Volg de Koning!

Jezus’ koninkrijk is verborgen, maar niet afwezig

Onderweg 1 (2015) 10,16-18 (16 mei 2015)

Het koninkrijk van God is wat er gebeurt wanneer God als koning gaat optreden. Het is geen koninkrijk in onze betekenis van het woord: grondgebied. Het is ook geen koningschap: de manier waarop een koning zijn functie uitoefent. Het is beide, in onderlinge samenhang.

In de oudheid en nog lang daarna heerst een koning over het gebied dat hij verwerft door de manier waarop hij koning is. Het onoverzienbare rijk van Alexander de Grote werd veroverd door de veldheer Alexander de Grote. Wil je je dus iets nuttigs voorstellen bij het koninkrijk van God, dan moet je letten op de Koning en de manier waarop Hij optreedt.

De levende God van Israël is op een nieuwe manier als koning gaan optreden in Jezus, zijn Zoon, de messias, geboren als zoon van David in Betlehem en ontvangen als koning van de Joden door de wijzen uit het oosten. Hij is de Heer die naar zijn tempel komt en als koning van de Joden verheerlijkt wordt aan het kruis. Tegelijk is duidelijk dat Jezus niet optreedt zoals ‘normale’ koningen en machthebbers. Hij laat zijn escorte in de hemel achter en Hij laat niet voor zich vechten. Zijn koninkrijk is ‘niet van deze wereld’. Hij speelt zijn leven niet via de band van macht of geweld, maar leeft in de Geest van concrete liefde (Zacharia 4: 6), eenvoudigweg geven zonder verwijt (Jacobus 1: 5) en het kwade overwinnen door het goede (Romeinen 12: 21). Als er bij Hem al sprake is van kracht, dan gaat het om wat de meeste mensen zwakheid noemen (2 Korintiërs 12).

Op deze manier is God in Jezus als koning gaan optreden. Dat is dus niet alleen een kwestie van toekomst. Het is in Jezus al begonnen. En wat er is en wat er nog komt, heeft ook al een geschiedenis in Hem. Daaraan is het koninkrijk herkenbaar, ook vandaag de dag.

Dat betekent dat macht en geweld, manipulatie en overheersing niet bij het koninkrijk van God horen. Zoals Jezus zich uit zijn wereld heeft laten wegdrukken tot over de rand van zijn kruis, zo laat Hij zich nu, als koning aan wie alle bevoegdheid is gegeven, nog altijd ontkennen, tegenwerken en bedroeven. Hij kwam om te dienen en dat blijft de regel voor iedereen onderzijn koningschap (Marcus 10: 42 en verder).

Handgeld

Het is niettemin te simpel om te zeggen: het koninkrijk van God is hier al. Zolang Jezus op aarde rondging en leerde, heeft Hij nooit méér gezegd dan dat het koninkrijk vlakbij is. Het moment dat dit ‘vlakbij’ overging in ‘aanwezig’ — zijn kruisdood — was tegelijk het moment dat Jezus uit het publieke leven verdween. Hij verscheen als opgestane alleen nog aan zijn leerlingen, en dat bovendien op een geheimzinnige manier, die doet denken aan de manier waarop God zelf in het Oude Testament verschijnt: in het voorbijgaan (Exodus 33: 23, Johannes 20: 17).

De Bijbel spreekt van een tijd waarin de bruidegom (de koning) is weggehaald (Marcus 2: 20). De gelijkenis van de ponden (Lucas 19: 11 en verder) gaat over die tijd, de tijd dat de koning weg is ‘om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen’. Zijn slaven krijgen dan niet de beschikking over de koninklijke schatkist, maar over handgeld om handel mee te drijven.

Dat tekent de manier waarop Jezus koning is in het heden: Hij is voor mensen verborgen in God (Kolossenzen 3: 3). Zijn hemelvaart is zichtbaar geweest voor zijn leerlingen, maar was geen publieke aangelegenheid. Dat bevestigt niet alleen dat aan Jezus werkelijk alle bevoegdheid is gegeven (Matteüs 28: 18), maar het bevestigt ook de verborgenheid van zijn koningschap. De hemel is niet ver weg, het is |17| de voor mensen verborgen aanwezigheid van God zelf.

Jezus zo verborgen is Jezus bij ons, tot aan de voltooiing van de wereld (Matteüs 28: 20). Zoals Paulus Hem ziet bij Damascus (Handelingen 9: 3 en verder) of Johannes op Patmos (Openbaring 1: 12 en verder), zo is Hij niet bij ons. Hier neemt Jezus gestalte aan in brood en beker. Wie het koninkrijk zoekt, moet de koning volgen.

Stijl

Het is me gaan opvallen dat in veel discussies over het koninkrijk het typische karakter ervan (niet door kracht of geweld, maar door de Geest van concrete liefde en dienst) geen rol speelt, evenmin  als de verborgenheid van Jezus’ koningschap.

Voor mensen die het koninkrijk in  de toekomst plaatsen, telt de verborgen aanwezigheid kennelijk niet. Voor mensen die het koninkrijk in het heden trekken, doet de verborgenheid van de aanwezigheid niet mee. Tweemaal wordt zo ontkend wat nu werkelijkheid is: Jezus heerst als koning in Gods stijl en in zijn verborgenheid.

Beide hebben te maken met wat ik maar Gods terughoudendheid noem. Hij is liefde en wil geliefd worden. Hij dringt zich niet op en Hij manipuleert niet. Hij verbergt zich in mensen en in gebeurtenissen, in doop en avondmaal, handoplegging en zalving. Al die dingen houden een meerduidigheid. Je kunt God er pas in herkennen wanneer Hij in Christus’ liefde je hart veroverd heeft. Liefde ontdekt zich alleen aan liefde (Johannes 14: 23).

Voor een andere toeschouwer is alles waarin God zich geeft ook anders uit te leggen. Maar in die terughoudendheid is God drie-enig en, voor zover ik kan zien, volkomen consistent. Het is zijn manier van communicatie met mensen, die volledig wordt bepaald door wat Hij zelf is: liefde.

Brood

Vaak wordt intussen de nadruk gelegd op het ‘al gekomen zijn’ van het koninkrijk, omdat daarmee tegelijk aandacht te vragen voor zaken als bijzonder ingrijpen van God, direct spreken van God tot mensen, bijzondere gaven van de |18| Geest en bevrijdingspastoraat. De kerk heeft daar altijd ruimte voor gelaten, maar het tegelijk als een bijzaak behandeld. Dat zou nu anders moeten, maar ik zou niet weten waarom. Hoe meer koninkrijk en kracht met elkaar verbonden worden — krachten waar wij dan ook nog de beschikking over krijgen — des te meer krijg ik het gevoel dat het over een koninkrijk gaat dat wél van deze wereld is, dat Jezus’ gelijkenis uit Lucas 19 niet serieus genomen wordt en dat de heilige Geest gaat functioneren als geestverruimend middel.

Bovendien: deze dingen hebben allemaal deel aan de verborgenheid van Gods aanwezigheid op aarde, en aan de meerduidigheid daarvan. Alle ‘bijzondere’ gaven van de Geest zijn ook te lezen als geconditioneerde menselijke ervaring. Mensen léren in tongen spreken of Gods stem horen in hun eigen hoofd. Gebedsgenezing vindt alleen plaats bij psychosomatische kwalen of opereert in het grijze gebied van de somatiek. De machten die bestreden worden in het bevrijdingspastoraat hebben een sterk cultureel bepaalde verschijningsvorm. Maria verschijnt alleen aan roomsen.

Gaat het dus om illusies en inbeelding? Ik zou niet weten waarom. Net zo goed als dat Gods verborgen aanwezigheid uitkomt in ons zelfgebakken brood, in het kind dat Hij ons geeft (of niet) en in medicijnen en therapie, kan die uitkomen in  dit soort ervaringen, die wij dan bijzonder noemen. Of dat ook werkelijk zo is en hoe dan precies, blijkt pas op den duur, achteraf, en blijkt door de Geest die er uit spreekt. Of die nieuwe baan waar je zo om gebeden hebt een zegen van God is of een beproeving van zijn tegenstander, weet je pas na zoveel tijd. In veel opzichten blijft de dubbelzinnigheid van deze dingen tot aan het laatste oordeel.

Ondubbelzinnig

Er is ook een communicatiekant aan al deze dingen. God verbergt zich in een onttoverde cultuur op een andere manier dan in een betoverde. Zijn tegenstander doet dat trouwens ook: bezetenheid komt bepaald niet alleen op een occulte manier uit.

Als westerse mensen bijvoorbeeld de indruk hebben dat er weinig wonderen gebeuren, is dat niet meer dan logisch. Juist voor ons ‘communiceert’ dat niet. Het zou dwingen, niet winnen. Op plekken waar allerlei ‘wonderen’ worden ervaren, blijft juist de meerduidigheid: is dit van God of van de  goden, de voorouders, de krachten? Ik zou niet weten waarom we hierin jaloers zouden moeten zijn op mensen uit andere culturen of zouden moeten vinden dat het eigenlijk ook bij ons allemaal zo zou moeten gaan.

Wat ik in elk geval niet geloof, is dat Jezus in het heden Gods verborgenheid zou doorbreken en mensen zou dwingen of manipuleren met een ondubbelzinnige aanwezigheid. Waar verlangen naar bijzondere ervaringen in feite een verlangen is naar zo’n eenduidigheid, wordt volgens mij gevraagd om illusies. Een teken van postmoderne wereldgelijkvormigheid. Daartegenover kan het ontwijken van bijzondere ervaringen in feite een ontvluchten van de aanwezigheid van God zijn. En dat lijkt me zelfgekozen armoede en een teken van platte secularisering. In beide gevallen wordt de Koning niet gevolgd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *