Jezus de koning-koopman zoekt jou

Preek over Openbaring 3:20

orde morgendienst
welkom
votum en groet
gebed
zingen: Psalm 95,1-3
zingen: Opwekking 548
zingen: Liedboek 329
Schriftlezing Openbaring 3:14-22
preek over Openbaring 3:20
luisteren: Falling in love (Kees Kraaijenoord)
lezen Matteüs 22:37-40 en Tien Geboden
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Psalmen voor Nu 23
zegen

Nee, we gaan het vanmorgen niet hebben over de vraag of de traditionele kerk in het algemeen en de Tituskapel in het bijzonder iets van die gemeente in Laodicea heeft. Misschien is dat best zo. Ik zal zo tussen de regels door de schoen wel zover openhouden dat wie hem past hem aan kan trekken. Maar echt interessant is dat niet. Het meeste wat ik lees over lauwe kerken of christenen heeft niet veel van de tekst begrepen en bovendien heeft de Heer van de kerk ons ergens aangeraden niet te oordelen, omdat we dan zelf wel eens de pineut konden worden. Ik wil vanmorgen eens met u kijken naar die Heer van de kerk, naar Jezus Christus zelf, en naar één van die merkwaardige manieren waarop hij zichzelf aan ons laat zien.

Want merkwaardig vind ik het hier wel, in Openbaring 3. Moet je je voorstellen hier vanmorgen. Wij zitten allemaal lekker op onze stoelen, binnen. We kerken wat. En dan wordt er geklopt, laten we zeggen hier aan de zijdeur, dat valt wat meer op. We horen een stem: Hallo, hier de Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping. Ik weet wel wat jullie aan het doen zijn. Jullie zijn van die vreselijke Amsterdammers. Amsterdam heeft het, en jullie ook natuurlijk. Maar eigenlijk heeft Amsterdam alleen maar een grote mond, en jullie ook. Verder stelt het niks voor. Tip: koop van mij eens iets waar je echt wat aan hebt. Breek met het leven dat je nu leidt en zet je eens echt in voor wat goeds. Hallo, horen jullie me? Als iemand de deur open doet kom ik binnen, dan gaan we samen eten, ik met hem en hij met mij. Als je het volhoudt goed te doen zul je samen met mij regeren. Nou ja. En als een paar mensen omlopen, door de hoofduitgang, zien ze een maar al te gewone man staan, een handelsreiziger, koopman. Hij staat voor de deur en klopt aan.

Zo iets kun je hier in Openbaring 3 zien gebeuren, tussen Jezus en een gemeente in Klein-Azië. Jezus klopt aan bij de gemeente van Laodicea en zegt iets wat neerkomt op ongeveer zo’n verhaal. Ik moet zeggen: ik vind het uiterst merkwaardig. Laten we het eens wat uitwerken. Ik denk dat we dan tegelijk iets leren over hoe Jezus, de koning-koopman, mensen zoekt. Ik loop de traditionele drie dingen bij langs. Jezus ontmaskert de mensen die hij aanspreekt, hij biedt ze aan wat ze nodig hebben (goud, kleren en ogenzalf), en als ze willen viert hij feest met ze.

Ik weet wat jullie aan het doen zijn, zegt Jezus. Jullie denken dat het goed gaat met jullie, maar dat is niet zo. Jullie denken dat jullie kerk zijn, maar jullie doen er niet naar. Jullie leiden een leven waar niets van uit gaat, een typisch Laodicea-leven. Het is met jullie net als met het water in Laodicea en omgeving. Jullie zijn niet koud, verfrissend, gezond, leven gevend drinkwater zoals in Kolosse. Jullie zijn ook niet warm, genezend, herstellend badwater zoals in Hierapolis. Nee, jullie zijn lauw, zoals dat via een lang aquaduct aangevoerde lauwe, afgekoelde water van Laodicea, dat niet te drinken is, zoals jullie wel weten. Het getuigenis van jullie leven verfrist niet, lest de dorst van de mensen niet, en het geneest ook niet, als een warm bad. Het heeft geen effect, is waardeloos.

Niemand onderscheidt jullie ook van de rest van Laodicea. Tevreden en zelfvoldaan, rijk en van alles voorzien, dat zijn jullie ook. Onderdeel van een stad die een knooppunt van handelswegen was, waar een bloeiende kleding-industrie was, en die trots was op haar medische opleiding en genezende ogenzalf. Je kunt je aan de deur van deze gemeente zo zo’n bordje denken: Aan de deur wordt niet gekocht, en bekeerd zijn we ook al. Maar Jezus spreekt door: jullie beseffen niet hoe ongelukkig, hoe armzalig, berooid, blind en naakt jullie zijn. Jullie disfunctioneren als christenen, jullie gaan op in de stad, jullie leven spreekt niet van mij, spreekt niet van het begin van Gods nieuwe schepping, maar spreekt alleen maar van wat je zelf hebt bereikt. Veel geld verdiend, je ziet er leuk uit. Ja ja. Maar zie je dan niet hoe je er echt uitziet? Hoe blind moet je zijn? Jullie dachten dat al die compromissen met de goden van handel en industrie wel konden? Dat stil zijn en je mond houden en maar meedoen geen kwaad kan? Nou kijk maar: totaal ingekapseld, er gaat niets meer van jullie uit.

Goed, wij wonen niet in Laodicea, wij lezen eeuwen later mee in deze brief en zien Jezus daar aan de deur staan in Laodicea. Hij staat voor de deur en klopt aan. Die deur is dicht, dus, als een samenvatting van alles waar het net over ging. De deur van een gemeente hoort open te zijn. En als vroeger een deur dicht was, dan ging-ie niet zomaar weer open. Daar moest je voor kloppen en uitleggen wie je was en wat je kwam doen en zo. Dat is dus precies wat we Jezus zien doen hier. Bij zijn gemeente in Laodicea, op zichzelf, zelfvoldaan, de deuren dicht, met een bordje aan de deur van: aan de deur wordt niet gekocht, daar klopt Jezus aan en doet zijn verhaal. Hij ontmaskert wie binnen is. Hij zegt wat er echt met ze aan de hand is. Hij laat ze niet wegkomen met hun illusies.

Dat is iets wat we niet alleen hier zien, we zien het telkens weer bij Jezus. Het hoort bij zijn stijl. Vroeg of laat prikt hij door: goed gezegd, je hebt vijf mannen gehad en die je nu hebt is je man niet. Je denkt wel: ik heb goed geboerd, ik ga het er eens goed van nemen, maar vannacht ga je dood. Weet je niet hoe kwetsbaar je bent? Wee jullie schriftgeleerden, Farizeeërs, je leven lijkt aan de buitenkant wel mooi, maar van binnen is het haat en verrotting. Of nog weer anders: Wel, mooi dat je van jongs af aan God dient, maar nu het echte werk: verkoop alles wat je hebt en volg mij. Dan raakt Jezus het leven, waar het zeer doet.

Wie christen is heeft daar ervaring mee ook, denk ik. Niet alleen de ervaring aan het begin, als je christen aan het worden bent, maar ook die je leven door. Dat je in de bijbel leest of met elkaar in gesprek bent en dat plotseling tot je doordringt hoe je met jezelf bezig bent, terwijl je dacht God te dienen. Of dat zeurende gevoel, dat maar niet weg gaat, hoeveel smoesjes en verhalen je ook verzint, dat je manier van besteden van je geld toch niet christelijk in orde is. Of dat je zo ineens ziet dat je je echt gedraagt als ieder ander op je werk, misschien hoogstens iets burgerlijker, maar zeker niet christelijker. Leef daar niet overheen, let er op. Het hoort bij hoe Jezus mensen zoekt. Hij staat aan de deur van je leven en hij klopt aan.

En hij wil dat dus zo ook bij anderen doen. Jouw levenservaring met God, de ervaring hoe Jezus jou aanspreekt en ontmaskert, is direct materiaal voor jouw gesprekken met anderen, jouw leven met anderen. Christenen zijn geen boodschappers die iets doorgeven waar ze zelf niet bij in zitten. Je mag ook gewoon vertellen dat jij ook dacht dat het goed was om zo door te hollen en alle energie in je werk te steken, en hoe Jezus je liet zien dat dit nergens op slaat. Of vertellen hoe jij ook op zoek was naar een echte plek, waar het veilig is en waar je jezelf kunt zijn en steeds meer worden, en hoe Jezus je liet zien dat alle plaatsen buiten hem niet goed genoeg zijn. Oké.

Ik ga terug naar Openbaring hier. Want nu wordt het echt merkwaardig. Juist na zo’n ontmaskering zou ik iets anders verwachten dan we in werkelijkheid zien. Juist bij een gemeente die zo disfunctioneert zou ik ingrijpen verwachten, serieus en direct. Normaal en passend menselijk zou het zijn als vers 20 meteen aan het begint had gestaan en heel anders van toon en kleur en inhoud zou zijn geweest. Iets als: Open maken die deur, en snel! Ik weet wel wat jullie doen en dat moet afgelopen zijn. Koning Jezus aan de deur als rechter, met politieagenten en deurwaarders.

Maar dat is dus niet wat we zien. Wat we zien is een gewoon iemand die voor de deur staat en aanklopt en die zegt: ik raad jullie aan: koop van mij goud en kleren en ogenzalf. Een handelsreiziger, een verkoper met zo’n koffer, eigenlijk maar heel gewoontjes. Jezus klopt bij Laodicea aan als koopman. Daar zit iets bescheidens, iets terughoudends in. Je biedt als koopman iets aan, maar je duwt niet iets door. De beslissing kopen of niet ligt bij de ander, en die ander moet je werven. Je dwingt niet, je nodigt uit.

En dat is best merkwaardig. Het kan je sowieso al opvallen. Veel mensen hebben juist een heel opdringerig beeld van Jezus die aan de deur van je leven staat en klopt. Ze verwachten Jezus eerder als deurwaarder of politieagent dan als koopman. Maar het is nog veel merkwaardiger als we dus kijken naar wat er in die gemeente in Laodicea aan de hand was. Deze gemeente is een huis waar met grote letters bij de deur staat: aan de deur wordt niet gekocht en bekeerd zijn we ook al. Maar intussen is het binnen armoei. En juist bij deze gemeente klopt Jezus aan als koopman. Hij zegt niet: hier ben ik als de grote deurwaarder van God, verantwoord je voor je schulden. Hij stelt zich terughoudend op en biedt zijn eigen diensten aan: koop bij mij echt goud, dan ben je niet meer arm, maar rijk; koop bij mij echte kleren, dan ben je niet meer naakt, maar gekleed; koop bij mij zalf voor je ogen, probaat tegen je blindheid.

Jezus biedt aan wat de mensen in Laodicea nodig hebben. Gelouterd goud, beeld voor een leven waar alle onzuiverheid van kwaad en slechtheid uit is weggebrand. Witte kleren, beeld van eer, van nieuw, goed leven. En ogenzalf, zodat ze weer kunnen zien wie ze zijn en wat ze echt nodig hebben. Je zou kunnen zeggen: Jezus biedt hen diepe vergeving van hun leven (goud), zodat ze zich niet meer hoeven te schamen, maar een goed leven kunnen leiden (kleren), waarin ze goed kunnen zien wat belangrijk is en wat de werkelijkheid is (ogenzalf). Tegelijk is duidelijk hier dat Jezus biedt wat de stad Laodicea pretendeerde te bieden, maar niet echt kan bieden. Zijn gemeente in Laodicea is arm en naakt en blind geworden doordat ze zo graag wilde meedoen met alles daar. En wat is het een illusie. Juist wat ze in Laodicea willen biedt Jezus hen aan: koop het bij mij — en niet bij al die andere goden. Er echt bij horen, iets bereiken, dat je leven betekenis heeft en zin, dat je leven vol is, in een diepe zin goed, dat kun je echt alleen krijgen bij Jezus. Hij heeft zo’n leven voor ons geleid en deelt het nu uit.

Aan de binnenkant hier van wat Jezus aanbiedt zit duidelijk zijn leven voor het onze. Het evangelie is altijd het evangelie van de Evangeliën. De boodschap die we krijgen en de boodschap die we hebben is altijd weer dat het leven van Jezus dat daar beschreven is voor ons is geleid, dat we daar deel aan mogen krijgen. Als de Koning van alles aanklopt bij zijn gemeente zien ze buiten altijd weer die heel gewone man uit Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes staan. Hij zegt: koop nu bij mij wat je nodig hebt. Ik heb het echt. Hij lokt, hij verleidt, hij vertelt, hij biedt aan. Het is gebeurd, geleefd, voor iedereen die dat maar wil. Je mag er zo uit leven, en het laten gebeuren in je leven. Koop het maar, het kost jou niets.

Tenslotte dan nog heel kort. Wie wil, en wie de deur open doet, die zal merken dat Jezus binnenkomt en bij hem, bij haar komt eten. Jezus ontmaskert, Jezus biedt aan wat nodig is, maar dat is allemaal niet af voor het ook gevierd wordt.

Hier is de stem van de goede Herder die komt om te redden, opdat zijn schapen leven hebben en overvloed. En wie zijn stem herkent en opendoet en deze koopman welkom heet, die zal merken dat hij van koper in gekochte verandert, dat Jezus niet maar met hem, met haar maaltijd houdt, maar hij, maar zij ook met Hem.

Een en ander doet vanzelf denken aan die beroemde regels van Gerrit Achterberg:

Sinds hij, God, zich van de schepping onderscheidt,
gingen wij dood en liggen langs het pad,
wanneer niet Christus, koopman in oudroest,
ons juist in zo’n conditie vinden moest;
alsof hij met de Vader had gesmoesd.

Als Jezus ons hart veroverd heeft gaat het zelf kloppen in feestelijke liefde tot hem.

Zie hem daarom vanmorgen maar staan, daar bij de deur van die gemeente in Laodicea. Des te meer kan dan tot ons doordringen dat hij, bij alle verschil, zo ook bij ons voor de deur staat en aanklopt. Hij wil ook ons ontmaskeren, aanbieden wat we nodig hebben, en vooral: met ons feestelijk maaltijd houden. Denk er maar aan vanmiddag. Laten we bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 13 mei 2007

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *