Genade als passie

Preek over Lucas 10:25-37

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 138
gebod
zingen: NGK 156
gebed
Schriftlezing Lucas 10:25-42
zingen: NGK 62
preek over Lucas 10:25-37
zingen: Liedboek 172
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 125
zegen

We gaan vanmorgen nog maar een keer verder met een gelijkenis van de Here Jezus. Nog een keer verder over genade. We hebben de afgelopen weken genade als conclusie gezien, in die gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar, en genade in actie, in die gelijkenis van die vader en zijn twee zonen. Reden genoeg om nog een stap verder te gaan vanmorgen: genade als passie. Gelijk een goede start van de veertig-dagen tijd naar Goede Vrijdag en Pasen toe.

Passie is een modewoord tegenwoordig. Daarom moet ik er even iets meer over zeggen. Iedereen moet vandaag de dag een passie hebben en gepassioneerd ergens voor gaan. Anders heb je niets van je leven gemaakt. Vroeger zeiden we dan hartstocht of zo, tegenwoordig is dat passie geworden. Maar veel hoeft zo’n passie niet voor te stellen. Behalve een passie voor preken heb ik ook een passie voor computers, en anderen hebben weer een passie voor koken, voor voetbal, voor postzegels verzamelen desnoods. We zijn intussen met onze passies en hartstochten terecht gekomen op het niveau van onze hobby’s. Dat is vanouds niet de bedoeling. Passie komt van een woord dat lijden betekent. De Matteüs-passie vertelt over het lijden van Jezus. Dat heeft veel meer gewicht en als ik het heb over genade als passie, dan wil ik graag dat jullie aan dat gewicht denken: lijden, pijn. Bij genade als passie moet je denken aan hoe de Here Jezus in elkaar geslagen is voor ons, gegeseld, afgebeuld en tenslotte gekruisigd, helemaal dood gemaakt.

Daar zit een hartstocht achter, natuurlijk. De diepe hartstocht van de levende God om het leven weer goed te maken, zijn doorleefde medelijden met ons, mensen, en met zijn schepping, zijn laatste liefde die tot alles bereid is. Maar die hartstocht, om zo dan maar te zeggen die passie van God, die komt uit in genade als passie, als diep lijden, als tot het laatste gaan, je helemaal in elkaar laten slaan voor mensen die van zichzelf uit niet eens in je geïnteresseerd zijn. Hoever Gods hartstocht voor ons gaat merk je in de pijn die Hij bereid is voor ons te ondergaan. Genade als passie. En de vraag die Jezus zelf in dit gedeelte aan ons stelt is: zijn wij bereid van deze God de naaste te zijn?

Vreemd idee? Misschien wel. Laten we maar eens kijken. Ik blader eerst even terug, één bladzij, naar 9:51: Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. Vanaf dat moment staat alles als het ware gericht op Jezus’ gaan naar Jeruzalem, naar zijn lijden, zijn ondergang daar vanwege de zonde en het kwaad. Hij is de Messias, de Koning van Israël, maar hij komt niet in macht en majesteit, hij komt om te lijden, om te sterven, om volledig in elkaar geslagen te worden voor ons. Daarmee zet hij elke verwachting van een komende Messias in zijn tijd op haar kop. Hij komt niet om Israël in het gelijk te stellen en het te bevrijden van Romeinse overheersing. Hij komt om God in het gelijk te stellen en Israël en alle mensen te bevrijden uit de macht van het echte kwaad. Alles gaat anders worden dan wie dan ook dacht.

Dat maakt Jezus’ optreden vreemd en vol raadsels voor de mensen om hem heen. Velen wijzen hem af of stellen hem op de proef. Zo ook de wetgeleerde die we hier tegenkomen. Hij vraagt zich af wat hij aan moet met deze vreemde rabbi en test hem om te zien of Jezus wel in zijn Joodse kaders past. Als de Messias komt, komt het eeuwige leven voor alle trouwe Israëlieten, bevrijding voor iedereen die zich aan de Thora houdt, een nieuwe exodus voor Gods volk. Goed dan, rabbi, wat moet ik doen om deel te krijgen aan dat eeuwige leven? En als een echte Joodse rabbi reageert Jezus met een wedervraag: wat staat er dan in de wet? Hij krijgt het antwoord van het grote gebod. Prima, zo is het. Doe dat en u zult leven. Maar zo gewoon kan het toch niet zijn bij deze vreemde rabbi. En dat is ook zo. Als de wetgeleerde doorvraagt, krijgt hij een vreemd verhaal te horen: de gelijkenis van de man die werd overvallen door rovers.

Meestal lezen we dat verhaal ongeveer zo: wil het een beetje goed met je aflopen, dan moet je net zo vol medelijden zijn met de slachtoffers van het leven die je in de berm van jouw bestaan aantreft. Wij moeten barmhartige Samaritanen zijn voor wie ons pad kruist. En dat zijn dan allerlei mensen, van de zwerver op het station tot de collega die ergens mee rondloopt en die wij kunnen helpen. We leren hier van Jezus dan een stuk christelijke ethiek: voor christenen draait het in het leven om aandacht voor anderen en medelijden met de losers en drop-outs. En dan doen we de bijbel weer dicht en staan we gewoon weer zelf alleen in het leven, met een extra opdracht en een uitgediepte taak: je naaste liefhebben als jezelf betekent vooral ook deze aandacht en dit medelijden, er zijn voor anderen en nog wat. Dat moeten wij doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven.

En dan is er toch iets mis gegaan. Want dan zijn we terecht gekomen bij een verfijnde vorm van leven uit goede werken. We staan dan vlak bij die Farizeeër die vastte en tienden gaf, en bij die oudste zoon die zijn vader altijd gehoorzaamd had en zich uit de naad gewerkt had in zijn dienst. Of om het eens anders te zeggen: we hebben dan een gelijkenis overgehouden zonder Jezus zelf. Waar zit Jezus zelf eigenlijk in deze gelijkenis? Hoe is hij dichtbij ons in deze woorden? Is hij alleen maar de spreker, de leraar, de rabbi, of is er toch meer aan de hand?

Juist als we deze gelijkenis in zijn eigen context laten staan, in het verband van Jezus die op weg is naar Jeruzalem, zien we dat er echt wel meer aan de hand is. Waarom loopt die man eigenlijk van Jeruzalem naar Jericho? Is het alleen maar toevallig dat die weg eindeloos naar beneden loopt, honderden meters naar beneden? Is het alleen maar toevallig dat de weg loopt van de heilige stad, naar de stad die vanouds staat voor het onheilige, zondige Kanaän? Wie zoekt deze man op in zijn zondeval? Is het alleen maar toevallig dat de man zo wordt toegetakeld door zijn overvallers dat hij echt alleen nog maar mens is, niet meer herkenbaar als Jood of als wat anders dan ook? Wat ging Jezus eigenlijk doen in Jeruzalem?

Ja, hij ging er doodgeslagen worden, nog een slag erger dan hier in dit verhaal. Maar voor dit moment, vóór het allemaal gebeurde, is dit verhaal genoeg. Jezus is op zijn manier bezig af te dalen van Jeruzalem naar Jericho, van het heilige naar het onheilige, van het leven naar de dood van de Dode Zee daar vlakbij. En de vraag is, hoe mensen daarop gaan reageren. Gaan ze aan deze lijdende Messias voorbij als aan een totale mislukkeling, een slachtoffer, een lijder en meer niet? Of kiezen ze partij voor hem, ondanks zijn lijden, zijn onaanzienlijkheid, zijn afschuwelijke voorkomen, zijn volkomen verpletterd zijn door het kwaad?

Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? Dat was de vraag van die wetgeleerde. Het laatste antwoord dat hij krijgt op die vraag is: doet u dan voortaan net zo. Bij wie anders moet hij dat doen dan bij Jezus zelf? Wat je moet doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven is metterdaad partij kiezen voor deze in elkaar geslagen, lijdende Messias. Als hij straks net buiten Jeruzalem aan de kant van de weg hangt, meer dood dan levend, ga je dan aan hem voorbij, zoals die priester, die Leviet? Of zie je hem, kies je partij voor hem, herken je hem als je medemens waar jij niet boven staat, maar die jij net zo goed zou kunnen zijn? Besef je er iets van dat wat hem overkomen is jou had kunnen overkomen? Dat jij het uiteindelijk niet allemaal mooi voor elkaar hebt, met jouw systeem van verzoening en het regelen met God, maar dat je betròkken bent in een wereld waarin mensen onderweg door rovers overvallen worden en waarin één iemand zich in elkaar heeft laten slaan voor jou?

Dat had ik ook kunnen zijn, die man die hier in elkaar geslagen ligt te zijn: dat lijkt me één van de kernpunten in het medelijden van die Samaritaan. In onze samenleving tegenwoordig zou het waarschijnlijk een Marokkaan zijn, of een Antilliaan, iemand waarop mensen al hun eigen afkeer en afschuw en angst en onzekerheid projecteren, iemand die er in de ogen van anderen niet ‘goed uitziet’ en ‘het goed voor elkaar heeft’, iemand die er ervaring mee heeft dat anderen met een boog om hem heen lopen. Hij ziet die man hier en beseft: dat had ik ook kunnen zijn. Dat zien en dat beseffen, dat is moeilijker voor mensen die het goed voor elkaar hebben en tevreden zijn als ze in de spiegel kijken, dan voor mensen die ervaring hebben met afkeer. De Samaritaan moet hier de ogen van de wetgeleerde openen: dat had ik ook kunnen zijn. Dat de Messias komt en niet verschijnt als Koning om mij gelijk te geven, maar afdaalt in de hel van het kruis om mijn ongelijk te vergeven, om net zo te worden als ik ben, betròkken in zo’n wereld waarin dit soort dingen gebeuren, dat is waar het op aankomt als het om eeuwig leven gaat. Genade als passie, als lijden. Zijn wij bereid van deze Messias de naaste te zijn?

Als je daartoe bereid bent, omdat je iets ziet en beseft van: dat had ik ook kunnen zijn, hij doet het voor mij, zul je zien dat Jezus zelf de passie van jouw leven wordt, in alle betekenissen van dat woord. Die Samaritaan is er hier het beste voorbeeld van. Dat had ik ook kunnen zijn, dat besef is de motor van zijn medelijden, maar dat medelijden gaat opvallend ver. Denk het je maar eens in. Ik kan het vandaag extra makkelijk doen. Wat zou ik ervan vinden als Dineke vanavond thuis komt en er blijkt 1386 euro gepind voor ziekenhuiskosten van de een of andere Gentse vrouw en er komt nog een slordige 800 euro hotelkosten en verzorgingskosten achteraan ook? Wil ik daar ook maar enig begrip voor opbrengen dan zou dat wel een heel bijzondere Gentse vrouw moeten zijn. Wat deze Samaritaan hier doet staat in geen enkele verhouding. Het doet eerder denken aan die andere gelijkenis van de schat in de akker of die van die mooie parel. Toch zegt Jezus tegen die wetgeleerde: doet u dan voortaan net zo. Dan moet je in die in elkaar geslagen man wel de Heer van je leven herkend hebben. Dan moet je in zijn liefde die wilde lijden tot op het laatste van het kruis wel de bron van heel je leven geproefd hebben. Hoe meer je in Jezus’ leven voor jou genade als passie, als lijden, ziet, des te meer wordt hij jouw passie, jouw hartstocht, degene voor wie jij wilt leven. Daarom is het goed dat nu de lijdenstijd begint, en is het goed dat we in die lijdenstijd toeleven naar volgende week, naar de avondmaalsviering dan: denken aan hoe de Here Jezus in elkaar geslagen is voor ons, gegeseld, afgebeuld en tenslotte gekruisigd, helemaal dood gemaakt, dat is eindeloos te moeite waard: zover wilde God gaan voor ons, tot een volkomen verzóening van al onze zonden. Laat dat maar de bron worden van de echte passie in ons leven: leven voor Jezus, wat ons dat ook kost. Dan hebben we zeker deel aan het eeuwige leven. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 5 maart 2006
Zeist, 26 maart 2006
Driebergen-Rijsenburg, 2 april 2006

 

2 gedachten over “Genade als passie

  1. Ha Wim, hoe is het met je. Druk met de synode denk ik zomaar. Ik mag volgende week een dienst leiden in Woerden. Heb gekozen voor de preek Genade als Passie die je, naar ik hier lees in maart 2006 in Loenen hebt gehouden. maar die mij altijd is bijgebleven, vanwege de verrassende “tegendraadse” uitleg van deze gelijkenis. En die verrassing die ik toen had kwam mij bij het voorbereiden zeker weer voor de geest. Als extra schriftlezing heb ik Jes 52, 53 er bij genomen en haal ik een paar keer aan in de preek. Hartelijke groet ook voor Dineke, Allard

  2. Dag Wim,
    vandaag heeft Klaas deze preek gehouden. Hij is blijkens de reacties niet in de koffie verzopen.
    Zelfs onze puberdochters vonden het mooi.
    Onze dank,
    en sterkte op de synode,
    groetenn Lydia

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *