Hoor de lente

Preek over Psalm 104

orde morgendienst
votum en groet
zingen: NGK 167
zingen: NGK 161,1.2
gebod met Kolossenzen 3:1-17
zingen: NGK 161,3.4
gebed
Schriftlezing Psalm 104
zingen: Opwekking 399
Schriftlezing Kolossenzen 1:12-23
zingen: Psalmen voor Nu 9
preek eerste deel
zingen: Psalm 121
preek tweede deel
zingen: NGK 64
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 293
zegen

Hebt u de lente al gehoord? Nee, ik bedoel niet gezien. Gehoord. Al heeft het voor ons gevoel veel te lang geduurd, intussen begint het nieuwe leven van dit jaar behoorlijk luidruchtig te worden. De kleuren knallen er weer uit, de vogels zijn er weer en ze verdedigen hun eigen stukje boom of struik met hun eigen zangwedstrijd. Jonge dieren oefenen hun eerste geluid, lammetjes en nog veel meer. Als je goed luistert naar de bomen, hoor je ze zuchten van opluchting: het nieuwe groen is er weer uit. En zo voort, en zo voort. Je kunt het niet gemist hebben. Dit is platteland. Hier hoeft niemand de tekst ergens op te kalken die dertig jaar geleden in Voorburg op een viaduct verscheen: het is lente, maar beton bloeit niet. Gezien hebben we de lente allemaal. Gehoord vast ook. Maar hebben we haar ook al echt gehoord?

Wat valt er te horen, dan? Wat meer dan de geluiden van het leven? Nou, dat vertelt de Bijbel in het laatste boek, Openbaring. Daar mag Johannes in de hemel kijken en luisteren. Hij ziet er (hoofdstuk 4) vier vreemde, maar erg levende wezens. Die staan voor de hele schepping. Alles wat je op aarde kunt horen als je goed luistert wordt in die vier wezens bij elkaar getrokken en versterkt. Dag en nacht herhalen ze: ‘Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt.’ Hebben we dat al gehoord?

Als ik thuis naar buiten loop staat er in de tuin zo’n groepje narcissen. Zo geel en zo groen als alleen narcissen maar kunnen zijn in de lente. Je kunt ze gewoon niet missen. Zelfs ik heb ze gezien. Ik heb er maar eentje meegenomen. Een gewone narcis. Zijn er ontelbaar van. Maar als je nu ook eens goed luistert naar zo’n bloem, hoor je: Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt. En als je dan verder luistert, ontdek je dat niet alleen zo’n narcis spreekt, op de toonhoogte van geel en groen, maar dat het gras even verderop net op een andere toon groen hetzelfde zegt, en dat de schapen en lammeren even buiten het dorp niet alleen blaten, maar ook lofprijzen, op hun eigen toon. Er is een heel koor aan de gang van planten en dieren en mensen die, alleen al door er te zijn, hun uiterste best doen je te laten weten: Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtig, die was, die is en die komt.

En midden daartussen leven wij en hebben wij vanmorgen deze eredienst. Wij zijn geen planten of dieren, maar mensen. Wij kunnen kiezen en nadenken. En wat willen wij? Als je een paar verzen verder in Openbaring leest vind je daar vierentwintig oudsten, mensen die God aanbidden. Zij zeggen: ‘U komen alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want u hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’ Zij zeggen: onze God. Zij zeggen: want. Zij leven bewust en kunnen zeggen: omdat u zo groot bent willen wij u prijzen.

Bij die vierentwintig oudsten willen wij vanmorgen ook horen. Daarom hebben we Psalm 104 gelezen. Wij zijn mensen. We willen expres en bewust instemmen met het loflied van de schepping. Als alles om ons heen weer zo luidruchtig als er kleuren zijn begint te roepen: heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, dan willen wij dat niet maar aan ons voorbij laten gaan. Wij zeggen: Prijs de Heer, mijn ziel, Heer, mijn God, hoe groot bent u. We kijken nog eens extra rond in de schepping. Regel voor regel in Psalm 104. Kijk toch eens wat onze God doet. En daarom: voor de Heer wil ik zingen zolang ik leef, een lied voor mijn God zolang ik besta.

Het is lente. Sta eens stil bij wat God allemaal voor ons maakte. Daar moest het vanmorgen om gaan in de preek. En dat is terecht. Het is niet maar logisch en vanzelfsprekend dat na de winter de lente volgt en na de lente de zomer. Daar ziet Iemand achter. Psalm 104 zegt ervan: Zend uw adem en zij worden geschapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat. Als de hele wereld om ons heen weer een nieuw gezicht krijgt en weer begint te knisperen van nieuw leven, dan is daar Gods adem overheen gegaan. Zijn Geest, die Heer is en levend maakt, is langs gekomen. En precies daarom roept alles om ons heen het uit: heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt. Dat is de echo van Gods leven gevende Geest. Ze klinkt in geel en groen op uit zo’n narcis. Wie zo de lente heeft gehoord, die kan echt zeggen en zingen: onze hulp is de naam van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw is tot in eeuwigheid en niet loslaat waar hij mee begonnen is. Laten we dan zingen, Psalm 121.

 

Intussen is het ook Palmzondag vandaag, de zondag waarop we in de kerk vanouds terugdenken aan de intocht van Jezus in Jeruzalem. Jezus die als Koning zijn hoofdstad binnenkomt. Maar hij is een vreemde koning, een koning die geen triomftocht houdt, maar komt om te lijden en te sterven, om zijn bloed aan het kruis te geven. Hij leeft niet van macht, maar van liefde. En hoe ver gaat die liefde wel niet? Om dat goed te beseffen hebben we vanmorgen ook uit Kolossenzen gelezen. Zomaar denken we dat het bij dat kruis om mensen gaat, mensen zoals wij, en om zonden van mensen zoals wij, fouten, kwaad dat verzoend moet worden. Maar het gaat om veel meer: heel de volheid van God heeft in hem en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.

In dat lijden, in dat kruis ging het ook om deze narcis, de bloem die bloeit, verwelkt en verdwijnt. Die bloemen, dat gras, die bomen, die lammetjes, al die andere dieren en planten, zijn ook door hem en voor hem geschapen, zelfs het onzichtbare van de schepping heeft zijn oorsprong in hem. Ze verdwijnen echt niet uit zijn aandacht omdat er wat mensen verkeerde dingen doen. De horizon van alles wat God doet, van alles wat Jezus is en doet, van alles waar de Geest mee bezig is, is altijd de schepping zelf. Daarbinnen hebben wij onze plaats, onze eigen plaats als mensen, maar nooit op onszelf, of de rest er niet meer toe doet. Er moet juist echt, eeuwig leven komen voor alles, inclusief zo’n narcis.

Ook daarom is het echt wel belangrijk dat wij de lente niet maar langs zien komen, maar haar ook echt horen. Zo’n narcis roept ook in geel en groen dat hij in Jezus Christus is geschapen en zijn doel heeft in hem. In het vervolg in Openbaring zegt heel de schepping mee tegen het grote Lam, dat geslacht is, dat hij het verdient om de boekrol te openen, en prijst heel de schepping mee: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ Als we straks naar huis gaan, naar buiten lopen, al het nieuwe leven zien, mogen we ook dat soort dingen horen, direct over Jezus, het hoofd van het lichaam, de kerk. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. En zo’n bloem, zo’n dier, roept het in alle klanken en kleuren van de regenboog uit: ik besta in Jezus! Alles wat ik ben draait om hem.

Als dat niet de horizon is van ons geloof in Jezus Christus leven we veel te benauwd, te bekrompen. Het is mooi dat de lijdenstijd, en dat Goede Vrijdag en Pasen in de lente vallen. Dat is precies de tijd dat we extra op de schepping letten. Prima, het gaat in alles ook om een evangelie dat wij gehoord hebben en dat aan alle schepselen onder de hemel verkondigd is. Jezus is niet maar gestorven om voor ons wat problemen op te lossen. Hij is gestorven en opgestaan om een complete nieuwe schepping te lanceren. Inclusief zo’n narcis als deze. Als wij er niet van uit gaan dat we ooit zullen opstaan in een lente die blijft voor altijd, hebben we noch Psalm 104, noch Kolossenzen 1 werkelijk serieus genomen.

Laat ik het zo eens zeggen: we hebben er belang bij Gods eigen plezier serieus te nemen. Dat plezier is namelijk nogal besmettelijk. Als je zo’n Psalm 104 doorleest treft het in vers 26 dat gezegd wordt dat God Leviatan, een mythologisch zeemonster waar mensen destijds bang voor waren, gemaakt heeft om ermee te spelen. De zee was groot en angstaanjagend voor de mensen. En op zee kwamen allerlei vreemde wezen voor. Nou, zegt Psalm 104, God heeft ze gemaakt om mee te spelen. Als je van daaruit nog eens weer rondneust in Psalm 104 zie je dat dit spelen eigenlijk typerend is voor God. In vers 6 duikt de oerzee op, ook al zo’n mythologisch gegeven. Voor de mensen uit de tijd van de Psalm was de aarde een schijf die rustte op pilaren boven de oerzee, geweldig en gevaarlijk. Maar God zegt ‘boe’ en weg vlucht die zee, naar hoog in de bergen en diep in de dalen. En ook verder zit er zo’n kennelijk plezier in de psalm. God is echt heerlijk bezig met zijn schepping.

Voor wie het gedicht kent doet de psalm haast vanzelf denken aan het gedicht van Koos Geerds, Gods element. Het begint met: God schrijft zijn Naam in water uit. En het eindigt met:

Hij pootjebaadt in oceanen, daagt orka’s uit,
doet schepen aan hun ankers schudden,
verschuilt zich in het oog van de cycloon,
wijst jonge haaien een gemakkelijke buit;
hij voedt de walvis, kietelt z’n baleinen,
speelt met de haren van de Deense zeemeermin,
lokt haringscholen naar de Urker vissers,
schrijft liefdesbrieven met een liter inktvisinkt,
doet overal de zon in ’t water schijnen.
God heeft het land aan de woestijnen,
aan droge, saaie, humorloze praat,
aan preken waar geen letter poëzie in staat;
hij houdt van avontuur, muziek en donderjagen —
diep in zijn hart is God een ouwe zeepiraat.

Zo is dat maar net. En laten we vooral beseffen dat de levende God dat eindeloze plezier in zijn schepping niet laat bederven door mensen. Alles op aarde en alles in de hemel wordt zonder meer verzoend door Jezus, zijn Zoon, die vrede brengt door zijn bloed aan het kruis. Precies daarom is het weer lente geworden en zal het eens definitief lente worden. Als wij dan buiten staan en de geur opsnuiven van nieuw leven, als de vogels zingen, de kleuren weer terugkomen en de dieren weer jongen krijgen, en we vanzelf vrolijk worden, laten we dan goed luisteren, echt luisteren. Dan horen we: heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, en alle eer komt toe aan het Lam dat geslacht is, en daarom: lang zullen we, samen met alle schepselen, leven in de gloria, tot in de eeuwen der eeuwen. Dat is Gods wens. Hij bereikt haar door zijn Zoon, in zijn Geest. Als die Geest ook dit jaar weer over ons land trekt en alles in bloei zet, is dat niet maar gewoon weer lente. Het is Gods vrolijke profetie van eeuwig leven, door Jezus Christus zijn Zoon. Hoor dat werkelijk, en je wordt in vrede weer het leven in gestuurd. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 9 april 2006

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *