Ga je mee levenswandelen?

Preek over Efeziërs 5:1-2

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 150
gebod
zingen: Psalm 144,6
gebed
Schriftlezing 1 Johannes 2:1-11
inzameling gaven
zingen: Psalm 146,4-8
tekst Efeziërs 5:1-2
preek
zingen: Psalm 119,1-3
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 73,9.10
zegen

Wandelen met God — het is één van die bijbelse uitdrukkingen waar wij heel ons leven als gelovigen mee aanduiden. Waar komt het op aan bij ons christelijk leven? Wel, dat wij wandelen met God. Misschien zou je zelfs wel kunnen zeggen: ons christelijke leven is wandelen met God — als het goed is. Zoals meestal bij dit soort uitdrukkingen komen er vanzelf allerlei gedachten en associaties bij ons boven. We weten wel zo ongeveer wat er mee bedoeld wordt: wandelen met God. Al vanaf dat we nog klein zijn, bij het begin van de bijbelse geschiedenis, komen we de uitdrukking tegen: hoe heette die man ook al weer, die wandelde met God, en hij was niet meer want God had hem weggenomen? Henoch, nietwaar? Dat is bekend, hè? Nu nog even een moeilijke: weet iemand van wie dat in de bijbel, behalve van Henoch, nog meer gezegd wordt, dat hij wandelde met God? Genesis 6,9, zoek maar op.

Toch is het eigenlijk een gekke uitdrukking: wandelen met God. Het is niet onze taal van alle dag, maar de taal die we in de kerk spreken, of op huisbezoek, of zo. Henoch wandelde met God — zo, en waar gingen ze heen? Er is een oud verhaal dat inderdaad vertelt dat Henoch en God samen aan het wandelen waren, zomaar, ergens heen, tot ze op een gegeven moment merkten dat het avond werd en dat ze vlak bij de hemel waren. Nou, zei God volgens dit verhaal, laten we dan ook maar hier blijven. En dan staat er: en Henoch was niet meer. Zoiets kan natuurlijk niet bedoeld zijn, ook in Genesis 5 niet, want er staat dat Henoch wandelde met God, en ondertussen ook nog zonen en dochteren verwekte. Nee, het gaat bij ‘wandelen met God’ niet om lopen, maar om leven, om levenswandel, zoals een oud woord zegt. Het nieuwe woord voor levenswandel is gedrag. Wandelen met God, dat is: je gedrag afstemmen op de Here, op wat Hij wil en op wat Hij doet, en dat op een speciale manier. Daar wil ik deze preek eens met u bij stil staan. Laat ik dat zo eens samenvatten: Ga je mee levenswandelen?, zegt Vader, en Hij doet het ons voor in zijn Zoon: gedraag je gedragen door God, gericht op elkaar.

Wandelen met God is je gedrag afstemmen op de Here. Ik zeg dat zo maar even. Maar ik heb de indruk dat het steeds minder vanzelfsprekend is dat u dat met mij eens bent. U moet het maar zeggen als het niet klopt, maar het lijkt er wel eens op alsof de betekenis van die uitdrukking ‘wandelen met God’ steeds meer verschuift. U moet maar eens bij uzelf nagaan waar u aan denkt als u die woorden hoort: wandelen met God. Het komt mij voor dat er niet alleen mensen zijn die bij deze beeldspraak meteen daaraan denken dat zij zich in hun leven laten leiden door God. Wandelen met God, aan Gods hand leven betekent dan dat je de weg gaat die Hij wijst, dat je dus goed luistert naar Hem en de aanwijzingen die Hij voor je leven geeft zo goed mogelijk probeert op te volgen. De bijbel spreekt in dit verband meestal niet direct over ‘wandelen met God’, maar over ‘wandelen in Gods wegen’. Dat betekent overigens uiteindelijk hetzelfde.

Maar steeds meer proef ik bij mensen dat zij bij ‘wandelen met God’ in eerste instantie aan iets anders denken, namelijk dat God hen in hun leven begeleidt. Hij is er altijd bij, bij alles wat je overkomt, je mag zijn hand des te vaster grijpen als het leven pijn doet, je mag samen met Hem blij zijn en verdrietig zijn, alles delen met Hem. Vast mag staan dat dit een heel goede bijbelse voorstelling is, denk maar aan de psalmen: U omgeeft mij van achteren en van voren, en U legt uw hand op mij (Psalm 139). Toch is dit niet waar het in de bijbel bij ‘wandelen met God’ om gaat. De bijbel duidt dit met andere woorden aan, dat God ons draagt, steunt, troost, en dergelijke.

Het gaat me er natuurlijk niet om hier wat over woorden te zeuren. Maar het is de moeite waard om je af te vragen hoe dat eigenlijk komt, dat steeds meer mensen bij zo’n centrale uitdrukking als ‘wandelen met God’ meer denken aan Gods begeleiding, zijn steun en nabijheid op zich, dan aan Gods leiding, zijn richtingwijzing, zijn aanwijzingen voor ons gedrag in ons leven. Ik kan de gedachte niet kwijtraken dat dat direct te maken heeft daarmee, dat wij steeds minder zeker zijn over wat God wil dat wij doen, steeds minder duidelijkheid hebben over wat God goed vindt. ‘Wandelen in Gods wegen’ vinden we steeds moeilijker omdat we ‘Gods wegen’ steeds moeilijker kunnen terugvinden. We voelen ons in ons leven op zoveel punten aan onszelf overgelaten en teruggeworpen op ons eigen inzicht. We moeten maar zien wat we ervan maken. En telkens weer stuiten we op hele en halve mislukkingen. Allerlei dingen die we altijd zo gewend waren veranderen. Vaste instellingen, waar wij ons veilig bij voelden, blijken in ieder geval om ons heen veel minder vast dan we dachten, en niet alleen om ons heen: huwelijk, gezin, werk, verhoudingen tussen mensen, christelijke politiek, visie op de samenleving — wat blijft nog en vervloeit niet? En wat wil God van ons? Zo vaak weten we het niet. En dan is het maar goed dat we erop terug kunnen vallen dat God ons niet in de steek laat, dat Hij bij ons is, dat we bij Hem kunnen uithuilen als we ons pijn gedaan hebben, dat Hij ons troosten wil en steunen. Veel meer dan vroeger neemt dat een grote plaats in ons leven als gelovigen in. En dat zie je, onder andere, in zo’n verschuiving van betekenis van die uitdrukking: wandelen met God.

Ik denk dat het heel belangrijk is dat we ons dit realiseren. Want dit gevoel van onzekerheid is zomaar een bron van ruzie in de kerk. De een overschreeuwt zijn twijfel door pal te staan voor de normen van de bijbel, zoals hij of zij die geleerd heeft. De ander keert zich daar geeuwend van af, omdat die oude beginselen vandaag de dag toch niet meer bruikbaar zijn. En nog weer een ander gebruikt zijn onzekerheid om gewoon zijn eigen gang te kunnen gaan. Maar wat we allemaal zo nodig hebben is even stil worden, en rustig luisteren naar de stem van God zelf, onze Vader, die ons roept: Ga je mee, levenswandelen? Kom op, laat al die ingewikkelde zaken eens even voor wat ze zijn. Het kan best zijn dat je ondertussen niet meer weet hoe het moet met kerk, staat en maatschappij, maar je wilde toch niet zeggen dat je helemaal niet meer weet wat Ik van je wil? Kom nou, wie met mij wil wandelen moet wandelen in de liefde, dat weet je best. Neem nou gewoon eens even concreet je eigen leven, en begin dan met naar Mij te kijken: doe Mij maar na, zo hoort dat toch, met vaders en kinderen? En als je dat nog te moeilijk of te onduidelijk vindt, doe dan Christus maar na: wandel in de liefde, laat je gedrag door liefde bepalen, zoals ook Christus heeft gedaan: Hij heeft zich overgegeven als offergave en slacht­offer.

Daarmee begint alle ‘wandelen met God’, met die eenvoudige, maar o zo directe roep van God zelf: ga je mee, mee leven in liefde? Ja, jij zelf. Laat al die anderen maar even voor wat ze zijn, daar komen we zo vanzelf wel weer bij uit. Eerst gaat het de Here altijd om onszelf. Wees dan navolgers Gods, u en u en jij en jij, ieder voor zich. Of de anderen wel meekomen, en of ze wel netjes in de pas lopen, of ze zich wel weten te gedragen, of zij jou wel liefhebben zoals jij dat graag zou zien, dat is hun zorg — zij zijn ook geroepen — en de zorg van God, maar voorlopig niet die van ons: strijd zelf om in te gaan! Ga jij mee, met God? Wil jij je gedrag afstemmen op Hem? Dat is de eerste vraag, en voorlopig de enige. Laten we die dan ook goed tot ons laten doordringen.

Want God zet ons maar niet aan het werk. Hij geeft ons maar niet allerlei geboden, regels en aanwijzingen op zichzelf. Hij vraagt ons mee, mee met zichzelf, mee met zijn Zoon, mee met zijn Heilige Geest. En zeg nu niet: ik kan niet leven in liefde, want ze hebben me zoveel aangedaan, want ik zit zo vol wrok, frustraties, zo vol onvervulde verlangens, zo vol angst en onzekerheid, want God vraagt ons mee. En Hij doet het ons voor in Christus, zijn Zoon. Weet u nog wat wij Hem hebben aan­gedaan? En zeg nu niet: ik wil niet leven in liefde, want ik durf mijzelf niet ter discussie te stellen, ik wil het risico niet meer lopen om geraakt te worden, ik wil geen medelijden meer hebben, of: ik wil mijn eigen gang gaan, ik heb ook mijn verlangens en daar moet maar eens iets aan gebeuren, want God vraagt ons mee. En Hij doet het ons voor in Christus, zijn Zoon. Weet u nog wat Hij heeft gedaan voor ons?

Daarmee begint alle ‘wandelen met God’, met die roep: ga je mee. En daarmee gaat alle ‘wandelen met God’ verder: met je dat realiseren dat God nota bene ons mee vraagt, als geliefde kinderen, ons. Vóór we ons hoe dan ook gaan gedragen mogen we ons gedragen weten door Hem en door zijn vergeving in Christus. En bij heel ons gedrag, mag ons dat bijblijven. Daarom begint Paulus heel dit gedeelte, waar onze tekst het middelpunt van is, juist zo als hij het doet in hoofdstuk 4,1 en 2: wandel — gedraag je — waardig aan de roeping waarmee je geroepen bent: met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, en verdraag elkaar in liefde. Gedraag je gedragen, dan kun je heel wat verdragen. Eerst roept God ons zelf, helemaal zelf: ga mee, leven in liefde, Ik ben er bij, Ik doe het voor, Ik steun je. Op die God mogen wij ons gedrag afstemmen. Dát is ‘wandelen met God’.

Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, en wandel in de liefde, zoals ook Christus. Dat is maar geen vage praat, over liefhebben en zo, zodat we nog niet zouden weten wat God van ons wil. Nee, de bijbel geeft ons geen uitgewerkte visie op kerk, staat en maatschappij, zelfs geen uitgewerkte dogmatiek, zo dat er niets meer te discussiëren zou zijn en er nergens onzekerheid meer mogelijk zou zijn. Misschien is dat wel om ons ervoor te waarschuwen dat we ons niet moeten verstoppen achter mooie praat over wat iedereen zou moeten doen of achter theorieën over anderen in het algemeen en onze buurman of buurvrouw in het bijzonder. Het gedeelte van Efeze rond onze tekst, vanaf hoofd­stuk 4, is niet vaag. Het is van een verterende, soms huiveringwekkende concreetheid. Als God ons meevraagt en ons roept tot een leven van liefde, dan bedoelt Hij een werkelijk leven van werkelijke, concrete liefde. En dat begint heel dicht bij huis, lastig dichtbij gewoon. Hij richt ons direct op elkaar. Ja, ook dat wisten we al wel: onze naaste heet niet voor niets zo. En zo kennen we God toch ook zelf: Hij die ons heeft opgezocht, zoekt ook de anderen. Wandelen met God komt altijd uit bij onze naaste.

Laten we er maar niet omheen praten: het is maar goed dat we niet alleen hoeven te leven en alleen uitvogelen hoe we ons moeten gedragen, maar dat God ons werkelijk mee vraagt, bij ons blijft en het ons voordoet. Wees dan navolgers van God. Dat is en dat blijft de structuur van alles wat Paulus hier zegt, ook als hij griezelig concreet wordt. We moeten ons beijveren de eenheid van de Geest te bewaren omdat we in die eenheid geroepen zijn (4,3v), we mogen niet langer wandelen als de heidenen omdat we Christus anders hebben leren kennen: Hij heeft het ons anders voorgedaan (4,17-21). Daarom moeten we ophouden te liegen omdat Christus ons een nieuwe, waarachtige mens geeft (4,24v). Bitterheid, wrok, woede, getier en gevloek, en kwaadaardigheid, ze moeten weg omdat de Heilige Geest van God daar niet tegen kan, en Hij was er eerst: met Hem zijn we verzegeld (4,30v). Eerst maakt God ons licht voor Hij ons oproept om ons verre te houden van heimelijkheid en achterbaksheid en andere duisterheden (5,8-13). Lees maar in hoofdstuk 5,22-33: telkens weer stuiten we op dat: ‘zoals Christus’. Lees het alstublieft thuis helemaal, zin voor zin, regel voor regel, van hoofdstuk 4,1 tot hoofdstuk 6,24 en laat het bezinken in uw ziel: zo concreet is wandelen met God.

En God roept ons mee om dát niet maar te lezen en er instemmend bij te knikken, en vervolgens over te gaan tot de orde van de dag, of vervolgens te zeggen dat eerst die anderen maar eens moeten beginnen met dat te doen. Hij roept ons mee, niet voor niets, en zeker niet met de bedoeling dat wij Hem alleen laten met zijn goed­heid, gerechtigheid en waarheid. Hij roept ons mee, als geliefde kinderen. Ga je mee, levenswandelen, zegt Vader, en Hij doet het ons voor in zijn Zoon: laten we ons dan ook gedragen gedragen en gericht op elkaar: wandel in de liefde, zoals ook Christus. Amen.

gehouden in: Weesp-Nigtevecht en Loenen-Abcoude, 8 oktober 1995

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *