Tweeëntwintigste zondag door het jaar – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast U mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de Heer,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe,
van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de Heer, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Kom, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.

hymne: Primo die, quo Trinitas

De dag, de eerste in de tijd,
dat God het al geschapen heeft,
dat onze Schepper zelf herleeft,
ons uit de greep des doods bevrijdt.

Die dag nog vóór het morgenrood
verrijzen wij uit slaap en nacht
en bidden God met grote kracht,
zoals ons de profeet gebood.

Dat Hij ons hoort en neemt ons aan
en leidt ons aan zijn rechterhand
gereinigd, naar het zalig land
waar reeds voor ons de zetels staan.

Opdat Hij ons die Hem tot lof
op de welaangename tijd
de psalmen zingen, straks verblijdt
en schenkt zijn heil in ’t hemelhof.

O trouwe Vader, sta ons bij,
en Zoon, de Vader gans gelijk,
en Geest die heerst in ’t hemelrijk
oneindig is uw heerschappij.

eerste antifoon

Gelukkig de mens die zich verdiept
in de wet van de HEER.

eerste psalm: Psalm 1 — De twee wegen van de mens
Gelukkig zijn wie vertrouwen op het kruis en afdalen in het doopwater (Brief van Barnabas).

Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
maar vreugde vindt in de wet van de HEER
en zich verdiept in zijn wet, dag en nach