Als je maar bij Jezus komt

Preek over zondag 2 Heidelbergse Catechismus

orde middagdienst
votum en groet
zingen: Psalm 21,1-3
gebed
Schriftlezing Psalm 19
zingen: Psalm 119,19-21
preek over Zondag 2
zingen: NGK 179a
gebed
inzameling gaven
zingen: NGK 154
zegen

Het is typisch voor een gereformeerde manier van christen zijn, voor gereformeerde spiritualiteit, dat geloof troost is, dat geloven uiteindelijk altijd weer neerkomt op getroost worden door ‘mijn trouwe Heiland Jezus Christus’ zelf. Zondag 1 heeft dat bovendien al bijna vierhonderd vijftig jaar versterkt. Wie van alle jaren catechisatie alleen maar Zondag 1 onthouden heeft, die heeft zonder meer het belangrijkste onthouden. Het draait in alles om de enige, de laatste troost in leven sterven.

Na zo’n start is het logisch dat Zondag 2 verder gaat met ‘Onze ellende’.

Tenslotte, troost heb je nodig als er iets aan de hand is in je leven. Als alles perfect gaat denk je niet aan troost. Als je net gewonnen hebt met voetbal hoef je niet getroost te worden. Wel als je verloren hebt. Dus als je heel je geloof beleeft onder het grote thema van troost, zelfs van een enige troost in leven en sterven, dan ga je er van uit dat je leven niet perfect is en niet perfect wordt, dat je ook kunt verliezen, dat het leven zeer kan doen. Dan ga je er van uit, dat hier het onvolmaakte, de pijn, het kwaad, de afbraak en de mislukking zo diep zit dat er geen weg-repareren aan is. Je moet het uithouden. En juist daarom gaat het om troost vinden bij de Here Jezus, troost in het echte leven.

Laten we dat meteen maar even onderstrepen. Het gaat in de catechismus om troost vinden bij de Here Jezus, echt. Wat er verder aan de orde komt, staat niet op zichzelf, maar staat in dat kader, is daar een onderdeel van. Als we nu verder gaan met ‘Het eerste deel. Onze ellende’, gaan we niet op een ander onderwerp over, maar gaat het over de reden waarom je getroost moet worden, sterker nog, over de reden waarom Jezus je troost. Zo gezien is het geen wonder dat Jezus ook bij die reden waarom Hij je troost dan de beslissende woorden spreekt: dat leert Christus ons in een samenvatting.

Wie om wat voor reden dan ook naar de Here Jezus toe vlucht, die leert vervolgens met Hem weer in het hele leven rondkijken en leert dan ook de reden waarom je bij Jezus moet zijn nog eens opnieuw onder ogen zien op aanwijzing van Jezus. Als je bang bent zou je bijvoorbeeld best iets kunnen horen als: Wees niet bang voor hen die wel het lichaam, maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor hem die in staat is èn ziel èn lichaam om te laten komen in de Gehenna. Kennis van je ellende wordt pas echt christelijke kennis van je ellende als je haar van Jezus leert.

Want we zijn natuurlijk niet de enige mensen op aarde die merken dat het leven zeer kan doen en die troost nodig hebben. We hebben het leven zelf gewoon gemeenschappelijk met alle mensen om ons heen. Als ze geen christen zijn missen ze de ervaring van de troost van de Here Jezus, het voorproeven van de bezieling van de Heilige Geest, maar de ervaring van de ellende en van alle redenen waarom we getroost willen worden, die hebben we samen. We kijken samen naar hetzelfde journaal en het roept dezelfde soort gevoelens bij ons op. We eten op ons werk samen aan dezelfde tafel en praten over herkenbare dingen in ons leven. We voelen ons net zo goed aangesproken door, zeg, Dr. Phil als onze buurvrouw verderop. Ga er maar rustig van uit dat we het aller-allergrootste deel van ons leven gemeen hebben met de mensen om ons heen.

En dat houdt niet op bij God of bij ervaring van God. Ieder mens die leeft en ademhaalt ervaart daarin ook de levende God, ook als God daarin niet erkend wordt. In de werkelijkheid en in hoe alles in elkaar grijpt, zit ook een appèl van God op mensen. Mensen beleven hun bestaan in verhouding tot hogere machten, of die machten nu als personen worden ervaren of niet. Mensen zijn afhankelijk van God of afhankelijk van iets of iemand anders, maar afhankelijk blijven we en aangewezen op elkaar. En ook daarin merken mensen dat het leven zeer kan doen en dat ze troost nodig hebben. Het echte leven is niet alleen zo breed als de wereld, het is ook zo hoog als de hemel.

Ik noem dat hier eens omdat er hier in antwoord 3 zo vrolijk kort en kracht staat dat we onze ellende kennen uit de wet van God. Als je wat willekeurige vrijgemaakten zou vragen: waar staat die wet van God, wat is dat? dan zal het antwoord wel zijn: de wet van God dat zijn de tien geboden. Als je het Paulus zou vragen, in Romeinen, dan zou hij antwoorden: de wet is de thora, het hele onderwijs dat God aan zijn volk heeft gegeven, de manier van leven die bij Gods volk hoort. Maar als je het aan de schrijvers van de catechismus en hun directe nakomelingen zou vragen, dan zou je een ander antwoord krijgen. De wet van God, dat is in dit soort kaders de wet die bij mensen hoort, bij mensen zoals ze geschapen zijn, de algemene zedenwet. In allerlei wetten en geboden draait het uiteindelijk altijd om dingen als God dienen, ieder het zijne geven, behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Die scheppingswet is bij de Sinaï weer opnieuw afgekondigd in de vorm van de tien geboden, maar is ouder en breder bekend. Eigenlijk heeft ieder mens er besef van.

Zonder die theorie nu over te nemen, wat je van hieruit wel even ziet, is dat ieder mens tot op zekere hoogte besef van zijn ellende heeft. Wat hij of zij daarmee doet is een tweede. Je kunt er ook overheen proberen te leven of je pijn verdrinken of de een of andere afgod gaan dienen of trots je ellende verbijten en je niet laten troosten, nou ja, noem maar op. Maar mensen blijven eenzaam zonder contact met de enige echte God en ook als je doorpraat en -vraagt blijven mensen de enige echte norm voor een goed leven leggen in zuivere liefde. Alles wat niet echt liefde is, is tenslotte toch niet oké.

Dat krijgt bij mensen een eigen invulling en kleur. Net als hun besef van God wordt ook hun besef van goed en kwaad gevormd naar hun leven en soms totaal misvormd in het kwade. Maar het is wel iets waar wij met ze over kunnen praten en aan de hand waarvan je iets kunt uitleggen over de Here Jezus. Niet-christenen kunnen zich meestal helemaal niets voorstellen bij zonde en vergeving. Regelmatig zie ik ze, bijvoorbeeld op televisie, glazig kijken als weer iemand zegt dat hij zo blij is met Jezus omdat nu zijn zonden vergeven zijn. Maar in hetzelfde programma vertellen ze soms wel over hun eigen pijn en tekort en eenzaamheid en verlangen. Als ze daar nu eens mee naar Jezus gaan, misschien zouden ze kunnen merken dat Jezus ook troost bij gewone-mensen pijn en tekort en eenzaamheid en verlangen.

Wij denken veel te snel dat je eerst een bijbels verantwoorde reden moet hebben om naar Jezus te mogen gaan. Maar dat hoeft helemaal niet. Als nood leert bidden is dat ook prima, al ga je om totaal egoïstische redenen. En net zo goed lopen we het risico dat soort voorwaarden bij onszelf aan te leggen. Dan moet je wel verdrietig zijn over je zonden om ermee naar Jezus te gaan, of steun nodig hebben voor een of ander vroom of geestelijk doel. Maar als je nu eens gewoon in de kreukels zit, of eenzaam bent, of zit met een of ander praktisch probleem. De reden waarom maakt niet uit, wat er verder gebeurt is belangrijk: wie om wat voor reden dan ook naar de Here Jezus toe vlucht, die leert vervolgens met Hem weer in het leven rondkijken, en leert dan ook de reden waarom je bij Jezus moet zijn nog eens opnieuw onder ogen zien op aanwijzing van Jezus.

Eigenlijk zeg ik dat nog veel te afstandelijk. Ik volg voor mijn besef teveel de formuleringen van zondag 2 hier. Want waar het in Gods wet echt om gaat dat leert Christus ons maar niet in een samenvatting, maar dat leert Hij ons vooral door het zelf te leven. Je moet het echt heel direct nemen: kennis van je ellende wordt pas echt christelijke kennis van je ellende als je haar van Jezus zelf leert. Zo’n samenvatting van de wet kan ook een wetgeleerde nog wel geven (Lucas 10:27). Maar als je met jouw eigen leven bij Jezus komt om getroost te worden, dan vind je in Hem iemand die dit zo leeft, die dit werkelijk is, iemand voor wie het eten en drinken is om God lief te hebben en die anderen, ons, liefheeft tot de dood toe. Wie metterdaad bij Jezus komt, die vindt iemand die zuivere liefde is zoals niemand anders. En juist omdat Hij zo is, en volmaakt is, en me zo aantrekt, leer ik iets beseffen van mijn eigen echte ellende.

Als mijn directe ellende en verdriet is, dat ik eenzaam ben omdat de liefste die ik had gestorven is, of dat ik fysiek pijn heb, of dat ik met psychische angst moet leven, en ik kom iemand tegen die me uitlegt dat het er toch echt om gaat dat wij met ons totale leven God en elkaar liefhebben – u weet wel, met al die zinnen over zonde en gevolgen van de zonde en zo – dan werkt dat allemaal maar matig. Ik krijg daar echt geen besef van dat ik uit mijzelf erop uit ben om God en mijn naaste te haten. Ik krijg daar vooral een besef van dat er iemand vreselijk langs mijn leven heen staat te praten. Maar als ik in die eenzaamheid, pijn of angst iemand tegenkom die werkelijk God en mij liefheeft, dan breekt die ander mijn eenzaamheid open, en overstijgt mijn pijn of mijn angst, en kan langzaam iets doordringen van een besef dat ik echt heel radicaal zelf anders ben dan Hij. Pas in de spiegel van daadwerkelijke liefde zie je je eigen haat echt. Zelfs als die haat de kleur aanneemt van het koesteren van mijn verdriet of het me fixeren op m’n pijn of angst, het vasthouden aan m’n gelijk, aan m’n trots en m’n zelfredzaamheid.

Daarom is het dus niet zo interessant waarom je precies bij Jezus komt, als je maar bij Jezus komt en Hem dan de kans geeft je te troosten. Laat het jouw werkelijkheid maar zijn, jouw pijn, jouw beschadiging, jouw verdriet, jouw onmacht, jouw verslaving, noem maar op. Dat maakt allemaal niks uit. Hij zal je in dat alles kunnen troosten, want er is niemand die je meer liefheeft dan Hij, en die je in die dingen meer nabij is dan Hij. Hij aait ons niet over de bol, maar neemt ons echt serieus. Hij zegt niet: och, het geeft eigenlijk niet, Ik hou toch wel van je. Hij zegt juist: het geeft allemaal wel, heel erg, jouw pijn is erg, jouw beschadiging is erg, jouw kwaad gaat niet vanzelf over, je verslavingen zijn sterker dan jij, als het zeer doet is dat terecht. En toch houd Ik van je. Kijk maar Ik heb mijn leven voor je gegeven. Kom op, dan gaan we op weg naar een beter leven. En juist daarin, juist op die manier, juist door zo direct God totaal lief te hebben dat Hij mij totaal liefheeft, juist zo dringt pas echt tot me door dat het bij mij serieus anders zit, dat tenslotte toch de diepste kern in alles is, dat ik vanzelf uit mezelf God en jou haat. Pas als je je laat troosten ervaar je werkelijk de reden waarom dat nodig is.

Maar dan heb je ook werkelijk de ervaring waar het in de catechismus om gaat. Niet de ervaring van je ellende op zich. Daar ga je alleen maar aan kapot. Maar de ervaring van je ellende in het kader van de troost die Jezus geeft. Volgens mij is dat de enige manier waarop je je eigen leven, inclusief alles, echt serieus kunt nemen. Ik vraag me wel eens af hoe mensen dat doen zonder Jezus, echt leven, met alle toestanden van dien. Kun je dan nog wel anders dan je pijn ontkennen en tenslotte ergens in vluchten (maakt niet uit waarin) en langzaam maar zeker kapot gaan? Wat is het dan goed om naar Jezus zelf te vluchten en te ontdekken dat Hij je troost. Het is wel erg, het doet wel zeer, maar Hij houdt toch van ons en Hij is bezig al die ellende over te laten gaan.

Maar goed, die ervaring is niet iets voor een preek. Ik hoop dat ze iets is van uw leven met Jezus en met elkaar. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 23 januari 2005
Zeist, 14 mei 2006
Houten, 13 juli 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *