Jezus leeft!

Preek over Lucas 24:13-35

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Liedboek 215
gebod met Kolossenzen 3:1-17
zingen: NGK 109,1.2
gebed
Schriftlezing Lucas 24:1-12
zingen: NGK 96,1-3
Schriftlezing Lucas 24:13-24
zingen: NGK 96,4-6
lezen Lucas 24:25-35
zingen: NGK 96,7-9
preek over Lucas 24:13-35
zingen: Liedboek 72
gebed
inzameling gaven
zingen: Opwekking 430
zegen

Twee mensen lopen van Jeruzalem naar Emmaüs. Ze zijn druk met elkaar in gesprek. Daar hebben ze ook alle tijd voor. Het is ongeveer net zover als van hier naar ’s-Graveland, ruim elf kilometer, goed 2 à 3 uur lopen. Wie ze zijn is niet zeker. Eén van hen heet Kleopas. Als dat dezelfde is als de Klopas uit een ander evangelie zouden deze twee best man en vrouw geweest kunnen zijn: Kleopas en Maria. Kennelijk gaan ze naar huis.

Het waren leerlingen van Jezus en het was die eerste zondag, paaszondag. Maar ze geloofden niets van wat er die vroege morgen gebeurd was, niets van de opstanding van Jezus. Ze hadden er wel van gehoord, maar waren er alleen maar door in de war gebracht. Ze wisten wel alles van Jezus kruisiging en begrafenis. Maria van Kleopas had bij het kruis gestaan, samen waren ze leerlingen van Jezus en nauw bij Hem betrokken. Onderweg spraken ze de afgelopen dagen nog eens door. Er was veel te bespreken. Ze waren er vol van. Maar ze waren niet blij. Eerder moedeloos en ontgoocheld.

Want Jezus was naar Jeruzalem gekomen, en zij hadden gedacht dat Hij Israël verlossen zou. Hij was een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Jezus had gepredikt, verteld, veel mensen genezen en wonderen en tekenen gedaan. Eerst in Galilea, ver van Jeruzalem, op onze landkaart ergens in het lege niets achter Groningen. Maar toen was Hij gekomen, over Jericho naar Jeruzalem. En ze hadden gedacht dat het nu gebeuren zou. God zou Hem helpen, en Jezus zou Israël helpen. En alles zou gebeuren wat de profeten gesproken hadden. Israël zou bevrijd worden van heidense overheersing, vrij om God in vrede en heiligheid te dienen. Israël zou het volk van God zijn. En alle heidenen zouden het zien en erkennen dat Israëls God de God van de hele wereld was.

Maar Jezus was gekruisigd. En dat had al hun hoop de bodem ingeslagen. Als Jezus degene was geweest die Israël zou bevrijden, de Messias, dan zou het net omgekeerd moeten zijn gegaan: Hij had die heidense Romeinen moeten verslaan. Nu was hij gestorven onder hun handen. En Hij lag al twee dagen in het graf. Hun hoop was kapot, hun verlangen lag in puin. En nu lopen ze daar te praten over Jezus, over hoe mooi het had kunnen zijn, over wat Jezus had kunnen doen, over wat ze van Hem verwacht hadden en over nog veel meer.

Dan komt er iemand naast hen lopen. Ze praten over Jezus, maar ze herkennen Hem niet. Ze waren intens betrokken geweest bij Jezus en waar hun hart vol van is, daarvan loopt hun mond over. Maar hun verdriet maakt hen blind, de tranen vertroebelen hun blik. De man vraagt hen: waar loopt u toch over te praten? Ze blijven somber staan en Kleopas schiet behoorlijk uit zijn slof: Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is? Of Jezus het niet wist? Hij die zelf gekruisigd was?

Maar Jezus vraagt door: Wat dan? En ze vertellen hun verhaal, over Jezus, over de hogepriesters en leiders, over het kruis. Jezus wist dat allemaal. Hij had het zelf ondergaan. Toch laat Hij hen vertellen. Zelf vertellen. Hij is op zoek naar hun hart. En een mensenhart moet zichzelf uiten. Je moet zelf zeggen wat je er zelf van denkt. Dat is onder mensen al zo. Wil er echt contact zijn, dan moet je zelf zeggen wat er op je hart is. Jezus wil dat ook. Hij laat hen helemaal uitspreken, helemaal tot ze al hun ongeloof en verdriet en verwarring hebben uitgesproken. De vrouwen, Petrus en de anderen, de engelen. Ze zeggen dat Hij leeft, maar Jezus zagen ze niet. — Zeggen ze tegen Jezus die ze niet zien.

Laten we daar even goed op letten. Misschien zit je hier ook wel met allerlei vragen en verwarring en is iets als dat Jezus uit de dood zou zijn opgestaan wel volstrekt onvoorstelbaar voor je. Het was voor deze twee — en trouwens voor alle leerlingen van Jezus — net zo onvoorstelbaar en verwarrend. De mensen waren twee duizend jaar geleden echt niet goedgeloviger dan nu. Geen Jood verwachtte iets als dit. En als mensen het dan toch beginnen te vertellen worden ze niet geloofd. Maar Jezus vraagt naar al die gedachten. Hij wil graag dat je ze allemaal uitspreekt tegen hem. Kun je zo doen in een gebed. Bid maar om antwoord en lees dan verder hier.

Want nu draait Jezus de rollen om. Niet Hij wist niet wat er gebeurd was. Deze leerlingen wisten het niet. Ze hadden alles meebeleefd, maar wisten niets van wat ze beleefd hadden. De zin, de betekenis was hun niet duidelijk. En ze hadden het wel kunnen weten, zegt Jezus. De Schriften, wat nu in de bijbel het Oude Testament heet, zijn er vol van. Maar ze hadden die geschriften niet begrepen. Net als iedereen in Israël in Jezus’ tijd hadden ze de bijbel gelezen, maar, om zo te zeggen, door de verkeerde kant van een verrekijker. Dan wordt alles klein en zie je de verbanden niet. Dan denk je dat het om Israël gaat, maar dan zie je niet dat het in Israël om alle mensen gaat. Dan denk je dat het gaat om bevrijding van mensenoverheersing, maar dan zie je niet dat het gaat om bevrijding van lijden, dood en schuld. Dan denk je dat het om macht gaat, maar dan zie je niet dat het om liefde gaat. Dan zie je niet dat het hele verhaal van Genesis tot Maleachi in onze bijbel vooruit wijst naar de vervulling dat Gods gezalfde Israëls lijden, en dus het lijden van de wereld, op zich neemt, sterft onder dat gewicht en dan nieuw opstaat als het begin van Gods nieuwe schepping. En Jezus keert al lopende met deze twee de verrekijker om en legt zo voor hen de bijbel open.

Jezus doet dat en straks zeggen ze dat hun hart brandde toen Hij dat deed. Hun verdrietige en moedeloze harten werden weer warm en hun ontgoocheling ontvlamde in nieuwe hoop. Ook daar moeten we goed op letten, denk ik. Want als je met allerlei vragen en verwarring en ongeloof of nog-niet-geloof in je eentje of alleen met een paar mensen in de bijbel gaat lezen, dan wordt dat zomaar een grote teleurstelling. Best veel mensen hebben die ervaring, ook in de kerk. De bijbel gaat pas echt tot je hart spreken als je zelf wat in je hart leeft hebt uitgesproken tegen Jezus en Hem vervolgens bidt om zijn aanwezigheid, zijn sturing en zijn correcties bij je lezen van de bijbel. Pas als de levende Heer je leraar wordt komt het via de bijbel tot een gesprek van hart tot hart.

En dan nog, trouwens, het mag best opvallen dat deze twee ook na Jezus onderwijs niet zien dat het Jezus zelf is. Al pratend zijn ze bij Emmaüs aangekomen. De reis is hun vast niet lang meer gevallen. Ze dringen er wel sterk op aan dat de onbekende bij hen blijft overnachten. En Jezus doet dat. Dan, bij de maaltijd, neem Hij het brood, spreekt het zegengebed uit, breekt het en geeft het hun. En dan worden hun ogen geopend en herkennen ze Hem. Mensen leven niet van woorden, ook niet van bijbelwoorden alleen. De werkelijkheid waar het in die woorden om gaat dringt zo vaak pas echt tot ons door als we ze doen of als we iets doen. Jezus heeft het ook niet alleen bij woorden gelaten. Al vóór zijn kruisdood had Hij de maaltijd van het avondmaal ingesteld. Bij het brood met zo precies dezelfde handeling dat het duidelijk is dat Lucas er hier naar verwijst. Dat Jezus leeft en werkelijk aanwezig is, hoe vaak dringt het ook tot ons niet pas echt door als we brood en wijn krijgen aangereikt in de gemeente?

Maar er is nog meer hier. Net had ik het er even over dat Jezus deze leerlingen leert door de goede kant van de verrekijker naar de bijbel te kijken. Als we dat beeld nu eens wat oprekken en door een verrekijker helemaal naar het begin van de bijbel terug kijken. Dan zien we ook een echt­paar, en zien ook eten. Laten we zeggen de eers­te maaltijd van de schepping. Ze staan bij een boom en de vrouw plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merksten ze dat ze naakt waren (Genesis 3,6.7). Dat is het verhaal van het begin van de ellende van het menselijk ras. De dood zelf begint hier, en de hele schepping wordt er onderworpen aan verval, zinloosheid en verdriet.

En nu beschrijft Lucas hier de eerste maaltijd van de nieuwe schepping. Jezus nam het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem. Ze ontdekken dat de oude vloek is gebroken. De dood zelf is verslagen. Gods nieuwe schepping, overvol van leven en vreugde en nieuwe mogelijkheden is hier, midden in onze wereld, in Jezus zelf. Jezus leeft! Nieuw, op een nieuwe manier, als eerste van Gods nieuwe schepping. Hij is, om zo te zeggen, niet maar de dood in gegaan en er aan deze kant weer uitgekomen, alsof Hij geslapen had en weer wakker werd. Hij is er aan de andere kant van de dood weer uitgekomen. Hij heeft de doodlopende weg geopend en leeft nu, werkelijk en fysiek, in de meerdimensionele werkelijkheid van God.

Bij de leerlingen hier wordt Hij onttrokken aan hun blik. Ze zien Hem niet meer. Ze hebben Hem gezien. En Hij leeft! Halsoverkop gaan ze terug naar Jeruzalem. Weer gaan ze over Jezus spreken. Maar nu totaal anders: met blijdschap. En als ze bij de andere leerlingen terug zijn blijkt Jezus ook daar te zijn geweest. En zo meteen komt Hij weer. De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt! Ze vertellen en ze praten, eindeloos, over Jezus. Samen met alle leerlingen zijn ze dat blijven doen ook. Op een gegeven moment heeft Lucas er een en ander van opgeschreven. En nog anderen ook. Eindeloos is het doorverteld: Jezus leeft! Wij hebben Hem gezien, en ervaren. De dood is het einde niet. Hij staat open. En Gods nieuwe schepping komt.

En zo gaat het nog steeds, nietwaar? Leerlingen van Jezus kun je er aan herkennen, dat ze praten over Hem, over wie Hij is, over wat ze van Hem meemaken, over wat ze allemaal te hopen en te verwachten hebben van Hem. En je kunt ze eraan herkennen dat ze nog steeds samen het brood delen in Jezus naam. Dat samen maakt een gemeenschap waarin je kunt merken, kunt ervaren dat Jezus werkelijk leeft. Laten we bidden dat we zo metterdaad christenen kunnen zijn, om te beginnen met Lied 72. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 27 maart 2005
Amersfoort-W, 3 april 2005
Utrecht-C, 3 april 2005

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *