Een weg die weg gaat

Preek over Johannes 14:6

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 95,1-3
zingen: Opwekking 126
stil gebed
votum en groet
schuldbelijdenis-gebed
zingen: Kyrie op melodie Opwekking 328
lezen Johannes 3:16-17
zingen: Gloria met NGK 109,1.4
gebed
Schriftlezing Johannes 14:1-14
preek over Johannes 14:6
zingen: Opwekking 544
lezen 1 Johannes 4:7-16
zingen: Liedboek 75,3
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 430
zegen

Dat is een stevige claim, nietwaar? ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.’ Niet alle godsdiensten zijn tenslotte wegen naar het ene grote onbekende goddelijke. Alleen Jezus brengt je bij de echte God, zijn Vader in de hemel. Elke andere weg loopt dood. Dat vinden niet alleen niet-christenen op zijn zachtst gezegd nogal fors. In onze samenleving vinden veel christenen het ook. We leven in een wereld vol religies en half-religieuze bewegingen, vol mensen ook die het op de een of andere manier zonder geloof in God doen en het daar prima mee redden. En dat weten we allemaal. We kennen elkaar als de mensen die we zijn, met de religieuze achtergrond en overtuigingen die we hebben. Kijk je in onze samenleving rond, op zoek naar wegen naar God of naar het werkelijk goede, volle leven, dan ziet het er uit als een enorm onoverzichtelijk Amerikaans-groot verkeersknooppunt, met zoveel lagen overflyers en talloze kruispunten, wegen die alle kanten op gaan, zoveel-baans snelwegen en smalle paden, noem maar op. Dan van één weg zeggen dat dit de enige goede is, dat is fors. Het klinkt zomaar nogal pedant ook. Mensen die je spreekt kunnen dat laten merken. Maar ook als je zelf gelooft dat Jezus de enige echte weg is kun je er zo’n gevoel bij hebben: ja, het is wel eigenwijs.

Het is, denk ik, een van de typische aanvechtingen voor christenen in onze samenleving dat je heel diep weet dat wat jij gelooft niet vanzelfsprekend is, niet een gegeven dat je zo wel kunt meenemen, maar dat er talloze alternatieven zijn. En niet alleen voor christenen, trouwens. Iedereen, ook de moslim, de boeddhist, de hindoe, zelfs de aan geen enkele god gelovende humanist heeft daar last van. Het humanistisch verbond laat al via spotjes weten dat ze leden nodig hebben omdat anders het humanisme aan de goden overgeleverd is. Iedereen gelooft tegen anderen in, of gelooft juist niet tegen anderen in. Niemand kan meer op vanzelfsprekende hoge toon grote uitspraken doen.

Dat is, denk ik, een goede reden om nog eens extra te luisteren naar Jezus hier. Doet hij dat eigenlijk wel: op vanzelfsprekende hoge toon grote woorden uitspreken? Als je dan nog eens kijkt en luistert hier in Johannes wordt het, denk ik, eerst vooral vreemd. We lazen deze woorden uit de afscheidsgesprekken tussen Jezus en zijn leerlingen. Jezus gaat weg. En dan zegt hij: ik ben de weg. Sterker nog: Jezus gaat sterven. En dan zegt hij: ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Jezus. Elke andere weg loopt dood. Maar de weg die Jezus zelf is loopt luttele uren later zelf dood aan een kruis. Als je dat beeld van dat enorme verkeersknooppunt van religieuze wegen even weer ophaalt, dan blijkt daar ergens tussen al dat asfalt en beton een klein weggetje te lopen dat eindigt bij een kruis en een leeg graf. En Jezus laat zeggen dat dit de enige echte weg naar de echte God is. Hij is het zelf, hij spreekt over zichzelf, een vreemde Heer, die het leven zegt te zijn, maar gaat sterven.

De toon die we hier treffen is dan ook niet de toon van de grote leermeester die alles weet, die de waarheid in pacht heeft en die van alle anderen zegt dat ze ongelijk hebben. Dit is dezelfde Jezus die zei dat hij niet gestuurd was om de wereld te veroordelen, maar om de wereld te redden. Tussen al die andere religieuze wegen staat hij niet op grote toon waarheden te verkondigen, maar gaat hij zijn eigen weg. Hij spreekt voor zichzelf. Hij gaat zelf de dood in om mensen het leven te geven, het echte, het enige echte. Hij spreekt op lage toon, van dichtbij, in de taal van de liefde: ik geef mij voor jou, zo kom jij bij God. Dat is de enige weg. Ik ga hem. Dan kun jij hem ook gaan. De toon die je hier treft bij Johannes is dan ook echt een andere. Het is aan de ene kant de toon van de bemoediging, aan de andere kant de toon van de uitnodiging. Laten we daar even verder op letten. Het heeft ook voor ons van alles te zeggen, ook op dat grote religieuze wegen knooppunt van vandaag.

Bemoediging. Jezus had net aangekondigd dat hij weg zou gaan en zijn leerlingen wisten echt niet wat ze daar nu mee aan moesten. Ze waren onzeker en vol vragen. Daar gaat Jezus op in. Hij bemoedigt hen: wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. Ik ga naar huis en kom zo terug om jullie op te halen. In dat kader, van bemoediging, zegt Jezus dan ook: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.’ Bemoediging is de sfeer, de toon. Maar goed, dan zijn we meteen weer bij dat vreemde van die weg die weg gaat. Wat heb je daaraan? Hoe kun je een weg gaan die je uit het oog verliest?

Nou ja, dat kan alleen in vertrouwen. Daar was Jezus net mee begonnen: vertrouw op God en op mij. Het kan in vertrouwen dat een weg die zo concreet, zo levensecht begonnen is, toch echt verder loopt, ook als wij de volgende bocht niet meer kunnen onderscheiden, als-ie voor ons besef verdwijnt. Deze weg loopt hier zo compleet, zo volmaakt, zo volkomen af, ze moet wel doorlopen, ook als je ’r in de mist van de dood ziet verdwijnen. Daar gaat Jezus dan ook over verder in het vervolg. Hij onderstreept juist hoe levensecht hij is als weg naar God. Luister maar, kijk maar, zegt hij, je merkt toch dat ik echt toegang geeft tot de Vader. Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Houd dat vast, dan kun je erop vertrouwen dat Jezus echt de weg naar God is, ook als wij op de grens van onze werkelijkheid zijn spoor niet meer kunnen volgen. Jezus is de weg, èn hij gaat weg. Maar het is juist het heel concrete begin van die weg hier, dat het mogelijk maakt erop te vertrouwen dat hij echt naar God leidt, naar de echte God.

Dat heel concrete begin van die weg hier, dat is Jezus zelf, Jezus zoals hij hier met zijn leerlingen spreekt, Jezus zoals hij leefde en rondtrok en sprak en goede daden deed van vergeving, bevrijding, genezing, van goedheid en liefde. Ik bèn de weg, de waarheid en het leven, zegt hij. Jezus wijst niet maar een weg naar God, hij ís die weg. Dat is heel concreet bedoeld. Later schrijft de onbekende schrijver van de brief aan de Hebreeën erover dat wij toegang tot God hebben via een nieuwe weg, de weg van Jezus’ lichaam (10:20), of door zijn bloed (10:19). Dat is precies waar het hier om gaat in dat ‘ik ben’. Een mens is mens met lichaam en bloed, met huid en haar. Jezus ook. Alleen Jezus’ werkelijke, lichamelijk geleefde leven voor ons leidt ons bij zijn Vader binnen.

Dat zie je bij zijn leven op aarde net zo concreet beginnen. Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien, zegt Jezus. Juist in alles wat Jezus heel concreet op aarde heeft gedaan en gezegd komt uit dat zijn Vader in hem woont en zijn werk doet door hem. ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie’, zegt Jezus tegen Filippus, ‘je kent me toch?’. Je weet het nog wel, wat ik zei, toen ik je riep en wat er gebeurde toen jij Natanaël ging roepen. Je weet het nog wel, wat er gebeurde op die bruiloft in Kana, en bij al die volgende gebeurtenissen, wat ik zei, en deed, wat we meegemaakt hebben: vergeving, bevrijding, genezing, herstel, vrede, ruimte, leven, goedheid, liefde, trouw. Nou, vertrouw er dan op dat ik door ga als ik weg ga, dat ik mijzelf blijf. Ik breng jullie net zo werkelijk bij mijn Vader als jullie gemerkt hebben dat mijn Vader in mij bij jullie kwam. Ik ga weg, maar toch ben ik de weg, ik ben de waarheid, ik ben betrouwbaar, ik draag jullie, en ik ben het leven zelf en blijk bestand tegen de dood.

Daar gaat het Jezus hier allereerst om, om die bemoediging op zijn leerlingen over te brengen. Ze hebben het, hier via Johannes, ook voor ons doorgegeven. Als wij met Jezus’ levensweg tussen al die kruisende wegen van religies en niet-religies staan en ons verlegen voelen met al die tegenspraak, komt hij naast ons staan: joh, je kent me toch? Wat deed ik ook al weer, toen op aarde, en hoe ging het in jouw leven met de echo’s daarvan? Je merkt toch dat ik van je houd zoals geen ander mens? Of ook als wij heel persoonlijk de gedachte bij ons op voelen komen van: als het toch allemaal eens niet waar was, als het nu toch eens allemaal afgelopen is straks bij de dood — Jezus zegt: joh, kijk es naar mij.

Inderdaad, aan de grens van onze werkelijkheid verliezen we alle sporen uit het oog. Niemand garandeert ons dat de weg doorloopt, dat de dood aan de achterkant open blijkt, behalve Jezus zelf. Maar het klinkt door tot bij ons: Wees niet ongerust. Vertrouw op mij zoals je op God vertrouwt. Kijk naar mijn leven. Denk je dat ik dat voor niks gedaan zou hebben? Spreekt het niet in alles van God voor jou? Mijn leven is de enige echte loopplank vanaf het schip van de wereld naar de vaste wal bij God. Je ziet het einde niet? Goed, maar je ziet wel het begin. En hoe voelt dat? Kijk maar goed: ik bèn de weg, concreet, mens naast jou. Kom maar, ik draag je. Als Jezus zegt: ik ben de waarheid, dan heeft dat precies die kleur: kom maar, ik draag je. Uiteindelijk komen deze woorden via tweeduizend jaar oud Grieks tot ons. Wat waar is is in dit verband wat betrouwbaar is, wat draagt, ergens zoals een goede ijsvloer in een echte winter betrouwbaar is en ons draagt: je zakt er niet doorheen, hij bedriegt je niet. Ik ben de waarheid: kom maar, ik draag je. En ik breng je naar het echte leven.

Je merkt vanzelf hoe de toon hier tegelijk ook die van de uitnodiging is, nietwaar? Dat hoort bij Jezus, ten voeten uit. Hij staat vandaag de dag niet op het grote verkeersplein van de religies als de grote rechter of de politieagent die bonnen uitschrijft en stoplichten op rood zet. Hij roept niet: jullie zijn allemaal gek, en ook niet: jullie zijn allemaal leugenaars. En hij leert ons dat ook niet te roepen. Christenen lopen niet op deze wereld rond als de mensen die weten hoe het zit en die alle anderen eens flink de waarheid kunnen zeggen. Nee, ze lopen hier rond als mensen die Jezus’ stem gehoord hebben. Jezus spreekt voor zichzelf. Hij zegt: ik ben — de weg, de waarheid en het leven. Luister toch naar mij. Jullie denken wel dat al die wegen van jullie naar God leiden, maar dat is niet waar. Al die goden en machten houden helemaal niet van jullie, maar ik wel. Kijk maar naar wie ik ben en wat ik doe. Daar komt alles van de enige echte God in uit. Niemand komt bij de Vader dan door mij. Sterker nog, niemand begrijpt überhaupt iets van de Vader dan door mij.

De echte God is veel vreemder dan mensen denken. Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien, zegt Jezus. Wie Jezus ziet op aarde heeft werkelijk God gezien. En kijk dan nog eens en kijk goed. God blijkt anders dan mensen hem zich indenken. Hij is niet alleen groot en machtig en afstandelijk en majesteitelijk en Koning en Rechter. Hij blijkt ook kwetsbaar en tastbaar, goed en nabij, iemand die vergeeft, iemand die zelf komt, die zelf ons kwaad wegdraagt en opruimt, iemand die echt betrouwbaar is. Iemand die ons niet maar oproept hem via allerlei wegen te zoeken ergens ver weg, of ergens diep weg in onszelf, maar iemand die zelf ons opzoekt, vlakbij, naast ons, mens onder de mensen. Niemand komt tot de Vader dan door mij heeft ook iets van: waar gaan al die andere wegen heen, dan? Ze zijn allemaal veel te hoog, te ver, te ingewikkeld en te moeilijk, en dit doen en dat laten, en zus regelen en zo bidden. Ik ben al hier. Ik houd van je. Tussen al die wegen naar god en het goddelijke staan we hier tenslotte bij een kruis en een graf. Kijk, hier is God al, hij is zelf gekomen, de enige God die het lef had uit zijn hemel te komen. Kijk, hier is God al, hij is zelf gestorven, de enige God die de moed had het kwaad zelf uit te houden en te dragen. Kijk, hier is God al, hij is zelf opgestaan, zijn liefde duurt in eeuwigheid, kom maar, hij draagt je.

Uitnodigend. Zo staat Jezus zelf in ons midden, ook op dat grote verkeersplein van allerlei religies en niet-religies. Niemand komt bij de Vader dan door mij, zegt hij. Hij spreekt voor zichzelf. Vervolgens gaat híj de dood in, met lichaam en bloed, huid en haar. Vervolgens gaat híj de weg banen naar Gods heerlijkheid, niet maar in de geest, in een droom of in goede voornemens, maar in werkelijkheid. Hij komt niet om te oordelen, maar om te redden. Kom toch bij mij, zegt hij, ik draag je niet maar het leven door, maar zelfs de dood door. Waar al die andere wegen afbreken en al die andere zaken en machten en goden en mensen je in de steek laten, daar blijf ik je dragen. Ik ben echt de enige weg. Niemand is zo taai en vasthoudend als ik. Taaier dan de dood. Kom maar, ik draag je.

En daarom kan ik ook uitnodigend op dat grote plein van onze samenleving staan. Nee, ik hoef niet alles te weten, ik hoef niet een oordeel te hebben over iedereen en alle andere religies, ik hoef alleen maar dit te weten: ik heb Jezus ontmoet, ik heb zijn stem gehoord, zijn leven gezien, en kijk, hij houdt van ons zoals niemand anders op aarde, hij draagt me. Kom maar, vermoeide druktemakers, hij wil ook jullie dragen. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Hij spreekt voor zichzelf. Hij spreekt voor zich. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 9 maart 2008
Den Haag-ZR, 1 juni 2008

eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 10 december 2000
Amsterdam-C, 18 maart 2001
Driebergen-Rijsenburg, 20 mei 2001

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *