Brood, Jezus en de kerk

Preek over zondag 50 Heidelbergse Catechismus

orde middagdienst
votum en groet
zingen: Psalm 145,1
geloofsbelijdenis
zingen: NGK 177,2
gebed
Schriftlezing Handelingen 2:41-47
inzameling gaven
zingen: Psalm 146,3-5.8
Zondag 50
preek
zingen: NGK 36,5
gebed
zingen: NGK 134,1.5.6
zegen

Vanmorgen avondmaal, vanmiddag de bede ‘geef ons vandaag het nodige brood’. Dat is een mooie combinatie, vol van lijnen en verbanden, vol van betekenis en aansporing. Vanmorgen hebben we gewoon brood gedeeld als teken van het hemelse brood, vanmiddag zal het gaan om het delen van het gewone brood in het teken van het hemelse brood. Juist de combinatie met de avondmaalsviering, met dat ‘het brood dat wij breken’ nog in gedachten, helpt om deze vierde bede weer eens nieuw voor ons te laten klinken.

Dat loopt nu eens zo. Wij zijn er niet aan gewend om bij de bede ‘geef ons vandaag het nodige brood’ aan het avondmaal te denken, en ook vergeten we zomaar omgekeerd, bij het avondmaal, aan ons dagelijks brood te denken. Het is misschien leuk u eens te vertellen dat dit ook wel anders geweest is. Lange tijd zijn er mensen in de kerk geweest, in de oude kerk, en ook nog in de tijd van de Reformatie, die bij deze bede wel meteen aan het avondmaal dachten. Ja, ze dach­ten eigenlijk vooral aan het avondmaal. Hoe kan dat?

Dat valt te begrijpen als we even echter onze Nederlandse vertaling van deze bede terug kijken. Het woord dat wij hier meestal met ‘dagelijks’ vertalen, dat is namelijk een heel vreemd woord, dat in de bijbel alleen maar in deze bede voorkomt. Als je het woord zo eens aankijkt, dan lijkt het iets te betekenen als ‘wezenlijk’. Geef ons vandaag het wezenlijke brood. Dat kun je tamelijk licht opvatten, en dan krijg je iets als ‘dagelijks’, het nodige voor vandaag. En zo zal het ook  bedoeld zijn. Maar er zijn ook mensen geweest die dit woord heel zwaar opgevat hebben: geef ons vandaag het wezenlijke brood, het ware brood, het bovennatuurlijke brood, het brood uit de hemel. En dan ging het om de Here Jezus, en om het avondmaal. Of, nog preciezer gezegd, dan ging het om de heilige hostie in de katholieke mis: het bovennatuurlijke brood, het wezenlijke brood.

Nou, dat klopt niet. Zo moet je deze bede niet lezen. En het is al zo lang geleden dat er mensen in onze kerk waren die dit soort dingen verdedigden, dat we over het algemeen hier niets meer van af weten. Wij denken niet meer aan het avondmaal als we deze bede bidden, en we denken meestal ook niet meer aan ons dagelijks brood als we avondmaal vieren.

Toch zijn we daarmee ook iets belangrijks kwijtgeraakt, iets van de gevoeligheid dat avondmaal en dagelijks brood alles met elkaar te maken hebben omdat ze allebei nauw verbonden zijn met de Here Jezus en met onze gemeenschap. Nee, het gaat niet over hetzelfde, in deze bede en in het avondmaal. Die oud-kerkelijke uitleg klopt echt niet. We bidden in deze bede niet om het avondmaal. Maar ondertussen verwijzen beide zaken wel naar elkaar en verwijzen ze samen naar de Here Jezus en naar onze gemeenschap. Laten we daarom vanmiddag deze bede is beluisteren en overdenken met de herinnering aan het avondmaal bij ons, en zien wat ons dat leert. Je zou dat zo samen kunnen vatten: als de Here Jezus ons leert bidden om ons dagelijks brood, dan vraagt Hij onze aandacht voor Zichzelf, en dan vraagt Hij onze aandacht voor de gemeenschap van de kerk.

Bij ons bidden om ons dagelijks brood vraagt de Here Jezus aandacht voor Zichzelf. Ja. Dat mogen we bedenken als we dat gebed soms als vreemd ervaren. Dat kan zomaar. Ik denk dat deze bede, samen met heel het Onze Vader, het meeste gebeden wordt onder ons als we net aan tafel zitten. De tafel is gedekt, en of we het nu lekker vinden of niet wat er op staat, er is bij ons in Nederland wel altijd genoeg. Aan een tafel met niet alleen brood, maar ook met boter en allerlei soorten beleg, bidden we dan: Vader in de hemel, geef ons vandaag het nodige brood. Iedereen die zich dat eens heeft gerealiseerd die kent ook dat gevoel van: eigenlijk vreemd. Waar bidden we nog voor, als we alles al hebben gehad? Is dit gebed voor ons niet overbodig?

Dan moet je er maar aan denken dat de Here Jezus in deze bede aandacht vraagt voor Zichzelf. De catechismus zet ons ook op dat spoor. Daar gaat het er over, dat God ons niet maar zonder meer verzorgt met alles wat wij nodig hebben, nee, wij bidden dat Hij dat zó doet „dat wij daardoor erkennen dat Hij de enige oorsprong van al het goede is en dat onze zorg en inspanning en ook zijn gaven ons niet baten zonder zijn zegen”. Ziet u, deze bede zet onze dagelijkse verzorging in het teken van Gods zorg. Alles wat wij dagelijks krijgen en gebruiken, het wordt door deze bede uit de sfeer van de vanzelfsprekendheid gehaald en in de sfeer van God zelf gezet.

Natuurlijk werken wij zelf voor ons brood, met zorg, en met inspanning. We verdienen ons geld en voor ons geld kopen we wat we nodig hebben. Maar zo’n bede, ook bij een gedekte tafel, zet heel ons leven en werken en verdienen en eten nog in een heel ander licht, het licht van de God die ons al onze levensmogelijkheden geeft, en die ons bij zijn gaven ook zijn zegen zal moeten geven, wil er van ons leven iets terecht komen.

En nu kunnen we zeggen, ja, maar het gaat hier in zondag 50 nog alleen maar over God. En dat is nog iets anders als net gezegd werd: dat de Here Jezus aandacht vraagt voor Zichzelf. Maar is dat werkelijk zo? Waarom zou God dat doen, wat wij hier vragen? Waarom zou Hij ons verzorgen met alles wat wij voor ons lichaam nodig hebben? Waarom zou Hij ons zegenen? Omdat we daar recht op hebben? Is God dan vanzelfsprekend onze Vader? Logisch? Iets om gewoon van uit te gaan? Is God iemand op wiens zak wij leven kunnen? Natuurlijk niet. Zodra we deze zondag laten klinken in het geheel van de bijbel en ook in het geheel van de catechismus, blijkt dat de Here Jezus zelf achter al deze woorden zit.

God is immers door Christus onze Vader geworden, zeiden we in zondag 46, en daarom verzorgt Hij ons. En dat hadden we ook al gezegd in zondag 9: om zijn Zoon Christus is Hij mijn God en mijn Vader, en daar­om vertrouw ik op Hem. En ook verder is het telkens weer de Here Jezus om wie alles draait als het gaat om de verzorging van ons leven, de Here Jezus, de volkomen Verlosser bij wie wij ook onze welvaart te zoeken hebben. Juist omdat de Here Jezus ons dit leert bidden kunnen we Hem nooit vergeten bij deze bede. Alles draait om Hem daarin.

Ziet u, als we dus aan een gedekte tafel deze bede bidden, dan komt al dat eten en drinken, dan komt al dat dagelijkse brood in het teken te staan van Hem, het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is, om ons het leven te geven. Hij is de bron van ons leven, niet maar van ons geestelijk leven, onze godsdienst en onze vroomheid. Nee, Hij is ook de bron van ons lichamelijk leven, van alle zorg en goedheid die uitgaat van God. Al het goede, waarvan God de oor­sprong is, het ontspringt in Gods hart, dat voor ons klopt in Christus, onze Heer. Heel die gedekte tafel van ons, die gaat spreken van Hem, met dat we deze bede bidden.

Nee, daarmee wordt onze tafel thuis geen avondmaalstafel. Maar de boodschap van het avondmaal blijkt zich wel uit te strekken ook over onze eigen tafel thuis. Juist dat maakt de zegen van God uit over ons leven. Wanneer we ons dagelijks leven, ons dagelijks brood niet uit Christus’ hand ontvangen, wanneer ons dagelijks brood niet werkelijk in het teken staat van Hem als het levende brood, dan hebben we niets aan al onze luxe, integendeel, dan zal blijken dat we er uiteindelijk alleen maar dood aan gaan. Maar als het wel in zijn teken staat, als we onze dagelijkse boterhammen en onze dagelijkse prak uit zijn handen ontvangen, dan krijgt ook dat heel gewoon dagelijkse iets feestelijks, iets bijzonders, dan krijgt ook dat gewone brood iets mee van Christus, het hemelse brood: die extra dimensie die ons leven maken kan tot het leven van gelukkige mensen, omdat we zo’n pracht van een Heiland hebben.

Goed, dan in de tweede plaats, als de Here Jezus ons leert bidden: ‘geef ons vandaag het nodige brood’ dan vraagt Hij ook aandacht voor de gemeenschap van de kerk. Dat ligt eigenlijk zo volstrekt voor de hand dat het begrijpelijk is dat de catechismus er niet eens expliciet aandacht voor vraagt. Wij bidden niet: geef mij vandaag het nodige brood, en ook niet: geef ons gezin vandaag het nodige brood. Heel het Onze Vader staat in het teken van het meervoud, van de gemeenschap. De Here Jezus heeft het zijn leerlingen samen geleerd, om samen te bidden. Het ‘ons’ van het Onze Vader is het ‘ons’ van de Kerk. En dan met nadruk van de Kerk van alle tijden en alle plaatsen, van de héle kerk.

Maar hoe voor de hand liggend dat ook is, toch vergeten wij dat vaak. En dan is het goed dat zo’n samenvallen van een avondmaalsviering en een preek over zondag 50 ons even helpt om ons dat weer te realiseren. Want het brood dat we vanmorgen gedeeld hebben sprak ons ook van de gemeenschap van de kerk, om te beginnen hier, maar dan ook verder over de hele aarde. Het ging niet maar om een klein tafeltje hier in onze kleine kerkzaal. Nee, die avondmaalstafel is altijd verbonden met talloze andere, waar dezelfde Heer in hetzelfde geloof verkondigd is en wordt.

En als we dan vanmiddag staan voor deze bede, dan moeten we dat besef van gemeenschap vooral meenemen. Geef ons vandaag het nodige brood. Dat zet heel ons dagelijks leven en ons dagelijks brood niet maar alleen in het teken van de Here Jezus en van God zelf, het zet ons ook heel direct in verband met heel de Kerk, ruim en wijd over heel de aarde. En dat wil wat betekenen voor ons.

Laten we maar weer denken aan die situatie waarin we meestal dit gebed bidden: aan tafel thuis. En dan bidden wij aan een gedekte tafel: geef ons vandaag het nodige brood. Als je dan alleen naar jezelf kijkt, dan is zo’n gebed snel vreemd. Wij hebben zat. Waarvoor zou je nog bidden? Ja, maar hebben wij ook voldoende als we bij dat Wij denken aan heel de kerk over heel de aarde? Met dat je je dat realiseert krijgt zo’n bede meteen weer meer kleur en inhoud. Want we weten maar al te goed op hoeveel plaatsen onze broeders en zusters te kort komen, veel te kort. We weten het uit de Oekraïne, uit andere streken in Oost-Europa, we weten het uit Afrika, we weten het nu uit Irian, we weten het uit India, en er zijn nog zoveel plaatsen waar­van we het niet weten, maar wel vermoeden kunnen.

Als wij dan aan tafel bidden: geeft ons vandaag het nodige brood, dan gaan we naast al die broeders en zusters van ons staan, en samen roepen we tot God in de naam van de Here Jezus: geef ons vandaag het nodige brood. Samen stellen we ons leven in het teken van Christus, het levende brood, en we doen een beroep op zijn beloften en zijn woorden bij onze hemelse Vader. Dat zijn de machtige dimensies van deze kleine bede. Laten we ze ons te binnen brengen.

Als we dat werkelijk doen, dan zien we ook meteen dat het bij deze bede niet alleen om bidden kan gaan, maar dat ook het werken om de hoek komt kijken. Wie deze werkelijk bidt met een besef van wie dat zijn, die ‘wij’, die ‘ons’, die kan er bij een volle gedekte tafel niet onder uit: hier moet gedeeld worden. Op wat voor manier dan ook. Natuurlijk kunnen wij onze boterhammen niet opsturen. Maar we kunnen wel op andere manieren bijdragen, iets delen van onze rijkdom. Juist in het teken van het hemelse brood gaat deze bede voor ons spreken van het delen van ons dagelijks brood.

En ook dat heeft alles te maken met Gods zegen. Johannes herinnert ons er ergens aan: wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broe­der gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem afsluit, hoe blijft de liefde van God in hem? Hoe kun je werkelijk blij zijn met wat je zelf hebt als je het allemaal voor jezelf wilt houden? Daar word je hard van en ongelukkig. Daarmee verspeel je de zegen van God. En omgekeerd kun je het zien in die tekening van het leven van de eerste gemeente, die we net gelezen hebben: blijdschap, eenvoud van hart, lofprijzing en in de gunst staan bij het hele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring die behouden werden. Dat is zegen. En het hangt direct samen met die levende praktijk van delen die hoort bij deze bede.

Ziet u, als ons dagelijks brood in het teken van de Here Jezus komt te staan, dan blijft het daar niet bij. Dan komt het vanzelf ook in het teken te staan van de gemeenschap van de kerk. De Here Jezus komt nooit alleen, God staat nooit alleen voor ons. Met Hem komen altijd anderen mee, een onoverzienbare gemeenschap van broeders en zusters in Christus onze Heer. Daar sprak vanmorgen alles van, toen we samen gewoon brood deelden als teken van het hemelse brood, Christus. Daar spreekt ook vanmiddag deze bede van: van het samen delen van het gewone brood in het teken van het hemelse brood, Christus. Hij heeft dit ons leren bidden. Hij zal ons ook leren om naar deze bede te leven. Onze Vader in de hemel, geef ons vandaag het nodige brood. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 2 november 1998
IJmuiden, 23 januari 2000

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *