Hoe erg is het eigenlijk als je iets slechts gedaan hebt?

Preek over zondag 4 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst (kinderspecial)
votum en groet
zingen: Psalm 136,1-3.20.21
gebod
zingen: Psalm 60,2.5
gebed
Schriftlezing 2 Samuel 12
zingen: Psalm 51,2-4
preek over Zondag 4
zingen: NGK 157
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 75
zegen

Hoe erg is het eigenlijk als je wat lelijks gedaan hebt, wat slechts? Iemand uitschelden of je middelvinger opsteken. Iemand pesten of eens flink laten voelen hoe dom-ie is. Chagrijnig zijn en iedereen op afstand houden. Je eens even goed afreageren op een paar klasgenoten. Een gemene tackle met voetbal. Iemand in de steek laten, je vriend of vriendin laten zitten om populair te doen bij een ander. Het zijn zo wat voorbeelden. Hoe erg is dat eigenlijk?

Ja, dat weten we niet precies, hoe erg dat allemaal is. Het kan best zijn dat meevalt. Het kan best zijn dat die ander de schouders ophaalt en denkt: jammer, maar schelden doet geen pijn, of: pest jij maar lekker, ik ben niet dom, of: sjonge, die is chagrijnig, of zo nog wat. Maar het kan ook zijn dat het helemaal niet meevalt en dat vroeger of later blijkt dat wat jij deed heel erg was. Dat die ander later nog zit met wat jij hebt gedaan. Dat je iemand echt raakt, echt eenzaam maakt, echt beschadigt. Of, wat ook kan, dat jij jouw slechte gedrag doorgeeft aan die ander. Die wordt nu ook chagrijnig, en reageert zich weer op een ander af, en die ander wordt daar boos en onzeker van en rijdt heel onvoorzichtig naar huis en krijgt bijna een ongeluk. Dat weten wij intussen al lang niet meer, en krijgen we ook bijna nooit meer te horen. Wij doen dingen, maar overzien niet wat we daarmee aanrichten. Hoe erg het is als wij iets slechts doen, we weten het niet.

Toch doen we meestal of het allemaal wel mee zal vallen. Die ander moet zich niet zo aanstellen. Dat iemand jaren later nog weet hoe jij haar in de steek gelaten hebt, dat is toch wel vreemd. Zo hebben wij dat niet bedoeld en er moet toch al wel wat aan de hand zijn geweest als iemand zo reageert. Kijk eens, ja, als je nou iemand vermoord hebt, zoals koning David, die Uria, de man van Batseba, liet vermoorden, ja dan is er wel wat aan de hand. Of als je, zoals koning David, zomaar de vrouw van iemand anders afpakt, ja, dat is wel erg. Als je dáár even over nadenkt is het inderdaad net zo iets als die rijke man die dat éne lammetje van die arme afpakt en het laat slachten. Maar zulke dingen doen wij niet. Dus dan zal het bij ons wel allemaal zo’n vaart niet lopen.

Maar hoe weet je dat dan? Dat het wel mee zal vallen? Bij David viel het niet mee. Achteraf. Maar vóór Natan bij hem kwam en Gods blikopener op zijn ziel zette, dacht David toch ook dat het wel mee zou vallen. Ja, hij wist wel dat het niet goed van hem was wat hij had gedaan. Daarom probeert hij het ook te verbergen. Het moet lijken of het kind van Uria is en het moet lijken of Uria door een ongeluk sterft. Het was niet oké wat er gebeurd was, maar om er nu zo’n gedoe van te maken. Een beetje koning van de volken om Israël heen had recht op alle vrouwen uit zijn land, en een beetje koning kon beschikken over leven en dood van zijn onderdanen. Dan had hij het nog rustig aan gedaan. David was de koning. Dan gelden al die wetten van God toch zeker niet voor hem?

Pas als Natan gaat vertellen van die rijke en die arme man en van dat éne lammetje dat afgepakt wordt, en pas als Natan heeft gezegd: Die man, dat bent u! En de Here God is ontzettend kwaad — pas dan dringt tot David door dat het wèl erg was wat hij gedaan had. Pas dan ziet hij ook hoe diep dat gaat, dat hij de Here God zelf getrotseerd heeft, tegen God gezondigd heeft, alsof God hem niet genoeg gegeven had. Alle praatjes van de koning, al zijn smoesjes vallen hem uit handen: Ik heb gezondigd tegen de Heer. Als David merkt hoe boos God is, merkt hij tegelijk hoe erg het was wat hij gedaan had.

En als wij dit verhaal nog weer eens gehoord hebben, hoe weten wij dan, dat het met ons allemaal wel mee zal vallen? Eigenlijk is het heel vreemd dat wij daar meestal maar van uit gaan. Alles wijst er op dat het juist heel erg is als wij wat lelijks doen. Stel, je hebt iemand in de steek gelaten, of uitgescholden, of gepest, of je hebt gezegd: nee hoor, jij mag niet meedoen, — dan kun je er op rekenen dat God de bijbel naar je toe stuurt, en dat de bijbel je dan een verhaal vertelt. Nee, misschien niet het verhaal van Natan over dat lammetje. Maar wel altijd een ander verhaal, het verhaal over de Here Jezus. En in dat verhaal over de Here Jezus gaat het ook over dat Hij aan een kruis werd dood gemaakt. Dat is erg. En dan wordt er bij verteld: zo erg is dat nou, dat in de steek laten en uitschelden en pesten en noem maar op aan lelijks wat wij doen. Kijk maar goed, God geeft zijn eigen éne Lammetje om het voor ons weer goed te maken.

Als wij iets slechts, iets lelijks doen, wil God niet dat we zeggen: het zal toch wel meevallen. Want dat is niet waar. Het valt altijd tegen. Wat goed is, dat is dat mensen houden van God en van elkaar. Zo heeft God ons allemaal gemaakt en dus zitten we ergens ook zo in elkaar. Wat je echt goed vindt, is dat de mensen om jou heen van jou houden en aardig en eerlijk en trouw voor je zijn. En de mensen om je heen vinden dat ook echt goed voor zichzelf. Nou, als je dat dan wilt, dan moet je dat ook doen. De Here Jezus zegt later: Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Maar als je dat niet doet, als je elkaar uitscheldt of pest of afwijst of dergelijke, dan gaat er iets kapot, bij de ander en bij jezelf. En dat is erg. Als blijkt dat wij niet echt willen houden van God en van elkaar, dan is dat erg, dan is dat niet iets wat wel meevalt, maar iets wat altijd erger blijkt te zijn dan we al dachten. Dan zijn we als mensen echt bezig om elkaar kapot te maken. En God kan daar helemaal niet tegen. Hij houdt vol: mensen moeten van Hem en van elkaar houden. En Hij geeft liever zijn eigen Zoon, zijn eigen éne Lammetje, om ons weer heel te maken.

Omdat het allemaal niet meevalt wil God dus ook niet doen of er niets gebeurd is. Je kunt nog wel eens horen dat mensen zeggen: maar kan God mijn fouten dan niet gewoon vergeven. En gewoon vergeven betekent dan: zand erover, laat maar zitten. Maar ja, als je kan zeggen: laat maar zitten, dan was het dus niet belangrijk. Als jij iemand in de steek laat of ruzie met iemand maakt, en dan aan God vraagt: kunt u niet zeggen: laat maar zitten, dan betekent dat, dat dat in de steek laten of ruzie maken eigenlijk niet belangrijk was. Dat iemand heeft zitten huilen om wat jij deed, was dan niet belangrijk, dat iemand eenzaam was, of pijn had, dat was dan niet belangrijk. En dat wil God dus niet en nooit. Als God vergeeft, dan is dat nooit ‘gewoon’, dan neemt Hij ook wat die ander voor pijn gehad heeft serieus.

Bij David en Natan en Batseba en Uria zie je dat doordat de Here David zelf wel vergeeft, maar de gevolgen van zijn kwaad niet weghaalt. David heeft zich als een heidense koning gedragen, daarom zal het in zijn familie voortaan ook gaan als bij heidense koningen: moord en doodslag, geschuif met vrouwen. Er wordt zelfs expres iets uitvergroot uit Davids gedrag. Hij had door zonde en dood iets willen bereiken, een vrouw, een zoon willen krijgen, maar de Here haalt het expres voor hem naar voren: uit zonde en dood komt alleen maar meer dood voort. Het kind moet sterven. De Here neemt de dood van Uria heel serieus.

Maar dat de Here ook wat de ander voor pijn gehad heeft serieus neemt zie je nergens sterker dan juist weer in het verhaal van de Here Jezus. Jezus wordt niet alleen gestraft om wat wij voor lelijks doen, Hij lijdt ook met ons mee in het lelijke wat anderen ons aandoen. Hij is gepest, uitgescholden, eruit gezet, genegeerd, gepijnigd en gemarteld, en nog veel meer. Hij is werkelijk dat éne Lammetje van God geweest. Het valt niet wel mee allemaal en dus doet God ook niet of er niets gebeurd is. Hij laat juist helemaal zien wat er echt gebeurt op aarde en tussen mensen in de Here Jezus, zijn Zoon.

Het is dus ook geen kwestie van genade voor recht laten gelden. Want stel nu eens dat God medelijden met David gehad zou hebben, zo van: ach, kijk toch eens, hij heeft er spijt van, laten we er maar iets op vinden. Dan zou God Uria mooi in de steek gelaten hebben. Moest God dan geen medelijden met Uria hebben? En als jij eens iemand flink gepest hebt, maar daar nu spijt van hebt, moet God dan maar medelijden met jou hebben en niet met die ander, die jij zo gepest hebt? Dat zou niet eerlijk zijn. En dan zou God nog doen of het allemaal wel mee zou vallen. En dat is gewoon niet waar. Als er lelijke, slechte dingen gebeurd zijn, dan moeten die weer goed gemaakt worden. Want wat er dan gebeurd is, is wel erg.

Daarom is het maar goed dat God ons in de bijbel meer verhalen vertelt dan dit ene van David en Natan. Want als je alleen maar zou horen dat het erg is wat je voor lelijks gedaan hebt, dan zou je daar alleen maar verdrietig van kunnen worden, en moedeloos. Maar nu mag je daar ook het verhaal over de Here Jezus bij horen. Inderdaad, dat is ook erg, dat Hij aan een kruis is dood gemaakt. Maar Hij liet het gebeuren omdat Hij van jou met jouw lelijke dingen toch houdt. Zo erg als dat kruis is het als wij lelijke dingen doen, maar God geeft zijn eigen éne Lammetje om dat voor ons weer goed te maken. Als je verdrietig bent om de lelijke dingen die jij gedaan hebt, wil de Here Jezus je troosten. Niet omdat het toch niet erg is, of omdat het toch wel meevalt, maar omdat Hij al dat erge van je overneemt. Dan hoef jij er niet meer mee te zitten. En kun je weer gewoon doen wat de bedoeling is, wat goed is, wat God altijd al wilde en altijd blijft willen: dat wij van Hem en van elkaar houden. Je kunt bidden: vergeef ons en herstel ons. En weer met nieuwe moed verder gaan, met de Here Jezus. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 6 februari 2005
Driebergen-Rijsenburg, 8 november 2006

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *