Een leven lang lijden: verdriet

Preek over Johannes 11:35

orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 123
zingen: Opwekking 245
stil gebed
zingen: Psalm 73,9.10
votum en groet
gebed
Schriftlezing Johannes 11:17-53
Schriftlezing Jesaja 53:1-11
preek over Johannes 11:35
zingen: Psalmen voor Nu 90
bemoediging: lezen Openbaring 21:1-8
zingen: Psalm 119,1.3.40
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 585
zegen

Een leven lang deelt Jezus ons leven, inclusief alles, ook inclusief allerlei vormen van lijden, pijn en verdriet. We staan er deze weken, op weg naar Goede Vrijdag en Pasen, eens extra bij stil, hoe Jezus’ leven ook een leven lang lijden was. Vanmorgen zien we hem bij het graf van zijn vriend, de broer van zijn vriendinnen Marta en Maria. Jezus huilt. Jezus is sowieso al flink emotioneel. Het stormt in hem. Hij houdt zich niet groot. Hij verbergt zijn emoties niet. Hij deelt werkelijk het verdriet van zijn vrienden. Voor ons, in onze cultuur van ingehouden blijven en beheersing, misschien goed om het ons voor ons besef gelijk uitvergroot in te denken. Jezus begon ook te huilen, dat kun je nog misverstaan als: er rolde een traan over zijn gezicht. Er staat, dat Jezus in tranen uitbarstte. Hij was werkelijk even helemaal verdrietig. Als Jezus huilt, huilt hij echt.

Nu ik toch met scherp stellen bezig ben, meteen maar even verder: Jezus huilt ook echt mee. Hij deelt. Hij houdt geen afstand. Niet van Marta en Maria, maar ook niet van de andere Joden. Ik houd niet van kritiek geven op de Nieuwe Bijbelvertaling, maar ik ontkom er vanmorgen niet aan. Jezus ergerde zich niet aan het weeklagen van Maria en de Joden die haar volgden, hij ergerde zich ook niet aan de vraag: had hij het sterven van Lazarus niet kunnen voorkomen? Dat is allemaal ingelezen. Er wordt juist niet gezegd waar Jezus zich aan ergerde. Er bouwt zich in hem inderdaad een grimmige agressie op. Maar als je die ergens aan wilt verbinden, dan aan de dood en het graf zelf, niet aan de mensen hier. Samen met de mensen uit Betanië loopt Jezus in een extra rouwstoet mee naar het graf van zijn vriend. Hij huilt omdat hij deelt in hun verdriet. Dat hij de anderen ziet weeklagen en huilen ergert hem niet, dat zorgt niet voor afstand. Juist niet. Jezus barst ook zelf in tranen uit als hij de anderen zo ziet huilen. ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ Dat was goed gezien. ‘Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ Dat was goed gevraagd.

Die laatste vraag hangt eigenlijk het hele verhaal door op de achtergrond. Toen Jezus gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij vervolgens twee dagen waar hij was. Tegen de tijd dat Jezus in Betanië is, is Lazarus dan vier dagen dood. Als u hier geweest was, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. Marta zegt het, Maria zegt het. Het had toch ook anders kunnen gaan? En slaat dat eigenlijk niet terug op de hele rest van het verhaal? Fijn dat Jezus er eindelijk is. Fijn ook dat hij met Marta en Maria en de anderen mee verdrietig is. Maar waarom de hele boel aan ellende niet voorkomen? Ja, waarom eigenlijk niet? Jezus is niet zomaar iemand, zeker niet in het boek van Johannes waar dit gedeelte uit komt. Jezus is het Woord van God zelf, ja, God zelf. Fijn dat God zelf met ons mee verdrietig is. Maar had hij er niet wat aan kunnen doen? Vaak genoeg is dat een flink onderdeel van verdriet ook. Als het nu toch eens even net iets anders gegaan was hadden we elkaar nog jaren kunnen hebben. Juist God kan toch anders sturen, kwaad verhinderen? Ja, had hij uiteindelijk niet alle ellende en verdriet kunnen voorkomen?

Zie je, hoe die vraag vanzelf tandjes krijgt? Gewoon een vraag uit het verhaal zelf. Aan de ene kant zie je Jezus heel dichtbij. Je schuift aan in de rij bij een condoleance. Het verdriet hangt als een dichte mist in de zaal. Mensen huilen. Je huilt mee, alleen van binnen of ook zichtbaar. Als je dan dit plaatje hier in Betanië over die rij condolerenden legt zie je plotseling Jezus zelf er ook tussen staan. En hij huilt ook. Hij deelt in ons verdriet. Ons verdriet draagt hij, onze pijn deelt hij. De knecht uit Jesaja in eigen persoon. Heer, fijn dat u er bent. Dat u tijd voor mij hebt en voor m’n geliefde die overleden is. Ja, ik heb ook veel van hem, van haar gehouden. Wat doet het zeer, hè, dat-ie, dat ze er niet meer is? Maar aan de andere kant is daar dan zomaar ook die vraag, misschien wel net zo direct aan Jezus zelf: Heer, als u nu eens vorige week was teruggekomen, had dit toch allemaal niet gehoeven? Of in wat voor andere vorm dan ook: Heer, had dat nu niet anders gekund, kanker is een rotziekte, hoor — Heer, waarom eigenlijk, al dat kwaad, al die ellende, kon u daar nou niks aan doen? Had uw wereld niet wat beter gekund? — als u er nu eens zelf bij geweest was?

Denk er nog eens een ronde extra over na en je merkt dat dit soort vragen een heel wezenlijk onderdeel uitmaken van echt verdriet. De dood hoort niet bij het leven. Net zo goed als bij echt berouw hoort dat je heel diep beseft dat het anders had moeten gaan en anders had kunnen gaan, maar dat jij fout gehandeld hebt, hoort bij echt verdriet het besef dat het niet zo moest, dat er iemand kapot is die heel had moeten blijven, dat er iets is vernield dat gespaard had moeten worden. Waarom? is niet voor niets de meest gehoorde vraag als mensen verdriet hebben. Ook als waarom? de vorm krijgt van ‘als, dan’, zoals hier bij Johannes. Marta en Maria vragen toch eigenlijk gewoon: waarom was u niet hier? Wat stem vraagt in zo’n vraag is het rauwe gevoel van pijn, van kapot, van zinloos, van zonder betekenis. En had God daar niet wat aan kunnen doen? Is hij niet de laatste aan wie we dit soort vragen kunnen stellen?

Ja, dat kan. En wat je dan te horen krijgt is onder andere dit verhaal. Vraag maar gewoon, net als Marta en Maria en de andere Joden: Heer, als u er nu eens geweest was? En kijk dan goed naar wat er gebeurt.

Moet je kijken. Eerst zegt Jezus tegen Marta iets wat je zou kunnen samenvatten als: Ja Marta, en ik ben er nu, dus je broer gaat uit de dood opstaan. Hij vertrouwde op mij, dus hij leeft nu, ook al is hij gestorven. Opstanding is maar geen leerstuk over wat eens en later en zo. Ik ben de opstanding en het leven. Denk er nog eens over, en dan niet vanuit: als dit nu eens was gebeurd, maar vanuit: als Jezus nu eens is wie hij is. Van: als nu eens… naar: als Jezus. Als Jezus nu eens inderdaad de Messias is. Als hij eens Gods eigen Zoon is, in wie de levende God vreemd en nieuw aanwezig is. Als hij de opstanding zelf is, leven, tot leven gekomen… Dan gaat er weer toekomst open, dan kan het niet blijven bij een graf, bij einde, bij kapot, bij verlies, bij verdriet. Eerste aspect aan de reactie van Jezus: hij zoekt openheid, ruimte, let op, wie weet wat er komt?

Maar dan gaat het verder. Maria komt op en de andere Joden. En je ziet hoe Jezus dichter op Lazarus’ graf gedrongen wordt, dichter bij de dood, dichter bij de pijn. En dat klopt ook. Lazarus is echt dood. Dat is echt erg. Lazarus was de broer van Maria en Marta, Jezus’ vriend en nog voor allerlei mensen van betekenis. Hij is dood. Dat doet zeer. Dat schuurt en schrijnt. En Jezus zoekt dat op: ‘waar hebben jullie hem neergelegd?’ Daar moet wat aan gebeuren, juist in alle schurende pijnlijkheid. Jezus huilt er om. Ook zijn vriend is dood. Ook zijn vriendinnen zijn er kapot van. Hij voelt de vraag: maar als u er nu eens geweest was. En ja, dat doet nog eens te meer zeer. Hij heeft de dood niet binnengelaten in het leven, hij heeft niet alles kapot gemaakt. Maar hij laat zich wel vragen: had u niet? Tweede aspect aan de reactie van Jezus: hij deelt echt in het verdriet. Dit is echt erg, dit doet echt zeer.

Derde aspect aan de reactie van Jezus vervolgens: hij gaat echt serieus in op het verdriet van Maria, Marta, de mensen bij hen. Hij zegt niet, zoals eerder bij dat dochtertje van Jaïrus: Waarom huilen jullie? Waarom maken jullie zo’n misbaar? Lazarus is niet gestorven, hij slaapt. Lazarus is wel gestorven. En Jezus wil maar niet een oplosser van problemen zijn, hij wil mensen echt serieus nemen in hun problemen en verdriet. ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ vraagt hij en hij loopt met hen mee, mee in hun verdriet. Huilt hun tranen met hen mee. ‘Kom maar kijken, Heer’. Wat is dat belangrijk voor mensen met verdriet, voor mensen zoals wij ook. Jezus haalt geen toverstaf door ons leven. Hij komt bij ons, echt bij ons. Waar heb jij je verdriet neergelegd? Waar ligt de geliefde om wie jij rouwt? Waar het ideaal waar jij afscheid van moest nemen? Waar ligt de liefde van jouw leven, het stuk van je hart dat er af brak? De vraag: waar was u, kon u daar niets aan doen, krijgt pas invulling als je ook kunt zeggen: ‘Kom maar kijken, Heer’. Dat kan bij Jezus.

Dan nog een echte stap verder ook. Want bij het graf zien we een vierde aspect aan Jezus’ reactie op ons verdriet. Haal de steen weg. Hij haalt het echt helemaal open. Zie het onder ogen, dat is het toch waar je zo’n verdriet om hebt, dat Lazarus daar dood ligt te zijn, dat al je liefde nu onbeantwoord blijft, dat het afgelopen is, dat het — nou ja… Haal die steen weg. Het is gewoon te ruig, zeker als de pijn zo vers is en de werkelijkheid zo grof. Marta’s reactie is logisch: Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen. Toch laat Jezus die steen weghalen. Hij loopt met ons mee, deelt in ons verdriet, en hij stopt niet voor we helemaal daar zijn waar de pijn zit. Juist daar gaat het hem om, juist daar wil hij helpen, redden, de opstanding en het leven zijn, de man van smarten, de knecht naast ons.

Dan gebeurt tenslotte het voor ons echt vreemde, raadselachtige: er is al lang iets gebeurd met Lazarus. Als het graf open is begint Jezus met zijn hemelse Vader te danken: dank dat u mij verhoord hebt. Kennelijk was Jezus, zoals altijd, al van de eerste boodschap dat Lazarus ziek was aan het bidden geweest. En kennelijk had hij gebeden dat Lazarus, al zou hij sterven, bewaard zou blijven voor ontbinding. Kennelijk had hij gebeden dat het lichaam in de tombe in Betanië nog intact zou zijn, klaar om weer in het leven geroepen te worden. Alles schakelt hier in Johannes aan elkaar zodra je het antwoord op Marta’s opmerking invult: er was geen stank, ook al lag Lazarus daar al vier dagen. Jezus roept hem: Lazarus, naar buiten! en hij komt. Ons grote verdriet, de verterende pijn in mensenlevens, de ruige rouw, als Jezus er met ons mee heen loopt, loopt hij biddend met ons mee en als we er dan zijn, nu wij met hem, ziet het er anders uit: klaar om tot nieuw leven te roepen.

Intussen is voor mensen die meer bijbel gezien hebben hier een extra dimensie tot leven gekomen. Dat God zijn uitverkorene geen ontbinding zou laten ervaren, dat wordt op Jezus zelf toegepast. Wat ook op de achtergrond hangt is Jezus’ eigen dood, van het begin af aan: de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe? en tot het einde: vanaf die dag overlegden ze hoe ze hem zouden doden. Jezus wacht twee dagen en op de derde dag komt hij in actie. Na Goede Vrijdag op Paasmorgen komt het nieuwe leven in beweging. Alles klit bij elkaar rond Jezus zelf. Ook als we hem bij Maria en de anderen in tranen zien uitbarsten mag je dat wel meetellen. Anderen heeft hij gered, kan hij zichzelf niet redden? Het zou gevraagd worden terwijl Jezus aan het kruis hing te sterven. Geen wonder dat Jezus emotioneel wordt en iets agressiefs over zich krijgt, iets grommends en kortafs. Hij ziet zijn eigen dood onder ogen, voelt zijn eigen pijn mee, zijn eigen verlies en verscheurdheid. Alleen door zijn eigen dood, door zijn eigen delen van niet maar het verdriet, maar echt het lot van de mensen kan hij ons redden. Pas daar doorheen gaat Lazarus’ opstanding ook spreken van Jezus’ eigen opstanding op Paasmorgen. Geen heerlijkheid zonder dit lijden, zonder dit verdriet. Kijk hoeveel hij van Lazarus gehouden heeft. Net zo naast ons, in ons verdriet: kijk hoeveel hij van ons houdt.

Dan zie je pas hoe Jezus, ja hoe God zelf in hem, ingaat op dat andere, op de vraag, die steeds maar op de achtergrond hangt. Had dit niet allemaal voorkomen kunnen worden? Had de geschiedenis niet anders kunnen gaan, in het groot de geschiedenis van de mensheid, en in het klein de geschiedenis van jouw en mijn leven? Het is alsof Jezus zegt: ja, natuurlijk het had allemaal anders kunnen gaan — en ook al ben ik niet degene die de schade heeft aangericht, ook al ben ik niet degene die ziekten en dood en kwaad en ellende op de wereld gebracht heeft, ook al ben ik niet degene die een spel speelt met jouw leven, — ik kom wel zelf om je uit die echte ellende te redden, ik kom naast je, ik deel je leven en je lot en ik neem het op mij. Tot en met die laatste vraag: waarom? Ze klinkt straks aan het kruis, en Jezus krijgt geen antwoord. Jezus is de opstanding en het leven niet omdat hij de grote machtige dokter is, die zelf onaangedaan wordt door de pijn van zijn patiënten. Hij is de opstanding omdat hij zelf is dood gegaan, hij is het leven omdat hij sterker bleek dan de dood. Hij deelt in ons verdriet om ons er werkelijk van te verlossen. Zo brengt hij ons leven tot rust. Troost, nu al. Laten we bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 29 maart 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *