Vijfde maandag in de veertigdagentijd – Metten

korte stilte

uitnodiging

Heer, open mijn lippen,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.
God, kom mij te hulp,
Heer, haast U mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95
In deze dagen van heil moeten we met te meer oplettendheid luisteren naar Gods stem, die ons oproept tot nederigheid en volgzaamheid.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe,
van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig!’

hymne: Pange, lingua, gloriosi

Zing, mijn tong, bezing het teken
van de zege in de strijd.
’t Vaandel dat de Heer zal steken,
is het kruis waaraan Hij lijdt.
Hij die ’t daglicht aan doet breken,
heeft ten offer zich gewijd.

Ziende hoe het menselijk leven,
dat Hij schoon geschapen had
aan de dood was prijsgegeven
om de vrucht die Adam at,
heeft God weer een boom verheven,
gaf zijn allerliefste schat.

Om het heil ons te bereiden
heeft Hij ’t heilig recht voldaan,
heeft hem die ons kwam misleiden
met zijn list beschaamd doen staan,
bood ons om ons te bevrijden
deze vrucht der liefde aan.

Toen de volheid van de tijden
was gekomen, koos de Zoon,
Heer des hemels, onze zijde,
daalde neder uit de troon,
Mensenzoon en Gods Zoon beide,
koos Maria’s schoot tot woon.

Toen de ure was gekomen
en zijn levenstijd vervuld,
heeft de Heer op zich genomen
als Verlosser alle schuld,
liet het Lam zich zonder schromen
binden, leed het met geduld.

Aan de Vader hoog verheven,
aan de Zoon in majesteit,
aan de Trooster van ons leven,
zalige Drievuldigheid,
zij de eer en kracht gegeven
nu en in der eeuwigheid. Amen.

eerste antifoon

Wie doet wat goed is
mag wonen op uw heilige berg.

eerste psalm: Psalm 15
U staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God (Heb. 12:22)

Een psalm van David.

HEER, wie mag gast zijn in uw tent,
wie mag wonen op uw heilige berg?

Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is,
wie oprecht de waarheid spreekt.
Hij doet aan lasterpraat niet mee,
hij benadeelt een ander niet
en drijft niet de spot met zijn naaste.

Hij veracht wie geen achting waard is,
maar eert wie ontzag heeft voor de HEER.
Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel,
voor een lening vraagt hij geen rente,
hij verraadt geen onschuldigen voor geld.

Wie zo doet, komt nooit ten val.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Wie doet wat goed is
mag wonen op uw heilige berg.

tweede antifoon

Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken.

tweede psalm: Psalm 17
Hij heeft tijdens zijn leven op aarde … gesmeekt en gebeden …, en werd verhoord (Heb. 5:7)

Een gebed van David.

Luister, HEER, ik vraag om recht,
luister naar mijn smeken,
hoor mijn gebed –
geen leugen komt over mijn lippen.
Laat van u het oordeel komen,
laat uw oog zien wat juist is.

Bezoekt u mij in de nacht
en beproeft en peilt u mijn hart,
u zult niets in mijn nadeel vinden,
geen kwaad kwam uit mijn mond.

Hoe de mensen ook leven,
ik houd mij aan het woord van uw lippen.
De weg van roof en geweld
heb ik altijd gemeden,
mijn voeten volgden uw spoor,
mijn stappen wankelden niet.

Ik roep tot u om hulp,
want u geeft mij antwoord.
Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken,
toon mij de wonderen van uw trouw.
Wie bij u schuilen redt u
van hun tegenstanders, met uw machtige hand.

Behoed mij als de appel van uw oog,
verberg mij in de schaduw van uw vleugels
voor de goddelozen die mij geweld aandoen,
voor de vijanden die mij naar het leven staan.

Hun hart is gevoelloos en gesloten,
hun mond spreekt hoogmoedige taal.
Ze sluiten mij in waar ik mijn voeten ook zet,
ze houden mij in het oog en hopen op mijn val.
Mijn vijand is een leeuw, belust op prooi,
een roofdier dat zich schuilhoudt.

Sta op, HEER,
ga op hem af en druk hem tegen de grond.
Laat uw zwaard mij bevrijden van de goddelozen,
uw hand, HEER, mij verlossen van die mannen
des doods, die leven voor kortstondig gewin.

Ze mogen hun buik vullen met de straf die hun toekomt,
ze mogen hun kinderen ermee verzadigen,
hun kleinkinderen geven wat ervan overschiet.
Laat mij, recht gedaan, uw gelaat aanschouwen,
bij het ontwaken mij verzadigen aan uw beeld.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken.

derde antifoon

Hoog wil ik u prijzen, HEER, want u hebt mij gered.

derde psalm: Psalm 30
Na zijn glorievolle verrijzenis zegt Christus dank aan de Vader (Cassiodorus)

Een psalm. Een lied bij de inwijding van de tempel. Van David.

Hoog wil ik u prijzen, Heer, want u hebt mij gered
en mijn vijand geen reden gegeven tot vreugde.
HEER, mijn God, ik riep tot u
om hulp en u hebt mij genezen.
HEER, u trok mij uit het dodenrijk omhoog,
ik daalde af in het graf, maar u hield mij in leven.

Zing voor de HEER, allen die hem trouw zijn,
loof zijn heilige naam.
Zijn woede duurt een oogwenk,
zijn liefde een leven lang,
met tranen slapen we ’s avonds in,
’s morgens staan we juichend op.

In mijn overmoed dacht ik:
Nooit zal ik wankelen.
HEER, u had mij lief en ik stond als een machtige berg,
u verborg uw gelaat en ik bezweek van angst.

U, HEER, roep ik aan,
u, Heer, smeek ik om genade.
Wat baat het u als ik sterf,
als ik afdaal in het graf?
Kan het stof u soms loven
en getuigen van uw trouw?

Luister, HEER, en toon uw genade,
Heer, kom mij te hulp.
U hebt mijn klacht veranderd in een dans,
mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.
Mijn ziel zal voor u zingen en niet zwijgen.
HEER, mijn God, u wil ik eeuwig loven.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Hoog wil ik u prijzen, HEER, want u hebt mij gered.

vers

Bevrijd mijn ziel van het zwaard,
mijn leven uit de greep van die honden.

korte stilte

zegen

God ontsteke in ons het vuur van zijn liefde.

eerste lezing: Jeremia 2:2-6a

‘Roep Jeruzalem toe: Dit zegt de HEER: Ik weet nog hoe je me liefhad in je jeugd, van me hield als mijn bruid, hoe je me volgde door de woestijn, dat land waar niet wordt gezaaid. Israël is aan de HEER gewijd, het is de eerste vrucht van zijn oogst. Wie het verslindt, laadt schuld op zich, hij wordt door onheil getroffen – spreekt de HEER. Luister naar de woorden van de HEER, volk van Jakob. Stammen van Israël, luister allemaal! Dit zegt de HEER: Welk onrecht heb ik jullie voorouders gedaan dat ze mij hebben verlaten, dat ze achter nietige goden aan liepen en zelf nietswaardig werden? Zij zeiden niet: “Waar is de HEER, die ons uit Egypte heeft bevrijd, die ons heeft geleid door de woestijn?”’

eerste responsorie

HEER, hoe talrijk zijn mijn belagers, velen vallen mij aan, velen zeggen van mij: ‘God zal hem niet redden.’ Sta op, HEER, en red mij, God.
Laat mijn vijand niet roepen: ‘Ik heb hem verslagen,’ mijn belagers niet juichen omdat ik bezwijk.

tweede lezing: Jeremia 2:7-8a.11-13

Ik leidde jullie naar een land vol boomgaarden, een rijke oogst aan vruchten wachtte jullie daar. Jullie kwamen er – en bezoedelden mijn bezit, mijn eigen land werd mij een gruwel. De priesters zeiden niet: “Waar is de HEER?” De hoeders van de wetten kenden mij niet. De herders kwamen tegen mij in opstand. Heeft ooit een volk zijn goden ingeruild? En goden zijn het nog niet eens! Maar mijn volk heeft zijn eer verruild voor iets dat geen hulp bieden kan. Hemel, wees ontzet! Huiver, sidder en beef! – spreekt de HEER. Twee wandaden heeft mijn volk begaan: het heeft mij verlaten, de bron van levend water, en het heeft waterkelders uitgehouwen, kelders vol scheuren, waarin het water niet blijft staan.

tweede responsorie

Hoe lang nog houdt mijn vijand de overhand? Zie mij, antwoord mij, HEER, mijn God!
Mijn belagers juichen omdat ik bezwijk. Maar ik vertrouw op uw liefde.

derde lezing: Ambrosius, bisschop van Milaan (340-397), De Spiritu Sancto Lib. I, c. 16 n. 157 + 160 + 161
‘Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft.’ Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen.

De heilige Geest is een rivier, en wel een machtige rivier die van Jezus uitgaat en over de hele wereld stroomt, zoals de profetie zegt die we van Jesaja hoorden. Een machtige rivier is het, die steeds stroomt en nooit droogvalt. En niet alleen de rivier is machtig, maar ook het geweld van zijn water het geluid van zijn bruisen, waar David van zong: ‘Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God’. Stel u eender welke rivier voor: steeds ontspringt hij uit een bron en die heeft dezelfde natuur en dezelfde luister en gratie als de rivier. Net zo heeft ook de heilige Geest dezelfde natuur als de Zoon van God en God de Vader, dezelfde helderheid en dezelfde gratie. Laat me u een juiste samenvatting geven van de eenheid van Gods kracht. Dan verwacht ik ook geen vraag meer over het verschil in grootheid. Want ook op dit punt heeft de Schrift voor ons gezorgd. Gods Zoon zegt immers: ‘Wie het water drinkt dat ik hem geef — het zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ Deze bron nu is de rivier van geestelijke genade die opwelt uit de bron van het leven. Ook de heilige Geest is dus de bron van het leven. En wie zou er dan nog aan twijfelen dat de Zoon van God, van wie rivieren van eeuwig leven uitgaan, de rivier van het leven is?

derde responsorie

Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! Je zult zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt.
Ik zal water uitgieten op dorstige grond, waterstromen over het droge land. Ik zal mijn geest uitgieten over je nazaten en mijn zegen over je telgen.

Lofzang

U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader, eert heel de aarde.
Tot U roepen alle engelen,
tot U de hemelen en alle machten.
Tot U roepen cherubs en serafs,
die zonder ophouden zingen:
Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw grote heerlijkheid. —

U looft het roemvol koor der apostelen,
U het lofwaardig getal der profeten.
U looft de blanke stoet der martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven,
U, heilige Geest, de Vertrooster. —

U, Christus, Koning der glorie,
U bent de eeuwige Zoon van de Vader.
U, die om de mens verlossing te brengen,
geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd.
U, die de prikkel van de dood hebt overwonnen
en voor de gelovigen het hemels rijk heb geopend,
U zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader.
U zult als rechter komen, zoals wij geloven.
U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp
die U door uw kostbaar bloed hebt gered.
Laat ons geteld worden onder uw heiligen
in de eeuwige heerlijkheid. —

Red, Heer, uw volk en zegen uw erfdeel,
hoed hen en draag hen voor immer.
U willen wij prijzen, iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons,
zoals ons vertrouwen uitgaat naar U.
O U, Heer, is onze hoop gevestigd,
beschaam ons niet in eeuwigheid.

slotgebeden

Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

HEER, hoor mijn gebed,
laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Geloofd zij Jezus, onze Verlosser, die ons door zijn dood de weg naar het heil heeft gewezen. Laat ons bidden: Heer, leid uw volk op de goede weg.
Barmhartige Heer, U hebt ons door de doop nieuw leven geschonken; laat ons steeds meer op U lijken.
Laat ons vandaag vreugde brengen aan hen die in nood zijn; geef dat wij U vinden als wij hen helpen.
Schenk ons kracht om te doen wat in uw ogen goed is en juist; geef dat wij U steeds zoeken met heel ons hart.
Vergeef wat wij misdeden tegen de eenheid van uw volk; help ons eensgezind te leven met elkaar.

Ik bid U…

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.