Vierde zondag van de advent – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast u mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe.

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

Van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.
Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

‘Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

De Heer is al vlakbij,
kom, laten wij hem aanbidden.

hymne: Verbum supernum prodiens

O heilig Woord, der hemelen Heer,
Gij daalt uit ’s Vaders licht terneer.
Gij wordt een mens die met ons zijt
in ’t wentelen van de wereldtijd.

Maak Gij ons, Heer, weer licht en goed,
verteer ons met uw liefdegloed.
De boodschap klinkt, het heil breekt aan,
het kwade wordt teniet gedaan.

En keert Gij eens als rechter weer,
dan peilt Gij onze harten, Heer,
vergeldt Gij het verborgen kwaad,
beloont Gij elke goede daad.

Laat ons dan niet van angst vergaan
om al het kwaad door ons gedaan,
maar eeuwig schuldeloos en rein
met alle heiligen zalig zijn.

U, koning Christus, onze Heer,
zij met de Vader lof en eer,
en met de Geest die troost en leidt,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.

eerste antifoon

Zie, de Koning zal komen met macht en majesteit;
hij zal de volkeren verlossen, halleluja.

eerste psalm: Psalm 1 — De twee wegen van de mens
Gelukkig zijn wie vertrouwen op het kruis en afdalen in het doopwater (Brief van Barnabas).

Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
maar vreugde vindt in de wet van de HEER
en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

Hij zal zijn als een boom,
geplant aan stromend water.
Op tijd draagt hij vrucht,
zijn bladeren verdorren niet.
Alles wat hij doet komt tot bloei.

Zo niet de wettelozen!
Zij zijn als kaf
dat verwaait in de wind.

Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,
zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.
De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,
de weg van de wettelozen loopt dood.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Zie, de Koning zal komen met macht en majesteit;
hij zal de volkeren verlossen, halleluja.

tweede antifoon

Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk.
Wees sterk en zeg: ‘Zie, onze God komt, hijzelf zal ons bevrijden.’

tweede psalm: Psalm 2 — De Messias is koning en overwinnaar
Ze hebben samengespannen tegen Jezus, uw heilige dienaar, die door u is gezalfd (Hand. 4:27).

Waartoe leidt het woeden van de volken,
het rumoer van de naties? Tot niets.
De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde:
‘Wij moeten hun juk afwerpen,
ons van hun boeien bevrijden.’

Die in de hemel troont lacht,
de Heer spot met hen.
Dan spreekt hij tot hen in woede,
en zijn toorn verbijstert hen:
‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd,
op de Sion, mijn heilige berg.’

Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.
Hij sprak tot mij:
‘Jij bent mijn zoon,
ik heb je vandaag verwekt.
Vraag het mij
en ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.
Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,
ze stukslaan als een aarden pot.’

Daarom, koningen, wees verstandig,
wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.
Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,
breng hem bevend uw hulde.
Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,
anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood,
want bij het geringste ontsteekt hij in toorn.
Gelukkig wie schuilen bij hem.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk.
Wees sterk en zeg: ‘Zie, onze God komt, hijzelf zal ons bevrijden.’

derde antifoon

Verheug je allen en juich van vreugde, want onze God komt met zijn wraak.
Gods vergelding zal komen, hijzelf zal ons bevrijden.

derde psalm: Psalm 8 — De majesteit van God en de waardigheid van de mens
God heeft alles aan Jezus’ voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk (Ef. 1:22).

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

U die aan de hemel uw luister toont –
met de stemmen van kinderen en zuigelingen
bouwt u een macht op tegen uw vijanden
om hun wraak en verzet te breken.

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:

schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Verheug je allen en juich van vreugde, want onze God komt met zijn wraak.
Gods vergelding zal komen, hijzelf zal ons bevrijden.

vers

℣ Uit Sion verschijnt God in stralend licht.
℟ Hij komt, onze God, en zal niet zwijgen!

korte stilte

zegen

Moge God het vuur van zijn liefde aansteken in ons hart.

eerste lezing: Jesaja 49:14-18

Sion zegt: ‘De HEER heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? Zelfs al zou zij het vergeten, ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift, je muren staan mij steeds voor ogen. Je kinderen haasten zich terug naar huis, de vijand die je verwoestte en vernielde, trekt weg. Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe. Zo waar ik leef – spreekt de HEER –, je zult je met hen tooien, hen dragen zoals een bruid haar sieraden.

eerste responsorie

℟ Richt je op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij! Weet dat het koninkrijk van God nabij is!
℣ Kom, HEER, laat ons niet wachten, verlos uw volk van de last van zijn zonden.
℟ Richt je op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij! Weet dat het koninkrijk van God nabij is!

tweede lezing: Jesaja 49:19-23a

Je puinhopen, je verwoeste en vernielde land – weldra zal het te klein zijn voor al je bewoners, en je aartsvijand zal in de verte verdwijnen. Je dacht dat je je kinderen verloren had, maar eens zul je hen horen zeggen: ‘Het is ons hier te benauwd. Geef ons meer ruimte om te wonen.’ Je zegt bij jezelf: Wie zou mij die kinderen schenken? Ik heb toch geen kinderen? Ik ben onvruchtbaar, verbannen en verstoten. En wie zou hen grootbrengen? Ik ben alleen over – waar komen zij dan vandaan? Maar dit zegt God, de HEER: Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken, ik steek mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders. Koningen zullen je verzorgen, vorstinnen zullen je zogen.

tweede responsorie

℟ Jeruzalem, snel zal je redding komen. Waarom schreeuw je nu? Is je raadgever verdwenen, dat je ineenkrimpt van pijn? Ik zal je redden en ik zal je bevrijden, wees niet bang.
℣ Ik ben immers de HEER, je God, de Heilige van Israel, je bevrijder.
℟ Jeruzalem, snel zal je redding komen. Waarom schreeuw je nu? Is je raadgever verdwenen, dat je ineenkrimpt van pijn? Ik zal je redden en ik zal je bevrijden, wees niet bang.

derde lezing: Leo de Grote, bisschop van Rome (?-461), De Jejunio decimi mensis Sermo 1, c. 1
Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4:19).

Vormen wij ons, mijn dierbaren, overeenkomstig ons geloof en ons verstand een begrip over dat eerste ogenblik van onze schepping, dan zien we dat de mens tot Gods beeld is geschapen, omdat hij zijn Schepper moet navolgen, en dat de waardigheid die aan ons geslacht van nature werd geschonken, hierin bestaat, dat de gestalte van Gods goedheid zich in ons als in een spiegel weerkaatst. Daartoe herstelt ons dan ook dagelijks de genade van de Verlosser, zodat hetgeen in de eerste Adam viel, in de tweede wordt opgericht. De oorzaak van ons herstel is enkel en alleen de barmhartigheid van God, die we niet zouden liefhebben als hij ons niet eerst had liefgehad en de duisternis van onze onwetendheid had verdreven door het licht van zijn waarheid. Dit heeft de Heer door de mond van Jesaja voorspelt toen hij sprak: ‘Blinden laat ik gaan over onbekende wegen, op paden die ze niet kennen voer ik hen. Duisternis verander ik in licht, ruig land maak ik vlak. Ja, deze dingen zal ik doen, niets daarvan zal ik nalaten.’

derde responsorie

℟ Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij —: al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.
℣ Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer.
℟ Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij —: al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.
℣ Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
℟ Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij —: al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.

slotgebeden

℣ Heer, ontferm u over ons.
℟ Christus, ontferm u over ons.
℣ Heer, ontferm u over ons.

℣ HEER, hoor mijn gebed,
℟ laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Laten wij de Rechter van levenden en doden aanroepen en hem zeggen: Kom, Heer Jezus.
Christus, onze Heer, u bent gekomen om de zondaars te redden; bescherm ons tegen de verleiding van het kwaad.
U zult komen oordelen levenden en doden; toon ons uw macht en red ons.
Laat ons met heel ons hart doen wat u verlangt; richt al ons doen en laten op uw komst.
U die gezegend bent in eeuwigheid, leer ons sober en rechtvaardig te leven; laat ons uitzien naar de openbaring van uw heerlijkheid.

Ik bid u, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.