. Dit is de God die ons leven serieus neemt, ook ons leven van 2003. Met deze God durf ik 2004 wel in. Laten we in Hem dan ons geloof belijden, voor oud en nieuw. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 31 december 2003

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *