Kwaad doet de deur dicht

Preek over 2 Koningen 21:10-15

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 116,1.3.7
stil gebed
votum en groet
zingen: variant Opwekking 328
Kyrie gebed
Schriftlezing Micha 7:18-20
zingen: Opwekking 462
gebed voor de dienst
Schriftlezing 2 Koningen 21:1-18
luisterlied ‘Vermoorde onschuld’
preek over 2 Koningen 21:10-15
zingen: Liedboek 160
avondmaalsviering:
uitnodiging, geloofsbelijdenis
avondmaalsgebed 1
zingen: Aan uw tafel (Sela)
avondmaalsgebed 2
viering
zingen: Opwekking 331
dank- en voorbedegebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 618
zegen

Het gebeurt nog steeds. Het lied haalt talloze herinneringen op. En het enkele beeld van net roept een eindeloze serie andere beelden op. In Syrië, in Darfur, in Afghanistan, in Rwanda, — en niemand weet waar het ophoudt.

 

We zijn hier vanmorgen alweer toe aan de vijfde dienst in de serie over koningen en machthebbers. Na Gideon en Abimelech, Saul, David, Salomo, is het nu de beurt aan Manasse. Als er iets is dat de vorige diensten steeds weer de aandacht vroeg, dan is het de diepe dubbelheid en dubbelzinnigheid die de bijbel verbindt aan koningen: nodig, maar gevaarlijk. Als zelfs koning David ook trekken heeft van de Godfather en de beroemde wijsheid van Salomo zomaar kan overvloeien in de cynische slimheid van de mafioso, blijkt de bijbel een ontnuchterend boek, tegendraads en ontregelend. Dat blijft zo, ook als we vanmorgen met het stuk over koning Manasse in 2 Koningen 21 de dubbelzinnigheid achter ons laten. Achttien verzen lang wordt hier een duistere figuur getekend die een spoor van bloed trekt door Jeruzalem.

Dat tegendraadse en ontregelende blijft alleen al omdat we net alleen een hoofdstuk uit 2 Koningen gelezen hebben. Als je de rest van de bijbel erbij betrekt blijkt dat de schrijvers van 2 Koningen ervoor gekózen hebben koning Manasse inktzwart neer te zetten. In het geheel van de bijbel en verder komt de dubbelzinnigheid direct weer terug. Kronieken vertelt over de bekering van Manasse en in de apocriefe boeken van het Oude Testament vinden we zelfs een heel gebed van Manasse, ná zijn bekering. Het is daar net of we op een soort van reflex stuiten dat typisch is voor mensen die met God leven: het kan gewoon niet allemaal zwart zijn, negatief en afgesloten, de deuren kunnen niet definitief dicht gaan als de God van de bijbel in de buurt is. Het kan gewoon niet ‘over en uit’ zijn in de ballingschap, zoals God hier toch wel lijkt te zeggen: afgewassen en definitief opgeruimd als een bord in de kast.

Toch kiest het boek 2 Koningen ervoor zo in te zetten. We moeten het echt even tot ons door laten dringen. Manasse was een diep slechte koning. Punt. Wat hij allemaal uithaalde deed voor God de deur dicht. Punt. Vanaf deze koning helpt er niets meer aan. Vanaf Manasse is de ballingschap onontkoombaar. Rond deze koning hangt iets van wat wij over het algemeen een griezelige bijbeltekst vinden, de passage in de tien geboden: Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten. Vanaf Manasse gerekend zijn het het derde geslacht en het vierde die in ballingschap gaan, hard en onveranderlijk. God laat zich niet meer op andere gedachten brengen.

Dat zet ons vervolgens ook weer op het verkeerde been. We hebben last van die eindeloze dubbelzinnigheid rond koningen en machthebbers. We willen vanzelf weer eens lekker tussen goed en kwaad kunnen kiezen, en niet alleen maar tussen verschillende kwade dingen. Of, om het wat dichter bij ons persoonlijk leven te halen, stel je voor dat aan al je goede daden ook weer slechte kanten zitten, dat je beste keuzes ook schade aanrichten die je niet meer kunt herstellen, en dat je nooit helemaal tevreden met jezelf kunt zijn. Koningen vergroten uit, nietwaar? Dat soort dingen irriteren en zuigen, maar op die momenten dat we eerlijk zijn naar onszelf toe: zo is het leven wel, ontkennen helpt niet. Maar stel je voor dat God ook in ons leven eens zou kunnen zeggen: dit doet de deur dicht, nu is het afgelopen… Wat haalt dat wel niet overhoop? Wat roept het op als de God van de bijbel ook de God zou kunnen blijken die tegen jou zegt: nu is het klaar, als je dan niet horen wil, dan moet je maar voelen.

Zo neemt hij hier wel gestalte aan in 2 Koningen 21. Vanaf vers 10 lezen we Gods definitieve woord over koning Manasse. Het is klaar, het is voorbij, ik ga de boel opruimen en schoonvegen. De hele kluit aan irritatie, getreiterd en getergd worden, verwaarloosd, gekwetst en geminacht worden door zijn volk vanaf de uittocht uit Egypte af, telt God bij elkaar op, en hij trekt zijn conclusies: er komt opzienbarend onheil aan. Wie niet horen wil, moet voelen. En, nog maar een keer, daar kunnen we ons niet zomaar aan onttrekken. 2 Koningen blijkt ervoor gekozen te hebben God hier zo aan ons te presenteren. Wat er ook aan dubbelzinnigheid meer in koning Manasse gezeten heeft, 2 Koningen laat het allemaal weg. Manasse kiest voor het kwaad. En voor God doet dat de deur dicht. Punt. Waar kies ik voor? Waar kies jij voor? En wat denk je dat God dan doet?

Kunnen wij ons er überhaupt nog iets bij voorstellen dat God tegen ons hetzelfde zou kunnen zeggen als hier over Manasse? Heeft die mogelijkheid sowieso nog een plaats in ons beeld van God? Ik vraag maar, 2 Koningen geeft er aanleiding genoeg voor. Ja, maar als ik toch eerlijk om vergeving vraag. Ja, maar als ik echt een beroep doe op Jezus, kan het dan echt niet weer helemaal goed komen? Ja, maar God zegt toch, en hij belooft toch…

Misschien moeten we eerst maar eens terug naar dat lied, terug naar die beelden, die eindeloze beelden van oorlog, moord en verkrachting. Misschien moeten we eerst maar eens terug naar de werkelijkheid achter die beelden, waar wij ons hopelijk maar heel weinig bij voor kunnen stellen. Het gebeurt nog steeds. Baäl en Asjera zijn verwaaid in de wind van de geschiedenis, maar er zijn zoveel andere stamgoden die mensen laten eindigen in een groepsverkrachting, in een massagraf, in een diepe bloederige bende. Doe een halve minuut moeite om je voor te stellen dat het jou zou overkomen, of je geliefde, of je kinderen. En dan zou God fijn zeggen tegen die daders: joh, als je je bekeert en op mij vertrouwt, dan wordt het je allemaal vergeven. Hij zou zeggen: als je voor Jezus kiest is het allemaal zo erg niet, ik ruim het wel voor je op. Zou je niet spugen op zo’n god? Zou je niet denken: dus wat mij, wat hem, wat haar is overkomen, dat betekent niets? Zou je niet denken: wat een onzin, dit moet stoppen, helder en duidelijk, over en uit?

Goed, de emotie en het inzicht dat daarbij hoort, dat hoort bij slachtoffers, bij vermoorde, verkrachte, geschonden, vernielde mensen — en dieren en dingen — die heb je nodig om iets van de God van de bijbel te volgen. Als de eerste mens gedood is, Abel, door Kaïn, zijn broer, zegt God dat Abels bloed roept tot hem uit de aarde. Als Jeruzalem onder Manasse overvloeit van onschuldig bloed, is dat dus een eindeloos geroep en geschreeuw. Wij mensen hebben ons gehard, gewend, ingesteld daarop in diep cynisme. God niet. Hij hoort en hoort en hoort en hoort. En hier zegt hij over Manasse, over Israël onder deze koning: dit stopt hier, het is klaar, nu moet je het dan maar voelen ook.

De God van de bijbel vind je bij de slachtoffers, hij denkt van hen uit. Dat is de binnenkant van alles wat hier gezegd wordt over afgoderij en dienst van andere goden. Even wordt het voor ons voelbaar als we ons proberen in te denken wat het betekent als je je eigen zoon als offer verbrandt voor, ja voor wat eigenlijk? Afgoden zijn al die machten die mensen suggereren: alles wat jij wilt zal ik je geven als je mij aanbidt. Het zijn al die machten die je stimuleren alles om jou te laten draaien. Jij moet aan je trekken komen, jij moet in het middelpunt staan, en de rest, de hele rest, alles en iedereen is er voor jou. De God van de bijbel vind je als je dan terug gaat in je leven en al die mensen je voor ogen stelt die je genegeerd, verwaarloosd, gekwetst, geplet of gebruikt hebt. Hij is de God van de verbrande zoon van Manasse. Hij is de God van je vergeten vriend, van je verwaarloosde buurvrouw, van je gekwetste collega, van je studiegenoot over wie je heen gelopen bent, van je kringgenoot die je gebruikt hebt. En dus is hij de God die zich eindeloos opwindt over afgoden, in wat voor vorm dan ook. En dus is hij de God die kan zeggen: wacht even, nu is het klaar. Wat er gebeurd is, is wèl erg. Je wilde niet horen? Voel het dan maar. Kwaad doet de deur dicht.

We zijn dat zelf niet gewend, nietwaar?, ons richten op de slachtoffers, op onze eigen slachtoffers al helemaal niet. We zijn uit onszelf gericht op onszelf, tot het laatste toe. Zo vaak komen we naar God om zelf van ons kwaad verlost te worden. Zo vaak vieren we avondmaal om niet alleen te horen, maar ook te voelen en te proeven dat er volkomen verzoening van al onze zonden is. Dat wij er maar van af mogen zijn. Zo maar rekenen we daar zelfs op. We gaan weer helemaal fris met schone lei opnieuw beginnen als we gebeden hebben. En als we samen avondmaal gevierd hebben moet alles beter zijn. Maar als we straks het brood delen en de beker heffen tot een volkomen verzoening van al onze zonden, zien we dan ook de anderen nog die we die zonden aangedaan hebben? Denken we dan nog aan die ander die gehuild heeft omdat wij haar gekwetst hebben, denken we nog aan zijn pijn, aan het eelt op hun ziel waar wij een laagje aan toegevoegd hebben?

Ik denk zo, als we die anderen niet zien, als we alleen denken aan onszelf, dan hebben we Jezus Christus niet gezien. De God van de bijbel vind je bij de slachtoffers. Jezus neemt de gestalte aan van jouw slachtoffers, telkens weer. Hij identificeert zich met hen. Hij is opgehangen aan dat kruis niet als de grote dader, maar in de allereerste plaats als de grote onschuldige, als hèt slachtoffer. Als je je Jezus indenkt en alleen maar vriendelijkheid voor jezelf ziet, dat jij overal weer vanaf bent en zo, dan heb je Jezus nog helemaal niet gezien. Jezus ziet eruit als je kind dat je niet gezien hebt omdat je zo druk was met geld verdienen. Hij ziet eruit als die ander die je zomaar niet onder ogen durft te komen. Hij ziet eruit als jouw slachtoffer. En wat hij ook meer zegt, hij zegt in ieder geval ook: dit moet stoppen, het is klaar, je doet me zeer.

Als dat niet bij je beeld van Jezus past, niet in je beeld van God, ben ik bang dat je in een verrekte goedkoop en oppervlakkig leven ronddart. 2 Koningen 21 zet je er hard bij stil. Stel je nu eens serieus voor dat God tegen jou zegt: nu is het afgelopen, voel het dan ook maar. Is dat niet veel realistischer dan al die roze wolk gelovige ideeën van je? Want je zonden zijn vergeven, maar je verslaving is niet weg. En je verhouding met God is weer goed, maar die met je vriendin komt nooit meer goed. Je bent gezond gaan leven, maar je gaat toch dood aan de ziekte waar je zelf om hebt gevraagd. Je hebt je keuzes gemaakt in je leven en ze gaan nooit meer weg. Je hebt je afgoden gevolgd, je eigen afgoden, en ze hebben je getekend tot in je lichaamshouding toe.

Kwaad doet de deur dicht. God zegt het hier uitvoerig over Manasse, de koning van Juda, die regeerde in Jeruzalem, vijfenvijftig jaar. En het blijft waar tot op vandaag, tot in ons eigen leven. Als je er iets van beseft, besef je gelijk wat een godsonmogelijk wonder het is wat Jezus gedaan heeft. Hij heeft zich niet maar met jou geïdentificeerd, bereid om de straf te dragen die wij verdiend hadden. Hij heeft zich geïdentificeerd met al die slachtoffers van ons. Hij is met hen mee gegeseld, gekweld, getreiterd, getergd, gekruisigd, gestorven en begraven. Hij houdt van hen, zoals hij van ons houdt. Hun pijn is zijn pijn, hun verdriet zijn verdriet, onze steken onder water vormen zijn doornenkroon, en hun lijden heeft hij volbracht. Tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Want dit moet stoppen, klaar en over zijn. Wie niet horen wil moet voelen. Denk even vanuit God, vanuit jouw eigen slachtoffers, en je vat het wel, toch wel. Tijd om ervan te zingen, in diepe nacht gaat de morgenster op. En langzaam maar zeker verdrijft het licht de duisternis. Wonderlijk.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 10 maart 2013

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *