God motiveert met wat Hij geeft

Preek over Jesaja 56:1-8

orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 475
zingen: Be ye still
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalmen voor Nu 23
gebed
Schriftlezing Marcus 1:14-15
preek over Jesaja 56:1-8
zingen: Psalmen voor Nu 15
lezen Jesaja 65:17-25
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 609
zegen

Dit zegt de Nederlandse overheid: houd je aan de wet en ga op een fatsoenlijke manier met elkaar om, want anders zul je opgepakt, aangeklaagd en gestraft worden. Dit zegt de moeder: luister naar wat ik zeg, want anders zwaait er wat, en maak geen ruzie, want anders geen zakgeld zaterdag. Dit zegt de baas: dit is je werk en doe dat, want anders moeten we eens praten. Zo zijn we dat gewend. Doe goed, want anders… Motiveren met straf.

Ja, maar dit zegt Jahwe de Heer: handel rechtvaardig, handhaaf het recht, want de redding die ik breng is nabij … En dit zegt Jezus, zijn Zoon: kom tot inkeer, want de tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij … Niet want anders…, maar want… Niet want anders krijg je straf, maar want ik geef iets moois. God imponeert mensen niet met: want anders maak ik je dood, maar hij motiveert mensen met: want ik geef je het leven. Hij zegt niet: maak geen ruzie want anders krijg je geen zakgeld, maar Hij zegt: maak geen ruzie want we gaan gezellig uit eten – om zo eens te zeggen.

En dat is niet eens alles hier. Dit zegt de Nederlandse overheid: koop een energie-zuinige auto, want dan heb je een lage bijtelling en misschien wel geen wegenbelasting. Dit zegt de baas: werk over, want dan krijg je een extra bonus. En dit zegt de vader: maak geen ruzie, want dan gaan we iets leuks doen. Zo zijn we dat gewend. Doe goed, want dan… Motiveren met een beloning.

Intussen zegt Jahwe de Heer hier: handel rechtvaardig, handhaaf het recht, want… En net zo zegt Jezus, zijn Zoon: kom tot inkeer, want… Niet want dan…, maar want…. Niet want dan krijg je iets, maar want Ik geef iets moois. God trekt mensen niet over de streep met iets extra’s, met een lokkertje wat ze anders niet krijgen. God motiveert niet met wat hij anders niet geeft, maar hij motiveert met wat hij geeft. Nog eens, hij zegt niet: maak geen ruzie want dàn gaan we gezellig uit eten, maar hij zegt: maak geen ruzie want we gaan gezellig uit eten.

Dat is waar Jesaja 56 ons van het begin af bij stil zet: de echte God motiveert mensen met wat hij geeft, hij motiveert met zijn genade. En dat niet maar voor even, of maar voor een beperkte groep mensen. Wat de echte God geeft is altijd meer, zijn genade reikt altijd verder dan je al dacht. Dat is heel typerend voor de levende God. Hij is de God die niet werkt met schaarste, met te weinig, en dus met korten op kostbaarheden of met belonen met zeldzaamheden. Hij is de God van altijd meer dan je denkt, van overvloed, de God die geeft, die uitdeelt, en die daarmee mensen in beweging wil zetten. Maak geen ruzie want we gaan gezellig uit eten. Begin maar alvast met de sfeer van een goede maaltijd, want die komt er zeker. Begin maar alvast met rechtvaardigheid en recht, want mijn rechtvaardige redding en mijn recht komt er zeker aan. Kom tot inkeer, want het koninkrijk van vrede, recht, liefde en trouw, genezing en verlossing, is nabij. Kom tot inkeer: stel je maar alvast in op wat God geeft.

Eerst maar even uitvergroten dan: Handel rechtvaardig, voeg je in de door God gegeven orde, en handhaaf het recht, ga met God en elkaar om zo dat je aan ieder recht doet en ieder tot zijn recht kan komen. Bij rechtvaardig handelen ligt hier meer de nadruk op de verhouding tot God en bij het recht handhaven meer de nadruk op de onderlinge verhoudingen. Rechtvaardig handelen wordt in het vervolg uitgewerkt met het in acht nemen van de sabbat van God. Het recht handhaven wordt uitgewerkt in het weerhouden van je hand van het kwaad, heel concreet, met je hand, richting je naaste. Kun je zo voor je zien.

Jahwe, de Heer, geeft die opdracht omdat de redding die hij brengt nabij is en zijn gerechtigheid zich weldra openbaart, klaar staat om zich te openbaren. En ook hier ligt bij die redding meer de nadruk op de verhouding tot God, en bij die gerechtigheid de nadruk op de onderlinge verhoudingen. Redding is trouwens een zaak van recht voor God en in de bijbel. Arme mensen doe je recht door ze werk of land te geven. Zieke mensen doe je recht door ze te genezen en voor ze te zorgen. Gevangen mensen doe je recht door ze te bevrijden. Zo doet God zijn volk recht door het te redden en blijkt hij rechtvaardig in hun redding.

Gods redding is hier in Jesaja in de eerste plaats de terugkeer naar het eigen land, terug naar een herbouwde tempel, waar mensen verzoend worden met God. Maar daar zit een veel diepere dynamiek in, die niet stopt als de tempel herbouwd is. Er komt achter vandaan de verzoening in het groot door Jezus Christus, onze Heer. Uit zijn handen mogen we heel ons leven verzoend en genezen terug ontvangen als het leven van kinderen van God. En dan nog valt de beweging niet stil. Jezus zelf neemt deze woorden over en spreekt dan over het koninkrijk van God dat vlakbij is. Gods heil blijkt te reiken tot op een nieuwe hemel en aarde, waar God bij de mensen woont en het helemaal goed is tussen Hem en ons.

En net zo’n beweging zit er in die gerechtigheid van God die zich openbaren gaat. Het begint met de nieuwe gemeenschap in het oude land, Gods volk opnieuw samen rond een nieuwe tempel. Maar dan vervolgt het in de nieuwe gemeenschap rond Jezus Christus, de gemeenschap van de heiligen, de gemeenschap aan het heilige in het avondmaal. En het eindigt pas op Gods nieuwe wereld waar vrede is en gerechtigheid woont, waar harmonie is tussen mensen omdat God onze vrede is.

En dat wordt dus allemaal niet aan voorwaarden gebonden. Er staat hier niet iets als: Handel rechtvaardig en handhaaf het recht, want dán komt mijn redding en openbaart zich mijn gerechtigheid. Er staat ook niet iets als: Handel rechtvaardig en handhaaf het recht, want anders komt mijn redding niet en openbaart zich mijn gerechtigheid niet. Nee, die redding en die gerechtigheid komen, en al snel ook. Juist daarom deze oproep. God gééft zijn genade, zonder meer, en zonder voorwaarden.

Zo ging het destijds ook: God heeft zijn volk terug gebracht in het beloofde land, zonder voorwaarden, zonder selectie. Je hoefde niet eerst te bewijzen dat je vroom genoeg was om terug te mogen. God heeft zijn gemeente verzameld rond zijn Zoon en doet dat nog, zonder voorwaarden, zonder selectie: je hoeft niet eerst te bewijzen dat je volmaakt bent vóór je mag zeggen dat het evangelie voor jou is. Het evangelie gaat uit naar alle stervelingen en naar ieder mensenkind. Juist daarom deze oproep. Leef dan zoals daarbij past. Begin er alvast mee. We gáán gezellig uit eten. Gedraag je dan alvast gezellig. Ik geef recht, redding, en gerechtigheid, goede verhoudingen, gedraag je dan alvast rechtvaardig en handhaaf het recht.

Dat leven wordt hier dus uitgewerkt in twee dingen, in het in acht nemen van Gods sabbat en het concreet geen kwaad doen tegen je naaste. De sabbat was het teken van het oude verbond. In de boeren-samenleving van Israël, midden tussen de natuur-goden liet je met het iedere zevende dag niet werken zien, dat je niet van je werk en niet van de natuur, maar van de scheppende en levende God afhankelijk wilde zijn. Het is voor een boer geen kunst om zeven dagen per week door te gaan. Er is altijd wel iets te doen en het leven van de dieren en de groei van de natuur gaat iedere dag door. Maar je bent niet afhankelijk van je werken en niet van de natuurlijke groeikracht, maar van God. Laat dat dan ook zien. Gods redding zet je leven straks in het kwadraat, dan is dus je leven hier niet alles.

En al houden we als christenen de sabbat niet meer — de zondag is geen rustdag, geen zevende dag van ophouden, maar een feestdag, een eerste dag van viering — het effect is er nog steeds. Je hoeft er alleen maar een keer voor na te denken bij wat we telkens weer doen. We nemen rustig de eerste dag van de week vrij om Gods redding te vieren. We komen bij elkaar en zeggen: onze hulp is in de naam van de Heer. En dat betekent: wij leven niet van ons werk; we leven ook niet voor onze vakantie, of voor ons weekend; wat de reclame allemaal zegt dat we moeten willen en willen hebben, dat zal wel; alle machten van politiek, economie, amusement en luxe zijn bijzaak. De enige die echt belangrijk voor ons is, is Jezus, die met huid en haar laat zien dat God trouw is tot in eeuwigheid en niet loslaat wat hij begon te doen. Kan best dat je daar zo niet aan gedacht hebt, net bij het begin van de dienst, maar dat maakt het niet anders. God geeft een eindeloos feest van leven, dat is waar ons leven om gaat, daar beginnen we ‘s zondags in de kerk alvast mee.

Dat was het ene, de sabbat. Het andere is hier in Jesaja dus het concreet geen kwaad doen tegen je naaste. Weerhoud je hand van het kwaad. Let op je hand, dat die niets kwaads doet. Dat is mooi concreet gezegd. Paulus breidt het in Romeinen 12 uit tot al onze ledematen. Let op je handen, let op je voeten, let op je mond, let op je ogen, wat doe je daarmee, wat kun je daarmee? Richting je naaste, die mens naast je voor wie Gods gerechtigheid ook komt, die mens naast je, die je best eens op Gods nieuwe wereld tegen zou kunnen komen. En wat past daar dan bij om nu te doen? Begin er maar alvast mee.

Denk er even apart over na en je merkt vanzelf hoe brisant het wordt. Ga er eens even van uit dat je de mensen om je heen, die je tegenkomt, waar je mee werkt, ook op de nieuwe hemel en aarde tegenkomt. Waarom ook niet? God kiest uit en niet wij, en hij is niet bepaald karig. Zo spreekt God, de Heer: ik breng er nog meer bijeen dan al bijeengebracht zijn. Wat past daarbij om nu alvast te doen? Je wordt als christen gedoopt in een nieuwe familie die veel groter is dan je je kunt voorstellen. Niet alleen die bekende christenen die honger hebben, die vervolgd worden, die zich in ontwikkelingslanden uit de naad moeten werken voor onze luxe, die, die in landen als Pakistan extra moeten lijden onder de overstroming — zijn jouw familie, die je straks tegenkomt, en wat heb je dan te zeggen? Maar ook nog zoveel meer, die je nu nog als frisse heiden tegenkomt. Misschien zorgt wat jij concreet voor hen doet er wel mede voor dat je hen nog eens een paar honderd jaar in de eeuwigheid kunt spreken over hoe het ook alweer ging, toen.

Handhaaf het recht, het explodeert voor je het weet onder je handen als je bijbel leest. In de oude kerk wisten ze nog dat je alles wat je over hebt in feite van de armen gestolen hebt. Die tweede mantel in je kast klaagt je aan: dief! Laat staan de vijfde jas en het dertiende paar schoenen. Denken we liever niet te veel over na. Toch? Handhaaf het recht: wat ga je doen, met je handen, je voeten, je ogen, je mond? Om alvast te beginnen.

Goed, maar God geeft, geeft eindeloos, blijft dat doen ook, een nieuwe wereld tot in eeuwigheid, met nog veel meer mensen daarop dan je je kunt indenken. Begin met daar alvast naar te leven en je zult gelijk zien dat Gods genade altijd verder reikt, altijd meer mensen omvat dan je al dacht. Dat wordt hier in Jesaja uitgewerkt naar de kant van buitenlanders en van ontmanden of eunuchen. Beide groepen konden zich bij Israël aansluiten, maar hadden geen toegang tot de eigenlijk eredienst, volgens Deuteronomium 23. Zolang Israël in Kanaän woonde was de buitenlander een buitenlandse handelaar, een burger van een volk rondom Israël, anders dan een vreemdeling, iemand uit een ander volk die toch in Israël woonde, en die in principe een beschermde status had. In de ballingschapssituatie komen vanzelf meer buitenlanders in beeld, en komen er ook steeds meer die zich bij Israël aansluiten. Bij de ontmanden gaat het om een groep Israëlieten, mannen die om wat voor reden dan ook gecastreerd zijn: de testikels afgebonden of afgesneden, onvruchtbaar, een geminachte groep in Israël.

Beide groepen vragen zich hier af of dat heil van God wel werkelijk voor hen is. Als Israël terug gaat naar Kanaän, zal die buitenlander dan mee kunnen? Of zal God dan zeggen: nee, niet voor jou? Als Israël terug gaat naar Kanaän, zal die eunuch daar dan iets aan hebben? Hij heeft geen kinderen, waarin hij voort kan leven, hij is een onvruchtbare boom, zijn naam zal verdwijnen, niemand meer die aan hem denkt. En beide groepen hadden dus reden om zoiets te denken. In Gods huis mochten ze niet komen, dus hoe bereikte Gods verzoening hen? hoe sprak God juist hen aan? houdt hij hen op afstand?

Maar beide groepen spreekt de Heer rechtstreeks aan: de ontmanden krijgen in zijn huis een gedenkteken, een inscriptie, beter dan zonen en dochters, een eeuwige naam, die langer blijft dan de namen die in Israël in Yad va Shem geschreven staan — dat monument heet naar deze tekst — en de buitenlanders worden naar Gods heilige berg gebracht en krijgen vreugde in Gods huis. Zijn huis zal een bedehuis zijn voor alle volken. Het wordt speciaal door Jezus nog eens gereinigd van alle kooplui, omdat dit geschreven staat. Beide groepen worden aangesproken met de genade van God, die groeit en groter wordt. Als vanzelf denk je hier weer aan Paulus: de genade is meer dan overvloedig geworden.

En dus geldt voor iedereen, ook voor de buitenstaander, ook voor de gehandicapte, de onvolkomene, ook voor wie er niet bij hoorde, ook voor wie om allerlei redenen niet kon: leef zoals bij de genade past, begin er alvast mee. David had een afkeer van lammen en blinden, maar zijn grote Zoon geneest hen. Niemand kan meer zeggen: dit is niet voor mij, hier kan ik niet in mee, hier hoor ik niet bij, dit trek ik niet. Als Gods genade in beweging komt wordt ieder mens aangesproken en gemotiveerd. Het is het einde van alle hopeloze gevallen. Als de Heer wie uit Israël verdreven waren bijeen gaat brengen houdt hij niet zomaar op: hij zal er nog veel meer bijeen brengen dan er al zijn.

Kijk zo nog eens naar jezelf, en naar de mensen die je kent, de mensen die je ontmoet. We zijn kinderen van de grenzeloze God. Zijn redding staat op het punt om te komen en zijn gerechtigheid zal zo meteen blijken. Wie er in delen wil, mag mee. Leef dan, zoals bij die genade past, afhankelijk, en goed. God motiveert ons met wat hij geeft. En dat is altijd meer dan we denken. En dus zullen het er ook altijd meer zijn dan we denken, die worden bijeen gebracht door onze God, in zijn gemeente, op zijn nieuwe wereld. Nodig er maar een paar uit. Wie weet blijven ze. Aan God zal het niet liggen: Hij zal er nog meer bijeenbrengen dan er al zijn. En maak geen ruzie, want we gaan gezellig uit eten. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 22 augustus 2010
gelezen in: Zuidbroek, 14 augustus 2011

eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 30 juni 2002
Amsterdam-ZW, 6 Juli 2003

Keynote

sheet 1:

niet: want anders…
niet: want dan…
maar: want…

sheet 2:

God motiveert met wat hij geeft:
begin er alvast mee:
‘maak geen ruzie want we gaan uit eten’

sheet 3:

picture laatste avondmaal

sheet 4:

begin er alvast mee:
de sabbat in acht nemen: alles gaat om God, om Jezus

concreet goed doen

sheet 5:

die mens naast je zou je best eens op Gods nieuwe wereld kunnen tegenkomen…
wat past daarbij om nu te doen?

sheet 6:

Gods genade reikt altijd verder
omvat altijd meer mensen dan je al dacht
wat past daarbij om nu te doen?

orde middagdienst, versie Zuidbroek (Chris Kuiper)
votum en groet
zingen: Liedboek 457,1.4
gebed
Schriftlezing Jesaja 65:17-25 en Marcus 1:14-15
zingen: Psalm 48,3.4
Schriftlezing Jesaja 65:1-8
zingen: Psalm 65,1.2.3
preek over Jesaja 56:1-8
zingen: Psalm 147,1.2
geloofsbelijdenis met NGK 179b
zingen: NGK 171,1
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 445,1.2.3
zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *