Goede Vrijdag – Metten

korte stilte

eerste antifoon

De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde.

eerste psalm: Psalm 2
De wereld kon Jezus doden, maar kon niets tegen zijn ware koningschap.

Waartoe leidt het woeden van de volken,
het rumoer van de naties? Tot niets.
De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde:
‘Wij moeten hun juk afwerpen,
ons van hun boeien bevrijden.’

Die in de hemel troont lacht,
de Heer spot met hen.
Dan spreekt hij tot hen in woede,
en zijn toorn verbijstert hen:
‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd,
op de Sion, mijn heilige berg.’

Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.
Hij sprak tot mij:
‘Jij bent mijn zoon,
ik heb je vandaag verwekt.
Vraag het mij
en ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.
Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,
ze stukslaan als een aarden pot.’

Daarom, koningen, wees verstandig,
wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.
Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,
breng hem bevend uw hulde.
Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,
anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood,
want bij het geringste ontsteekt hij in toorn.
Gelukkig wie schuilen bij hem.

eerste antifoon

De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde.

tweede antifoon

Zij verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.

tweede psalm: Psalm 22
David ziet in de geest Jezus’ lijden, alsof hij ooggetuige is op Golgota.

Voor de koorleider. Op de wijs van De hinde van de dageraad. Een psalm van David.

Mijn God, mijn God,
waarom hebt u mij verlaten?
U blijft ver weg en redt mij niet,
ook al schreeuw ik het uit.
‘Mijn God!’ roep ik
overdag, en u antwoordt niet,
’s nachts, en ik vind geen rust.

U bent de Heilige,
die op Israëls lofzangen troont.
Op u hebben onze voorouders vertrouwd;
zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
tot u geroepen en zij ontkwamen,
op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.

Maar ik ben een worm en geen mens,
door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
Allen die mij zien, bespotten mij,
ze schudden meewarig het hoofd:
‘Wend je tot de HEER! Laat hij je verlossen,
laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?’

U hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald,
mij aan haar borsten toevertrouwd,
bij mijn geboorte vingen uw handen mij op,
van de moederschoot af bent u mijn God.

Blijf dan niet ver van mij,
want de nood is nabij
en er is niemand die helpt.
Een troep stieren staat om mij heen,
buffels van Basan omsingelen mij,
roofzuchtige, brullende leeuwen
sperren hun muil naar mij open.

Als water ben ik uitgegoten,
mijn gebeente valt uiteen,
mijn hart is als was,
het smelt in mijn lijf.
Mijn kracht is droog als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte,
u legt mij neer in het stof van de dood.

Honden staan om mij heen,
een woeste bende sluit mij in,
zij hebben mijn handen en voeten doorboord.
Ik kan al mijn beenderen tellen.
Zij kijken vol leedvermaak toe,
verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.

HEER, houd u niet ver van mij,
mijn sterkte, snel mij te hulp.
Bevrijd mijn ziel van het zwaard,
mijn leven uit de greep van die honden.
Red mij uit de muil van de leeuw,
bescherm mij tegen de horens van de wilde stier.
U geeft mij antwoord.

Ik zal uw naam bekendmaken,
u loven in de kring van mijn volk.
Loof hem, allen die de HEER vrezen,
breng hem eer, kinderen van Jakob,
wees beducht voor hem, volk van Israël.

Hij veracht de zwakke niet,
verafschuwt niet wie wordt vernederd,
hij wendt zijn blik niet van hem af,
maar hoort zijn hulpgeroep.

Van u komt mijn lofzang in de kring van het volk,
mijn geloften los ik in bij wie u vrezen.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die hem zoeken, brengen lof aan de HEER.
Voor altijd mogen jullie leven!

Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de HEER gedenken en zich tot hem wenden.
Voor u zullen zich buigen
alle stammen en volken.
Want het koningschap is aan de HEER,
hij heerst over de volken.

Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor hem buigen.
Ook zullen voor hem knielen
wie in het graf zijn neergedaald,
wie hun leven niet konden behouden.

Een nieuw geslacht zal hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer;
aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het van zijn gerechtigheid verhalen:
hij is een God van daden.

tweede antifoon

Zij verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.

derde antifoon

Valse getuigen staan tegen mij op
en dreigen met geweld.

derde psalm: Psalm 27
Jezus, gekweld door vijanden en valse getuigen, vertrouwt onwankelbaar op zijn Vader.

Van David.

De HEER is mijn licht, mijn behoud,
wie zou ik vrezen?
Bij de HEER is mijn leven veilig,
voor wie zou ik bang zijn?

Kwaadwilligen kwamen op mij af
om mij levend te verslinden,
mijn vijanden belaagden mij,
maar zij struikelden, zij vielen.

Al trok een leger tegen mij op,
mijn hart zou onbevreesd zijn,
al woedde er een oorlog tegen mij,
nog zou ik mij veilig weten.

Ik vraag aan de HEER één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de HEER
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de HEER te aanschouwen,
hem te ontmoeten in zijn tempel.

Hij laat mij schuilen onder zijn dak
op de dag van het kwaad,
hij verbergt mij veilig in zijn tent,
hij tilt mij hoog op een rots.

Daarom heft zich mijn hoofd
fier boven de vijanden rondom mij,
ik wil offers brengen in zijn tent,
hem juichend offers brengen,
ik wil zingen en spelen voor de HEER.

Hoor mij, HEER, als ik tot u roep,
wees genadig en antwoord mij.
Mijn hart zegt u na:
‘Zoek mijn nabijheid!’
Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken,
verberg uw gelaat niet voor mij,
wijs uw dienaar niet af in uw toorn.

U bent mij altijd tot hulp geweest,
verstoot mij niet, verlaat mij niet,
God, mijn behoud.
Al verlaten mij vader en moeder,
de HEER neemt mij liefdevol aan.

Wijs mij uw weg, HEER,
leid mij op een effen pad,
bescherm mij tegen mijn vijanden,
lever mij niet uit aan mijn belagers.
Valse getuigen staan tegen mij op
en dreigen met geweld.

Mag ik niet verwachten
de goedheid van de HEER te zien
in het land van de levenden?
Wacht op de HEER,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de HEER.

derde antifoon

Valse getuigen staan tegen mij op
en dreigen met geweld.

vers

Zij verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.

korte stilte

zegen

God ontsteke in ons het vuur van zijn liefde.

eerste lezing: Klaagliederen 2:8-11

De HEER wilde de muur rondom Sion vernietigen: hij spande het meetlint, trok zijn verwoestende hand niet terug, hij bracht rouw over wallen en muren, die tezamen bezweken. Haar poorten zijn ter aarde gezonken, de grendels stukgeslagen en vernield. Nu haar koning en leiders onder vreemde volken leven, is het onderricht van haar priesters verdwenen; haar profeten ontvangen niet langer visioenen van de HEER. De oudsten van Sion zitten zwijgend op de grond, met stof op hun hoofd, gehuld in een rouwkleed. De meisjes van Jeruzalem buigen het hoofd ter aarde. Mijn ogen zijn door tranen verteerd, mijn ingewanden staan in brand, mijn maag keert zich om – vanwege de wonden van mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad. Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.

eerste responsorie

Al mijn vrienden hebben mij verlaten en zij die voor mij op de loer lagen hebben mij overmeesterd; hij die ik liefhad, heeft mij verraden. Met verschrikkelijke blikken hebben zij mij wreed geslagen; ze gaven mij azijn te drinken.
Zij verstootten mij onder de misdadigers en hebben mijn leven niet gespaard.

tweede lezing: Klaagliederen 2:12-15

Ze blijven hun moeders vragen: ‘Is er geen brood en wijn?’, versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg. Waarmee zal ik je vergelijken, Jeruzalem, welk voorbeeld kan ik je tonen? Waaraan zal ik je gelijkstellen, vrouwe Sion? Hoe kan ik je troosten? Wijd als de zee gapen je wonden – wie kan je genezen? Je profeten hebben je bedrogen met valse visioenen – hadden ze maar je wandaden onthuld om je lot nog te keren! Ze hebben je valse orakels verkondigd om je te misleiden. Allen die voorbijgaan wringen de handen als ze jou zien; ze sissen van afschuw, schudden meewarig het hoofd over Jeruzalem: ‘Is dit nu die stad, volmaakt van schoonheid, vreugde voor de wereld?’ Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.

tweede responsorie

Het voorhangsel in de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën, en de aarde beefde. De moordenaar aan zijn kruis riep luidkeels: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’
Rotsen spleten de graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt.

derde lezing: Klaagliederen 3:1-9

Ik ben de mens die te lijden heeft onder de stok van zijn toorn. Hij leidt mij en voert mij – in een lichtloos duister. Tegen mij heft hij zijn hand op, steeds opnieuw, dag na dag. Mijn vlees en mijn huid doet hij wegteren, en al mijn botten breekt hij. Hij sluit mij in en omringt me met gif en tegenspoed. Hij laat mij in duisternis wonen, als de doden van eeuwen her. Hij trekt een muur rond mij op, ik kan er niet uit; zwaar zijn mijn bronzen ketenen. Al schreeuw ik en roep ik om hulp, hij wil mijn gebed niet horen. Hij verspert mij de weg met rotsblokken, mijn paden maakt hij krom. Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.

derde responsorie

Mijn geliefde wijngaard, Ik heb je geplant, waarom ben je dan zo in bitterheid veranderd dat je Mij kruisigt en Barabbas vrij laat?
Ik heb je omheind, de stenen eruit gehaald en een wachttoren gebouwd.

slotgebeden

Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

HEER, hoor mijn gebed,
laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Richten wij ons vol eerbied tot onze Verlosser, die voor ons gestorven en begraven is om ten leven op te staan, en vragen wij Hem met aandrang: Heer, ontferm U over ons.
Heer en Meester, U bent voor ons gehoorzaam geworden tot de dood; leer ons altijd de wil van de Vader te doen.
Christus, ons leven, door uw dood aan het kruis hebt U de dood en het dodenrijk vernietigd; laat ons met U sterven om met U op te staan in heerlijkheid.
Jezus, onze Koning, U bent door de mensen verstoten en als een worm vertrapt; leer ons uw nederigheid na te volgen om bij U heil te vinden.
Jezus, onze Heiland, U hebt uw leven gegeven uit liefde voor alle mensen; raak ons met uw liefde om elkaar oprecht lief te hebben.
Christus, onze Verlosser, U hebt aan het kruis uw handen uitgestrekt om heel de schepping tot U te trekken; breng Gods kinderen van overal bijeen in uw eeuwig rijk.

Ik bid U, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.