Metten van vrijdag 25 maart 2011

Ochtendgebed van de tweede vrijdag in de veertigdagentijd

korte stilte

uitnodiging

Heer, open mijn lippen,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.
God, kom mij te hulp,
Heer, haast U mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen..

psalm bij de uitnodiging (95)
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe,
van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Laat het niet vergeefs zijn dat je vroeg opstaat,
want aan wie waken beloofde de Heer een kroon.

hymne: Ex more docti mystico

Laat ons naar heilig, oud gebruik
weer vieren deze vastentijd,
die in zijn kringloop, welbekend,
van veertig dagen, ons omsluit.

Wet en profeten zijn hierin
vanouds als voorbeeld voorgegaan,
tot Christus hem geheiligd heeft,
de Vorst die alle tijden schiep.

Laat ons nu sober zijn in spijs,
in drank, in ‘t spreken en in  rust.
Laat ons nu waken voor de Heer,
volhardend bidden, dag en nacht.

Laat ons vermijden al wat schaadt,
wat onze geest te gronde richt,
zodat wij wijken nimmermeer
voor de tiran die ons belaagt.

Verhoor ons, nooit volprezen God,
drievoudig, één en onverdeeld:
geef, dat ons rijk aan vruchten wordt
de heilige tijd die U ons geeft.

Laten wij tot de Rechter gaan
en smeken voor zijn zetel staan,
Hem biddend in de morgenstond
en het betuigen met de mond:

Wij zondigden, ja wij, o Heer,
tegen uw goedheid telkens weer,
zie op ons in barmhartigheid,
o God, die vol ontferming zijt.

Gedenk dat wij de uwen zijn,
uw schepselen, hoezeer onrein,
geef, bidden wij, uw naam, uw eer
niet aan een ander prijs, o Heer.

Was af ons kwaad en onze schuld,
maak ons van ‘t goede meer vervuld,
omdat het hart dat naar U vraagt,
U nu en altijd meer behaagt.

Geef, zalige Drievuldigheid,
die één van hart en wezen zijt,
dat voor ons rijke vruchten brengt
de boetetijd die U ons schenkt. Amen.

eerste antifoon

Hoe lang nog, HEER! Bent u voor eeuwig verbolgen?

eerste psalm: Psalm 79:1-8
Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen!

Een psalm van Asaf.

God, vreemde volken hebben uw land bezet,
uw heilige tempel geschonden
en Jeruzalem in puin veranderd.
De lijken van uw dienaren lieten zij liggen
als aas voor de vogels van de hemel,
het vlees van uw getrouwen als voedsel
voor de wilde dieren op aarde.

Hun bloed werd als water vergoten
rond Jeruzalem – en niemand die hen begroef.
Gehoond worden wij door onze naburen,
beschimpt en bespot door de volken rondom.

Hoe lang nog, HEER! Bent u voor eeuwig verbolgen?
Hoe lang blijft uw woede branden?
Stort uw toorn uit over de volken die u niet kennen,
over de koninkrijken die uw naam niet aanroepen,
want zij hebben Jakob verslonden
en zijn woonplaats verwoest.

Reken ons de zonden van vroeger niet aan,
toon erbarmen en haast u, want onze ellende is groot,

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Hoe lang nog, HEER! Bent u voor eeuwig verbolgen?

tweede antifoon

Help ons, God, red ons en bedek onze zonden.

tweede psalm: Psalm 79:9-13
Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen!

Help ons, God, bevrijd ons, tot eer van uw roemrijke naam,
red ons en bedek onze zonden, omwille van uw naam.

Waarom mogen de volken zeggen: ‘Waar is nu hun God?’
Laat de volken weten, laat ons het zien,
dat het bloed van uw dienaren wordt gewroken.
Laat het zuchten van uw geknechte volk u bereiken,
machtig is uw arm: houd in leven wie ten dode zijn gedoemd.

Straf de volken rondom ons zevenvoudig
voor de smaad die zij u hebben aangedaan, Heer!
Wij zijn uw volk, de kudde die u hoedt,
wij zullen u prijzen tot in eeuwigheid,
van geslacht op geslacht verhalen van uw roem.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Help ons, God, red ons en bedek onze zonden.

derde antifoon

Ik ben de HEER, je God, die je wegleidde uit Egypte.

derde psalm: Psalm 81
Zorg ervoor dat er onder u niemand zo’n slechte en trouweloze gezindheid heeft.

Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Van Asaf.

Jubel voor God, onze sterkte,
juich voor de God van Jakob,
zing een lied en sla de tamboerijn,
speel op de harp en de lieflijke lier,
blaas op de ramshoorn bij nieuwemaan
en bij vollemaan voor onze feestdag,

want dat is een opdracht aan Israël,
een voorschrift van Jakobs God.
Daartoe verplichtte hij Jozef,
toen hij optrok tegen Egypte.

Onvermoede woorden hoor ik zeggen:
‘Ik nam de last van je schouder,
je hand raakte geen draagkorf meer aan.
Riep je om hulp, ik redde uit de nood
en gaf antwoord uit het duister van de donder.
Ik stelde je op de proef bij het water van Meriba: sela

“Hoor, mijn volk, ik moet je vermanen,
Israël, luister naar mij.
Laat geen andere god bij je toe,
buig je niet voor een vreemde god,
ik ben de HEER, je God,
die je wegleidde uit Egypte –
open wijd je mond, ik zal hem vullen.”

Maar mijn volk luisterde niet,
Israël wilde niet van mij weten.
Toen liet ik hen begaan,
koppig volgden zij hun eigen inzicht.

Ach, wilde mijn volk maar horen,
wilde Israël mijn wegen maar volgen.
Spoedig zou ik zijn vijanden vernederen,
zou mijn hand zich keren tegen zijn belagers.

Wie de HEER haten, zouden kruipen voor zijn volk,
dat zou voor altijd hun lot zijn.
Maar Israël zou hij voeden met de edelste tarwe –
ja, jou zou ik spijzigen met honing uit de rots.’

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Ik ben de HEER, je God, die je wegleidde uit Egypte.

vers

Hij zal je beschermen met zijn vleugels,
onder zijn wieken vind je een toevlucht.

korte stilte

zegen

God ontsteke in ons het vuur van zijn liefde.

eerste lezing: Exodus 19:3-6

Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’

eerste responsorie

Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.
Eens was u geen volk, nu bent u Gods volk; eens viel Gods ontferming u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken.

tweede lezing: Exodus 19:16-19

Op de derde dag, bij het aanbreken van de morgen, begon het te donderen en te bliksemen, er hing een dreigende wolk boven de berg, en zeer luid weerklonk het geschal van een ramshoorn. Iedereen in het kamp beefde. Mozes leidde het volk het kamp uit, God tegemoet. Aan de voet van de berg bleven ze staan. De Sinaï was volledig in rook gehuld, want de HEER was daarop neergedaald in vuur. De rook steeg op als de rook uit een smeltoven, en de berg trilde hevig. Het geschal van de ramshoorn werd luider en luider. Mozes sprak, en God antwoordde met geweldig stemgeluid.

tweede responsorie

God, toen u optrok aan het hoofd van uw volk, toen u voortschreed door de woestijn, beefde de aarde, en water stortte uit de hemel toen God verscheen, de heerser van de Sinaï, toen God verscheen, de God van Israël.
U liet een milde regen neerdalen, God, en schonk uw uitgeput land nieuwe kracht. Uw kleine kudde ging er wonen, in uw goedheid, God, gaf u het aan de zwakken.

derde lezing: Hilarius van Poitiers (315-368), Commentarius in Matthaeum, c. 22,1-2
Een man [huisvader, pater familias] legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers

Onder deze huisvader verstaan we God de vader, die zijn volk Israël had geplant om er de beste vruchten van te oogsten. Door de geheiligde naam van hun voorvaderen, dat wil zeggen door de adel van Abraham, Izaäk en Jakob, had Hij hen omsloten met een omheining die hen op bijzondere wijze moest beschutten. Ook had Hij profeten gegeven als het ware als wijnpersen waarin de gloeiende volheid van de heilige Geest als jonge wijn zou overvloeien. Zijn verheven wet had Hij opgetrokken als een toren die van de aarde opsteeg tot in de hemel, van waaruit men kon uitzien naar de komst van Christus. In de wijnbouwers zien we echter het beeld van de hogepriesters en Farizeeën, aan wie het leergezag over het volk was toevertrouwd. De zoon die tenslotte wordt gezonden verbeeldt de komst en het lijden van onze Heer, die door zijn veroordeling buiten Jeruzalem als het ware de wijngaard uit gegooid werd. Maar het plan van de wijnbouwers: Laten we hem doden, dan is de erfenis van ons, staat voor de ijdele hoop van de hogepriesters en Farizeeën de glorie van de wet overeind te kunnen houden door Christus te doden. Maar de Zoon is de steen die de bouwlieden hebben verworpen. Hij is opgericht als de hoeksteen, een wonder in aller ogen, die als een zijvleugel van het hoofdgebouw de heidenen verbindt met de wet.

derde responsorie

Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken,” en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem.
Daarom heeft ook Jezus, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de stadspoort geleden.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,

zoals het was in het begin en nu en altijd

en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Lofzang

U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader, eert heel de aarde.
Tot U roepen alle engelen,
tot U de hemelen en alle machten.
Tot U roepen cherubs en serafs,
die zonder ophouden zingen:
Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw grote heerlijkheid. —

U looft het roemvol koor der apostelen,
U het lofwaardig getal der profeten.
U looft de blanke stoet der martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven,
U, heilige Geest, de Vertrooster. —

U, Christus, Koning der glorie,
U bent de eeuwige Zoon van de Vader.
U, die om de mens verlossing te brengen,
geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd.
U, die de prikkel van de dood hebt overwonnen
en voor de gelovigen het hemels rijk heb geopend,
U zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader.
U zult als rechter komen, zoals wij geloven.
U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp
die U door uw kostbaar bloed hebt gered.
Laat ons geteld worden onder uw heiligen
in de eeuwige heerlijkheid. —

Red, Heer, uw volk en zegen uw erfdeel,
hoed hen en draag hen voor immer.
U willen wij prijzen, iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons,
zoals ons vertrouwen uitgaat naar U.
O U, Heer, is onze hoop gevestigd,
beschaam ons niet in eeuwigheid.

slotgebeden

Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

HEER, hoor mijn gebed,
laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Wenden wij ons tot Christus, die ons door zijn dood en verrijzenis heeft verlost, en bidden wij: Heer, ontferm U over ons.
Heer, U bent opgegaan naar Jeruzalem om te lijden en zo uw heerlijkheid binnen te gaan; breng uw kerk tot het eeuwig paasfeest.
U bent aan het kruis geheven en gewond door de lans van een soldaat; genees de wonden in ons bestaan.
U hebt uw kruis opgericht als een levensboom; schenk zijn vruchten aan alle gedoopten.
U hebt aan het kruis de goede moordenaar vergeven; wees ons zondaars genadig.

Ik bid U, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.