Eenentwintigste vrijdag door het jaar – Metten

korte stilte

℣ Heer, open mijn lippen,
℟ en mijn mond zal uw lof verkondigen.
℣ God, kom mij te hulp,
℟ Heer, haast u mij te helpen.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

uitnodiging

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

psalm bij de uitnodiging: Psalm 95 — Uitnodiging om God te loven
Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang het ‘heden’ duurt (Heb. 3:13).

Kom, laten wij jubelen voor de HEER,
juichen voor onze rots, onze redding.
Laten wij hem naderen met een loflied,
hem toejuichen met gezang.

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

De HEER is een machtige God,
een machtige koning, boven alle goden verheven.
Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde,
de toppen van de bergen behoren hem toe.

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

Van hem is de zee, door hem gemaakt,
en ook het droge, door zijn handen gevormd.
Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding,
knielen voor de HEER, onze maker.
Ja, hij is onze God
en wij zijn het volk dat hij hoedt,
de kudde door zijn hand geleid.

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

Luister vandaag naar zijn stem:
‘Wees niet koppig als bij Meriba,
als die dag bij Massa, in de woestijn,
toen jullie voorouders mij op de proef stelden,
mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien.’

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

‘Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen.
Ik zei: “Het is een stuurloos volk
dat mijn wegen niet wil kennen.”
En ik zwoer in mijn woede:
“Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Halleluja.

De HEER is onze God,
kom, laten we hem aanbidden.

hymne: Tu Trinitatis Unitas

O Eenheid der Drievuldigheid
die heerst op aarde wijd en zijd,
hoor hoe ons vroege lied u prijst,
ons psalmgezang u eer bewijst.

Vroeg in de nacht reeds opgestaan,
roepen wij u in stilte aan.
O Heer, wilt u het medicijn
voor alle pijn en wonden zijn.

Als ons de boze in de nacht
verleid heeft en tot kwaad gebracht,
o Heer, dat dan uw majesteit
ons reinigt en van kwaad bevrijdt.

Ons hart is, Heer, tot u gericht,
vervul ons met uw heerlijk licht
zodat vandaag geen zondeval
ons werk en wezen schaden zal.

Getrouwe Vader, zie ons aan,
wees, Zoon van God, met ons begaan,
vertroost ons, Geest, in deze tijd,
U die regeert in eeuwigheid.

eerste antifoon

Hoe lang nog, HEER!
Bent u voor eeuwig verbolgen?

eerste psalm: Psalm 79:1-8 — Weeklacht over Jeruzalem
Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! (Luc. 19:42).

God, vreemde volken hebben uw land bezet,
uw heilige tempel geschonden
en Jeruzalem in puin veranderd.
De lijken van uw dienaren lieten zij liggen
als aas voor de vogels van de hemel,
het vlees van uw getrouwen als voedsel
voor de wilde dieren op aarde.

Hun bloed werd als water vergoten
rond Jeruzalem – en niemand die hen begroef.
Gehoond worden wij door onze naburen,
beschimpt en bespot door de volken rondom.

Hoe lang nog, HEER! Bent u voor eeuwig verbolgen?
Hoe lang blijft uw woede branden?
Stort uw toorn uit over de volken die u niet kennen,
over de koninkrijken die uw naam niet aanroepen,
want zij hebben Jakob verslonden
en zijn woonplaats verwoest.

Reken ons de zonden van vroeger niet aan,
toon erbarmen en haast u, want onze ellende is groot.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

eerste antifoon

Hoe lang nog, HEER!
Bent u voor eeuwig verbolgen?

tweede antifoon

Help ons, God, red ons
en bedek onze zonden.

tweede psalm: Psalm 79:9-13 — Weeklacht over Jeruzalem
Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! (Luc. 19:42).

Help ons, God, bevrijd ons, tot eer van uw roemrijke naam,
red ons en bedek onze zonden, omwille van uw naam.

Waarom mogen de volken zeggen: ‘Waar is nu hun God?’
Laat de volken weten, laat ons het zien,
dat het bloed van uw dienaren wordt gewroken.
Laat het zuchten van uw geknechte volk u bereiken,
machtig is uw arm: houd in leven wie ten dode zijn gedoemd.

Straf de volken rondom ons zevenvoudig
voor de smaad die zij u hebben aangedaan, Heer!
Wij zijn uw volk, de kudde die u hoedt,
wij zullen u prijzen tot in eeuwigheid,
van geslacht op geslacht verhalen van uw roem.

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

tweede antifoon

Help ons, God, red ons
en bedek onze zonden.

derde antifoon

Ik ben de HEER, je God,
die je wegleidde uit Egypte.

derde psalm: Psalm 81 — Plechtige hernieuwing van het verbond
Zie er dus op toe, broeders en zusters, dat niemand van u door een kwaadwillig, ongelovig hart afvallig wordt van de levende God (Heb. 3:12).

Jubel voor God, onze sterkte,
juich voor de God van Jakob,
zing een lied en sla de tamboerijn,
speel op de harp en de lieflijke lier,
blaas op de ramshoorn bij nieuwemaan
en bij vollemaan voor onze feestdag,

want dat is een opdracht aan Israël,
een voorschrift van Jakobs God.
Daartoe verplichtte hij Jozef,
toen hij optrok tegen Egypte.

Onvermoede woorden hoor ik zeggen:
‘Ik nam de last van je schouder,
je hand raakte geen draagkorf meer aan.
Riep je om hulp, ik redde uit de nood
en gaf antwoord uit het duister van de donder.
Ik stelde je op de proef bij het water van Meriba: sela

“Hoor, mijn volk, ik moet je vermanen,
Israël, luister naar mij.
Laat geen andere god bij je toe,
buig je niet voor een vreemde god,
ik ben de HEER, je God,
die je wegleidde uit Egypte –
open wijd je mond, ik zal hem vullen.”

Maar mijn volk luisterde niet,
Israël wilde niet van mij weten.
Toen liet ik hen begaan,
koppig volgden zij hun eigen inzicht.

Ach, wilde mijn volk maar horen,
wilde Israël mijn wegen maar volgen.
Spoedig zou ik zijn vijanden vernederen,
zou mijn hand zich keren tegen zijn belagers.

Wie de HEER haten, zouden kruipen voor zijn volk,
dat zou voor altijd hun lot zijn.
Maar Israël zou hij voeden met de edelste tarwe –
ja, jou zou ik spijzigen met honing uit de rots.’

Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

derde antifoon

Ik ben de HEER, je God,
die je wegleidde uit Egypte.

vers

℣ Ach, wilde mijn volk maar horen,
℟ wilde Israël mijn wegen maar volgen.

korte stilte

zegen

Moge God het vuur van zijn liefde aansteken in ons hart.

eerste lezing: Tobit 12:1-3
Samen met de engel Rafael gaat Tobias naar Rages bij Gabael het geld halen, huwt in Ekbatana met Sara en geneest bij thuiskomst de blindheid van zijn vader met de gal van een vis die hij gevangen had.

Tobit riep zijn zoon bij zich en vroeg hem: ‘Wat kunnen we aan deze heilige man geven, die je begeleid heeft?’ Tobias antwoordde: ‘Vader, ja wat zullen we hem voor loon geven, of wat kan er opwegen tegen zijn weldaden? Hij heeft me behouden heen en terug gebracht en bij Gabael het geld gehaald, hij heeft mij een vrouw bezorgd, de boze geest van haar verdreven en aan haar ouders vreugde gegeven; hij heeft me gered uit de greep van de vis en u zelf het licht van de hemel weer laten aanschouwen. Ja, we zijn met allerlei weldaden door hem overladen. Wat kunnen we hem geven dat daartegen opweegt?’

eerste responsorie

℟ Jeruzalem, heilige stad, God heeft je getuchtigd om wat je kinderen hebben aangericht, maar over de kinderen van de rechtvaardigen ontfermt hij zich. Loof de Heer zoals hem toekomt, prijs de koning, eeuwig duurt zijn rijk.
℣ Je heiligdom zal onder jubelzangen worden opgebouwd. Aan allen die zijn verbannen zal hij vreugde geven, allen die worden verdrukt zal hij troosten, tot in eeuwigheid.
℟ Jeruzalem, heilige stad, God heeft je getuchtigd om wat je kinderen hebben aangericht, maar over de kinderen van de rechtvaardigen ontfermt hij zich. Loof de Heer zoals hem toekomt, prijs de koning, eeuwig duurt zijn rijk.

tweede lezing: Tobit 12:5-9

Toen namen Tobit en Tobias Rafaël apart, en vroegen hem of hij de helft van alles wat ze hadden meegebracht zou willen aanvaarden. Maar hij zei tegen hen: ‘Prijs God, dank hem ten overstaan van alle mensen voor al het goede dat hij jullie heeft gebracht. Prijs hem, bezing zijn naam. Vertel aan iedereen wat hij heeft gedaan, geef hem de eer en wacht niet om hem te danken. De geheimen van een koning kunnen beter verborgen blijven, maar wat God doet moet bekend worden gemaakt en tot zijn eer worden geroemd. Doe het goede, dan zal het kwaad je niet treffen. Het is beter anderen te helpen dan goud op te hopen. Vrijgevigheid behoedt je voor een vroegtijdige dood en neemt al je zonden weg. Wie anderen helpt zal lang leven.’

tweede responsorie

℟ Jeruzalem, een stralend licht zal van je uitgaan, het schijnt tot aan de grenzen der aarde. Van verre zullen vele volken naar je toe komen, beladen met geschenken voor de koning van de hemel.
℣ Geslacht op geslacht zal in je straten jubelen van vreugde. Jouw naam, uitverkoren stad, blijft tot in eeuwigheid bestaan.
℟ Jeruzalem, een stralend licht zal van je uitgaan, het schijnt tot aan de grenzen der aarde. Van verre zullen vele volken naar je toe komen, beladen met geschenken voor de koning van de hemel.

derde lezing: Tobit 12:11-15

‘Ik zal jullie de waarheid vertellen en niets voor jullie achterhouden. Zei ik niet dat men de geheimen van een koning verborgen moet houden, maar Gods daden bekend moet maken en ze roemen? Toen jij, Tobit, bad, en toen Sara bad, was ik het die jullie gebeden voor de troon van de Heer bracht. Toen je de doden begroef deed ik dat eveneens. En toen je zonder aarzeling je maaltijd verliet om die dode te begraven, werd ik naar je toe gestuurd om je op de proef te stellen. Maar God stuurde me ook om jou en je schoondochter Sara te bevrijden. Ik ben Rafaël, een van de zeven engelen die in de nabijheid van de troon van de Heer verkeren.’

derde responsorie

℟ Prijs de HEER, hemelse machten, dienaren die doen wat hem behaagt.
℣ Prijs de HEER, u die zijn boden bent, sterke helden die doen wat hij zegt, gehoorzaam aan het woord dat hij spreekt.
℟ Prijs de HEER, hemelse machten, dienaren die doen wat hem behaagt.
℣ Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
℟ Prijs de HEER, hemelse machten, dienaren die doen wat hem behaagt.

slotgebeden

℣ Heer, ontferm u over ons.
℟ Christus, ontferm u over ons.
℣ Heer, ontferm u over ons.

℣ HEER, hoor mijn gebed,
℟ laat mijn hulpkreet u bereiken.

korte stilte

Aanbidden wij Christus, die door zijn kruis het heil heeft gebracht voor alle mensen, en zeggen wij: Heer, schenk ons uw barmhartigheid.
Christus, u licht en dageraad, verlicht ons en behoed ons al van de ochtend af voor het kwaad.
Help ons vandaag bij alles wat wij doen, zodat u van ons werk kunt zeggen: het is goed.
Wend uw ogen af van onze gebreken, en scheld ons al onze schulden kwijt.
Vervul ons met de vertroosting van de heilige Geest, door uw kruisdood en opstanding.

Ik bid u, Heer, …

… Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.