Geen woord dat van God komt is zonder kracht

Preek over Lucas 1:46-55

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 33,1.2
gebod
zingen: Psalm 33,3.5
gebed
Schriftlezing Lucas 1:26-56
inzameling gaven
zingen: Psalm 111,1-4
preek over Lucas 1:46-55
zingen: NGK 47,1-3
gebed
zingen: NGK 47,4-6
zegen

Laten we deze laatste adventszondag van dit jaar eens in gedachten bijna tweeduizend jaar teruggaan in de tijd, naar een plaatsje in het bergland van Judea. We horen er een jonge vrouw een merkwaardig lied zingen; het lied, dat we net gelezen hebben in Lucas: Mijn ziel maakt groot de Here, en wat dan volgt in de bekende lofzang van Maria. Het lied is bekend, het hoort ook wat bij de tijd vóór Kerst. U hebt het waarschijnlijk al heel vaak gezongen, er over gelezen of er over horen spreken en preken. Toch is het de moeite waard er vanmorgen even tijd voor te nemen om er nog eens heel bewust naar te luisten. Want, hoe bekend het ook is, het blijft tegelijk een heel merkwaardig lied. Waarom wordt er gezongen over hoogmoedigen die verstrooid worden, over machtigen die van de troon gestoten worden en eenvoudigen die verhoogd worden, over hongerigen, over rijken? Ja, waarom wordt er in heel dit lied gezongen alsof alles al gebeurd is? Want dat is toch wel het meest opvallende: heel dit lied staat in de verleden tijd. Maria bezingt wat God gedaan heeft. Maar, als je zo leest wat er tot nu toe gebeurd is, dan heeft God toch nog helemaal niet zó veel gedaan? Toch zingt Maria alsof alles al gebeurd is, alsof God dat alles al gedaan heeft. Hoe kan dat? En wat heeft ons dat te zeggen? Wat geeft God ons daar ook voor vandaag in mee?

Ja, hoe kan dat, dat Maria over zo veel zingt, terwijl er eigenlijk nog maar zo weinig gebeurd is? Daarvoor moeten we kijken, niet naar hoeveel, maar naar wat er eigenlijk gebeurd is. In het voorgaande heeft Lukas verteld over de oude Zacharias die te horen krijgt dat zijn vrouw Elisabet toch nog een zoon zal krijgen. En hoe vreemd dat ook was — en hoe vreemd het ook is: ook in onze bejaardenoorden worden weinig kinderen geboren — toch is het gebeurd: Elisabet is in verwachting geraakt. En toen zij vijf maanden zwanger was is er nog iets gebeurd, iets wat nog meer bijzonder is: in Nazaret wordt een jonge vrouw, Maria, geroepen door de engel Gabriël om moeder te worden van de Zoon van de Allerhoogste. We hebben dat net samen gelezen. Het mag allemaal bekende stof zijn voor doorgewinterde gereformeerden, laten we de verbazing er over niet verliezen. Dat een vrouw jaren na de overgang nog eens in verwachting raakt is vreemd, bijzonder vreemd, maar dat een jonge vrouw in verwachting raakt zonder toedoen van een man, dat is volstrekt onvoorstelbaar. Dat was het voor Maria net zo goed als voor ons. Ze vraagt niet voor niets: Hoe zal dat geschieden? En toch, als Maria bij Elisabet aankomt, is zij in verwachting. Dat hoort ze meteen van Elisabet: Gezegend is de vrucht van uw schoot! Twee keer blijkt in deze geschiedenis: dat wat God heeft gezegd, dat gebeurt ook, hoe vreemd, hoe onvoorstelbaar het ook is.

Als we zo, vanuit wat is gebeurd, nog eens teruglezen in dat gedeelte van Lucas 1, dan beginnen twee verzen als het ware op te lichten. Want twee keer blijkt inderdaad, wat de engel Gabriël tegen Maria had gezegd (vers 37): geen woord dat van God komt, zal krachteloos wezen. Wat God zegt, dat gebeurt, dat blijkt te gebeuren. En daar hoort bij: wat God zegt, dat zal dan ook helemaal gebeuren. Dat is dan ook wat Elisabet tegen Maria zegt (vers 45): wat vanwege de Here tegen je gezegd is, zal volbracht worden, het zal helemaal voltooid worden. Dat is het punt waar het hier om gaat. Maria zingt over heel veel, over van alles wat nog gebeuren moet. En dat kán ze doen omdat ze ziet dat wat God zegt inderdaad gebeurt. Wat de engel Gabriël tegen haar gezegd heeft, dat is al begonnen te gebeuren: kijk maar: ze is zwanger, kijk maar: Elisabet is ook zwanger, kijk maar: wat God zegt is vol kracht. God zal wat Hij is begonnen zeker afmaken. Daarom kan Maria er over zingen alsof het al is gebeurd. Wat God belooft is zo zeker, dat je er over zingen kunt alsof het al is gebeurd: geen woord dat van God komt zal krachteloos zijn.

Het lijkt me dat we alleen vanuit deze beide verzen, vanuit wat Gabriël heeft gezegd en vanuit wat Elisabet daar, vervuld met de Heilige Geest, aan toevoegt, dit lied van Maria werkelijk kunnen begrijpen. Geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Dat is de glans die over dit hele lied ligt. Het is, denk ik, tegelijk de kern van de boodschap die God voor ons heeft in dit lied. Die boodschap hebben we nodig, in ons leven, in onze tijd. Want het mag dan adventstijd zijn, we hebben moeite genoeg om werkelijk ’in verwachting’ te leven. Er is voor de wederkomst van Christus geen door ons uit te rekenen datum. Willen we niet de moed verliezen, en de hoop opgeven, dan moeten we ons telkens weer sterken aan wat God gedaan heeft: kijk maar: geen woord dat van God komt is krachteloos, het gebeurt, het is al begonnen te gebeuren. Gods belofte wordt zeker vervuld: kijk maar naar wat er is gebeurd, dat is precies wat God heeft gezegd dat er zou gebeuren. We mogen er dan ook op vertrouwen dat ook de rest zal gebeuren. Zalig is zij die gelooft. Het wordt van Maria gezegd. Vanuit datzelfde geloof zingt ze haar lied. Willen we het straks werkelijk met haar mee kunnen zingen, dan hebben we datzelfde geloof nodig, het geloof dat ziet en vertrouwt: geen woord dat van God komt is zonder kracht.

Kijken we nu eens wat nauwkeuriger, naar welk woord van God dan zo vol kracht is dat Maria daar zó van zingen kan, dan moeten we weer even terug naar wat Gabriël heeft gezegd toen hij Maria riep tot het moederschap van Christus. Dat is het woord van God dat Maria bezingt; dat is ook het woord van God dat haar door Elisabet bevestigd is. Immers, Gabriël had haar gezegd dat ze zwanger zou worden en een zoon ter wereld zou brengen. En Maria is bij Elisabet nauwelijks binnen, een groet lang, en ze hoort al dat ze inderdaad zwanger is. Ze wordt niet alléén begroet, maar samen met haar kind. Vol van de Heilige Geest bevestigt Elisabet dat God al begonnen is te doen wat Hij had gezegd. Maria is in verwachting van de Zoon van de Allerhoogste. Het onvoorstelbare is gebeurd. Grote dingen heeft de Machtige gedaan aan Maria.

Dat is dan ook het eerste dat ze bezingt. Van nu aan zullen mij zalig prijzen, zegt ze. Ze is in verwachting. God heeft omgezien naar de lage staat van zijn dienares. Maria was geen vrouw met een bijzondere status. Of zij zelf uit Davids huis was, dat weten we niet. Zij is bijna getrouwd met Jozef, een man uit het huis van David, maar eveneens zonder bijzondere status. Kansen op de troon had hij niet. En dat niet alleen vanwege de romeinse overheersing, maar eenvoudig omdat er zoveel mensen uit Davids huis waren dat het onmogelijk meer was uit te maken wie er eigenlijk echt troonpretendent zou kunnen zijn. De koningslijn was gebroken, het koninkrijk verdwenen. Jozef was timmerman, gewoon, één van de vele. Maar God heeft Maria uitgekozen. Zij heeft genade gevonden bij God. Boven de eenvoud wordt zij uitgetild doordat God grote dingen doet aan haar. Daarom wordt zij gelukkig geprezen. Daarom mogen ook wij haar gelukkig prijzen, niet om wie zij zelf, in eigen persoon en kracht is, maar om wat God aan haar heeft gedaan.

Zo gaat dat altijd in de bijbel. Mensen worden gelukkig geprezen omdat ze getuige mogen zijn van wat God doet aan grote en goede dingen. En wat God doet zet mensen nooit op eenzame hoogte, ver boven alle andere mensen. God werkt midden onder ons. De mensen die er als het ware bovenop staan, die vormen slechts de eerste kring van de grote menigte mensen die zich verzamelt als God aan het werk gaat. Zo mogen wij allemaal ons verzamelen rond Maria, als God grote dingen aan haar gaat doen. Gelukkig is zij, want het is haar overkomen. Maar haar geluk is geen eenzaam geluk. Gods barmhartigheid, zijn medelijden en zorg zijn van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen. Ook Maria zelf ziet zichzelf niet op eenzame hoogte staan. Ze staat juist midden tussen al die geslachten. Ze mag zien hoe God zijn beloften aan David in haar tot vervullen gaat brengen.

Het mag ons opvallen hoe vers vijftig herinnert aan de formulering in het tweede gebod: heilig is Gods naam, Hij is een naijverig God, een God die zich laat gelden, in barmhartigheid tot in duizenden geslachten van wie Hem vrezen. Dat zien we hier op zijn best gebeuren. Ook de belofte aan David, van een koning op zijn troon tot in eeuwigheid, is een woord van God dat niet krachteloos is. Eeuwen na David, de godvrezende, toont God zijn liefde en trouw in zijn nageslacht. De lijnen van afstamming zijn vervaagd en verward — er is zelfs meer dan één stamboom van Jozef te geven, kijk maar in Matteüs en Lucas — maar God is trouw, zijn woord komt uit. Hij doet zijn grote werk aan Maria, barmhartigheid aan duizenden geslachten van hen die Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden. De beloofde grote Koning op de troon van David, die komt nu.

Zo heeft Gabriël het gezegd, en zo bezingt Maria het nu ook verder. Haar lied gaat verder over wat God doen zal door haar Zoon, de beloofde Koning. En nogmaals: ze zingt er over alsof God het allemaal al gedaan heeft, zo zeker is ze er van dat het zal gebeuren. Geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Wat gezegd is, zal voltooid worden. In oudtestamentische termen wordt het werk van de grote Koning beschreven. Wie hoogmoedig zijn eigen gang wil gaan, zonder zich iets van Hem aan te trekken, wie zijn eigen plannetjes maakt en uitvoeren wil, die wordt door deze Koning in de war gebracht. Wie zijn macht over anderen gebruiken wil voor zichzelf, misbruiken wil dus, die wordt door Hem neergehaald. Maar eenvoudigen verhoogt Hij. Hongerigen verzadigt Hij, maar rijken worden in hun eigenwaan weggestuurd. Hier komt een Koning die zijn volk verlossen zal van alle onderdrukking en overheersing, hier komt Hij eindelijk, de Koning over het huis van Jakob. Wat God gesproken heeft tot de vaderen, het gebeurt nu. Geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. En wat gezegd is, zal voltooid worden: tot in eeuwigheid.

Maria haalt hier heel breed en heel ver uit. Ze zingt terwijl ze nog maar net in verwachting is, over, ja in feite ook al over de tweede komst van Christus. Zo kan dat in het geloof. Dat is de goede houden tegenover Gods sterke woorden: wat gezegd is, zál voltooid worden. Immers, kijk maar: God is al begonnen met doen van wat Hij zegt: Maria is in verwachting Elisabet krijgt een zoon, alles is al onderweg naar Gods doel. Laten we dat vasthouden, als wij zo deze lofzang mee gaan zingen. We hebben er zelfs nog meer reden voor dan Maria. Want wij hebben al gehoord van wat haar Zoon gedaan heeft, hier op aarde. We hebben nog meer gezien van wat God is begonnen te doen. Laten we van daaruit kijken naar deze lofzang. Kijk maar, dan zie je Christus op aarde rondgaan. En inderdaad, Hij verstrooid de overleggingen van de hoogmoedigen. Keer op keer weten Farizeeërs en schriftgeleerden niet wat ze met Jezus aan moeten. Hun redeneringen komen niet uit, hun plannen lopen stuk. Want wat moeten mensen die zichzelf heel wat vinden, die menen dat ze door hun goede gedrag wel in een goed blaadje staan bij God en mensen, wat moeten die mensen met barmhartigheid, met medelijden? Wat moet iemand die denkt dat-ie zichzelf wel kan redden, iemand die denkt dat-ie alles wel heeft (of tenminste bereiken kan) met de gáven van Christus?

Kijk maar, eenvoudigen worden verhoogd, zieken worden opgericht, mensen die gebukt gaan onder schuldgevoel en angst, ze mogen bevrijd verder gaan. Kijk maar, hongerigen worden gevoed, vijfduizend hier, zevenduizend daar. Kijk maar, rijken, die aan hun rijkdom vastzitten, ze moeten heengaan als de rijke jongeling. Kijk maar, alles aan Christus spreekt van barmhartigheid, van zorg, van hulp in nood. Hier is werkelijk Gods Zoon, gekomen omdat God barmhartig wilde zijn, genadig en goed. Hier komt de zegen van Abraham tot alle mensen. Kijk maar, we mogen het zien, uitvoerig beschreven als het is in de evangeliën — en we mogen daarin tegelijk zien: geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen, en we mogen er op vertrouwen: wat God begonnen is, dat zal voltooid worden.

Daarom mogen ook wij dit lied van Maria meezingen, en zingen alsof alles al gebeurd is. Nog veel meer dan Maria hier, hebben wij reden om te vertrouwen op God, omdat geen woord dat van God komt zonder kracht is. Maria zingt dit lied terwijl ze nog maar net in verwachting is. Wij mogen het zingen, lang na de geboorte van Christus, haar kind. Wij mogen het zingen, lang na heel zijn leven en sterven en opstanding voor ons. Wij mogen het zingen, terwijl Hij Koning is in de hemel. Dat is allemaal gebeurd, zoals God had gezegd: geen woord dat van God komt is zonder kracht. Dan komt ook de rest zeker. Daar mogen we op vertrouwen. Christus zal terugkomen, als Koning voor eeuwig. Hij zal ons rust en vrede geven in een nieuwe schepping. Hij zal al onze tranen drogen, ons verdriet stillen. Het zal allemaal gebeuren. Dat verwachten wij, speciaal in deze tijd van advent. Het is zo zeker alsof het al is gebeurd, kijk maar naar wat er al is gebeurd.

De Zoon van God zelf, de Koning van hemel en aarde, is gekomen, en de handen van de Koning zijn helende handen, de woorden van de Koning zijn woorden van vergeving, van medelijden, van barmhartigheid. Ze zijn bestemd voor leder die dat wil. Wie hoogmoedig is, en zijn eigen leven wil dragen, die mag het horen: je hoeft je niet groot te houden. Dat is uiteindelijk het verwarrende voor echt hoogmoedige mensen, dat God zegt: waarom blaas je je zo op? Doe dat toch niet. Houdt niet steeds je adem in om te doen alsof je sterk bent, want daar wordt je zo moe van. Kom, geef je over aan Mij, aan Christus, dan zul je het goed hebben. Laten we dat ook doen, anders moeten ook wij eens weggaan, net als die rijke jongeling. En waarom zouden we ons ook groot houden? Want wie zich klein en terneergeslagen voelt, door wat er is gebeurd in zijn leven of hoe dan ook, die mag het horen: je mag je oprichten, want Christus maakt het goed. Kijk maar, naar wat er al is gebeurd in Christus’ leven, Daar mogen we op vertrouwen, aan Hem kunnen we ons overgeven. Hij zal ook ons leven goed maken, en eens volmaakt, als we dat willen.

En waarom zouden we dat niet willen? Zalig is zij die geloofd heeft. Het wordt van Maria gezegd om niet meer dan dat zij zei: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. God stelt geen verdere voorwaarden, Hij geeft. Laten we Maria’s lied dan zingen in datzelfde geloof, het geloof waarin wij al die beloften van God ontvangen, en zeggen: Ja Here, dat wil ik. Dan mogen we ons zalig weten, gelukkig, en zeker van onze zaligheid, ons eeuwige geluk bij God. Want geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Het is zo zeker alsof het al gebeurd is, kijk maar, naar wat er al is gebeurd: kijk maar, volgende week is het kerstfeest, Christus-feest — voor ons. Amen.

gehouden in: Weesp-Nigtevecht, 18 december 1994
Loenen-Abcoude, 25 december 1994

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *