Samen feest vieren met God

Preek over Hebreeën 12:22-24

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 4,3 (berijming Liedboek)
zingen: Psalm 103,1.5.7
stil gebed
votum en groet
zingen: Iona 6
gebed
Schriftlezing Jesaja 33:17-24
Schriftlezing Hebreeën 12:18-29
preek over Hebreeën 12:22-24
luisteren: Psalmen voor Nu 87
lezen Openbaring 21:1-22:5
zingen: Opwekking 339
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 454
zegen

Zo’n eredienst als vanmorgen valt het eens extra op: in de kerk ontmoeten de uitersten van een mensenleven elkaar. De uitersten van het overlijden van zr. Van Duyvenvoorde en van de blijde verwachting van zoveel jonge stellen die hier zitten. De uitersten van het verdriet en de rouw en van de blijdschap vandaag met de verjaardagen van Elsa en Klaske. De uitersten ook verder, als ik hier zo rondkijk, van de eenzaamheid en de pijn die we met ons meedragen, en van het geluk en de vreugde die ons voortstuwt.

Wij vinden dat meestal allemaal maar lastig te hanteren, geloof ik. We hebben de emoties liever maar één voor één. Als we verdriet hebben zijn we niet in de stemming om feest te vieren en als we blij zijn vinden we het maar lastig om ons te verplaatsen in die ander met haar pijn of zijn eenzaamheid. Wie houdt dat allemaal bij elkaar, al die verschillende gevoelens en manieren van ‘in ons vel zitten’ die we met ons meenemen naar de kerk? Nou ja, ik denk dat Jezus zelf daar goed in is. Om hem te ontmoeten zijn we allemaal ook vanmorgen weer naar de kerk gekomen, hoe het verder ook met ons gaat. Wat dat betreft is er niets veranderd in tweeduizend jaar christendom. Al van de gemeenten in de eerste eeuwen vertelden niet-christelijke toeschouwers dat ze bij elkaar kwamen om over Jezus te spreken als over God zelf, God voor hen, voor hen heel persoonlijk. Dat geeft zo’n ander perspectief in je leven dat al die verschillen niet zo belangrijk meer zijn en dat de uitersten van een mensenleven er anders uitzien.

Ik wil daar vanmorgen even bij stilstaan door aandacht te vragen voor nog een ontmoeting van uitersten. We hebben er over gelezen in de brief aan de Hebreeën: wij, kleine mensen hier in Amsterdam, met alles wat ons leven vult en vormt, wij staan voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. Met andere woorden, ook vanmorgen in deze dienst willen de uitersten elkaar raken van ons kleine leven op aarde en de hemel van God zelf. Laten we dat eens even rustig tot ons door laten dringen vanmorgen.

Daar moeten we allicht eerst even wat moeite voor doen. De schrijver aan de Hebreeën daagt ons uit: denk zo eens over je leven, dat je direct voor de hemel staat, dat de hemel niet ver weg is, iets vreemds op onbereikbaar verre afstand, maar juist vreemd dicht bij. Er speelt de hele bijbel door iets van: denk niet dat wat je hier ziet en meemaakt alles is en dat het goddelijke en de kracht in de natuur en in je leven zo ongeveer op hetzelfde neerkomt. Maar denk ook niet dat God wel ver weg en totaal anders zal zijn en dat je een onmenselijke afstand moet overbruggen om hem te vinden. Denk eerder over onze werkelijkheid alsof die opgenomen is in een nog veel diepere, meer-dimensionele werkelijkheid. Stel je voor dat je je vinger even door de grens van onze drie dimensies zou kunnen halen, een stukje doek opzij trekken, en kijk: daar is Gods werkelijkheid. De hemel is in de bijbel altijd, om zo te zeggen, verborgen achter wat jij voor je ziet. Soms vallen mensen de schellen van de ogen en kijken ze zomaar de hemel in. Zij mogen dan voor ons allemaal kijken. Ook als wij het zo niet direct zien, is het nog wel zo. Denk zo maar eens over je leven: even een vinger erdoor en hup…

Dan sta je voor de Sionsberg in hemelse proporties. Hebreeën schetst die in aansluiting aan wat we lazen uit Jesaja als een berg van feest, in contrast met de oude berg Sinaï, waar God zijn volk ontmoette, maar tegelijk op afstand hield met wolken en duisternis en stormwind en veel kabaal. Wat je nu ziet is niet een berg van schrik en ernst en verhevenheid, maar een berg van vreugde, waar duizenden engelen de toon zetten. Deze berg is niet kaal en ongenaakbaar, maar op deze berg is een stad, de stad van de levende God, waar alles leeft en kleur heeft. De engelen zijn blij om al dat leven, om al die liefde en al die volmaaktheid, om alles wat daar beweegt en is. Voor die berg staan we bovendien niet als voor een verboden berg, waar zelfs een dier niet op mag, maar als de berg waarheen we op weg zijn, op weg om er binnen te gaan en er mee te doen. De stad waar wij onze feesten weer vieren…

Zie je, verborgen achter je leven is dit de werkelijkheid van de levende God, van Jezus. Niet de werkelijkheid van een kale berg met een afstandelijke god die wat geboden dropt en mensen laat ploeteren, niet de werkelijkheid van de woestijn en de verboden, niet de distantie van het grote ‘verboden toegang’, maar de werkelijkheid van een levend feest, waarheen we op weg zijn. Als je thuis tegen de muur leunt zou je er zomaar doorheen hier naar binnen kunnen tuimelen. Sommige mensen overkomt dat ook, trouwens. Maar ook als we hier nog zijn wil dit alles over ons leven zeggen. Van hieruit wordt er voor ons gezorgd, omdat wij hier terecht moeten komen. Al die kinderen die in onze gemeente geboren worden, worden niet maar in een vreemd en hard leven geworpen. Ze zijn bestemd om hier binnen te gaan. En als je alleen in je kamer zit ben je uiteindelijk toch niet zó alleen: aan de andere kant van wat je ziet verbergt zich dit feest, je bent op weg om mee te doen. Jij. Even een vinger erdoor en hup… Daarom zingen we ook vanmorgen alvast mee met al die duizenden engelen. We vieren samen feest met God.

Jij, zei ik net. Ik volg Hebreeën even op de voet. En dan wordt het ook echt even persoonlijk. Want kijk hier naar binnen en je staat voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn. Jij hoort bij Jezus? Met al je vragen en je zonden en je twijfel wil je bij hem horen? Dan moet je echt even goed kijken. Want dan mag je ook jezelf al tegenkomen hier. In de boeken in Jeruzalem staat ook jouw naam: hier geboren, hoort hier thuis. Misschien nog een lange weg te gaan, misschien zomaar thuis, in ieder geval gezien, gekend, jij. Heel positief gekend. Je wordt een eerstgeborene genoemd. Dat is in de bijbel een heel positieve naam. Op je oudste ben je trots, voor je oudste ben je dankbaar, al was het maar omdat je in ieder geval in hem of haar voortleeft. God noemt de Israëlieten zijn eerstgeborenen als Hij ze uit Egypte haalt (Exodus 4). Het gaat hier echt om de gemeenschap van mensen die God de moeite waard vond om te verlossen, de gemeenschap van geredde mensen. God vindt jou de moeite waard, God kent jou. Kijk maar goed, het is adembenemend.

En denk niet: ik hoor niet bij Jezus, dus dat geldt allemaal niet voor mij. Ik moet alleen blijven, ik ben het toch niet waard, laat maar. Wie zegt dat? Je kunt vandaag nog bij Jezus gaan horen of naar hem terugkeren. Zeg het maar, roep het maar, hij hoort je zo. Hij is niet ver. Even een vinger erdoor en hup… Als je er zelf nog tegen op ziet, stap straks even op de bidders daar in de hoek af en laat hen vragen of ook jouw naam daar mag staan. Het is feest hier in het hemelse Jeruzalem en Jezus zegt zelf dat het nog eens te meer feest is als iemand zich bekeert en bij hem wil gaan horen. Hoe meer zielen hoe meer vreugd.

En ook verder: laat je leven even in proportie zetten hier. Wie bij Jezus hoort staat ingeschreven in de hemel: hier geboren, hoort hier thuis, onderweg daarheen dus. Best de moeite waard om even aan te denken als je onze ledenlijst doorbladert. Tweehonderd-nog-wat mensen in een grote stad. Ja, maar de echte ledenlijst van de kerk ligt in de hemel. Er horen er nog wat bij ons en wij bij hen… Vat maar moed dus. Je bent niet gek en je bent niet alleen als een soort van laatste der Mohikanen.

Je bent belangrijk ook en wat jij doet maakt iets uit. Haal je vinger erdoor en je ziet God, de rechter van allen. Natuurlijk betekent dat niet dat je nu toch weer bang moet worden. God verschijnt hier juist niet schrikbarend, zodat zelfs Mozes uitriep: ‘Ik sidder van angst!’ Wat je ziet als je even mee de hemel inkijkt met Hebreeën is de God die jou serieus neemt, zo serieus dat hij je leven echt wil beoordelen. Je bent voor God niet maar een stofje aan een weegschaal of een druppel aan een emmer. Dan zou het niet uitmaken wat je doet en hoe je reageert. Juist omdat God jou wel de moeite waard vindt neemt hij ook de moeite om je leven te wegen. Als jou onrecht is aangedaan, zal hij dat eens uitspreken ook. Al die daders die hier op aarde wegkomen met hun misdaden komen eens God tegen. Heel dat onoverzichtelijke en verwarrende leven van ons wordt door hem eens ontward en uit elkaar gelegd en tot het laatste toe serieus genomen. Hij is er nu al mee bezig. Bedenk het maar als je beslissingen neemt of als je dingen overkomen waarvan je denkt: dat is niet eerlijk. Even je vinger erdoor en je ziet de God die je helemaal serieus neemt.

Even terug naar die ledenlijst dan. Want die namen in de hemel staan er om er te blijven staan. Hier schrappen we wie overleden is uit onze lijst. In ons volgende boekje staat zr. Van Duyvenvoorde niet meer. Maar daar blijft je naam staan en wordt de naam van één van de geesten van de rechtvaardigen die tot volmaaktheid gekomen zijn. Wie hier op aarde bij de gemeenschap der heiligen hoort, die blijft bij de gemeenschap der heiligen horen. Wie hier bij Jezus Christus hoort, die blijft bij Jezus Christus horen. God, de rechter van allen, geeft je een plaats onder de rechtvaardigen die blijft tot in eeuwigheid. Even een vinger erdoor en hup… Denk het je in en je begint gelijk iets te beseffen van dat de overgang van de dood niet zo groot is als ze voor mensen zomaar lijkt. Hier, aan de andere kant van onze werkelijkheid is niemand weg. En straks blijkt zelfs het graf een uitgang te hebben en vinden totaal gerecyclede mensen zichzelf terug als de mensen die ze altijd bedoeld waren te zijn, lichaam incluis.

Zie je, daarom zijn we vanmorgen wel ontroerd en ook wel verdrietig omdat zr. Van Duyvenvoorde hier niet meer is. Haar lef en haar liefde, haar ondeugd en haar trouw missen we. Maar weg is ze niet. De ene gemeenschap rond Jezus wordt niet gebroken door de dood. Ze wordt door Jezus zelf, de overwinnaar van zonde, dood en duivel, bij elkaar gehouden. Echt bij elkaar gehouden, want hij is geen God van doden, maar van levenden. Elsa leeft hier en is blij met dertig jaar goede zorg van God. En Klaske leeft hier ook en is blij met 29 jaar trouw van God. Zelfs de dreiging van de ziekte van Hodgkin ziet er anders uit onder de ogen van Jezus. En wij leven hier, hoe we verder ook in ons vel zitten, we leven. Hij is een God van levenden, voor hem leven wij allen. Vandaag en morgen en alle dagen voor altijd.

Wij staan voor het hemelse Jeruzalem, zegt Hebreeën, en in die stad van de levende God leven zijn mensen. Wij zijn daarheen op weg en in Jezus Christus met heel die gemeenschap van eerstgeborenen verbonden. We kunnen voor hen danken. We kunnen met hen God prijzen en groot maken. En ik zou niet weten waarom we hen ook niet, via Jezus, kunnen vragen om voor ons te bidden, net zo goed als we dat elkaar kunnen vragen hier op aarde. Tenslotte verbindt hij ons aan elkaar, als de levende die tot volmaaktheid brengt. Het lijkt mij moeilijk in te zien waarom bijvoorbeeld een ouder die hier ieder dag voor haar kinderen bidt, daar na de dood mee op zou houden omdat zij tot volmaaktheid gekomen zou zijn. Ik zou eerder verwachten dat ze dit dan des te meer zou doen.

Goed, vers 24 dan. Daarmee komen we bij waar in de kerk alle beweging vandaan komt. We staan voor de Sionsberg en daar is Jezus, de bemiddelaar van een nieuw verbond, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel. Jezus is de bron van alles wat mooi is voor ons, ook hier. Want dat nieuwe verbond dat Jezus opgericht heeft is nu net dat je plechtig de toegang tot deze Sionsberg gegeven wordt, in de woorden van vers 28: het geven van het onwankelbare koninkrijk achter alles wat wankelt en vergaat. Wie dat in dankbaarheid van Jezus aanvaardt en zo bij hem hoort, die wordt deel van die gemeenschap van eerstgeborenen die in de hemel ingeschreven zijn.

Dat nieuwe verbond is opgericht in Jezus’ bloed. Het spreekt krachtiger dan dat van Abel. Abel werd aan het begin van de geschiedenis vermoord door zijn broer Kaïn, en Abels bloed schreeuwde om recht, om wraak. Het deed een appèl op God als de rechter om te straffen. Jezus’ bloed spreekt daar nu overheen en bovenuit dat er recht is geschied, dat wraak is geoefend en dat de straf is voldaan. Jezus’ bloed spreekt van vergeving en verzoening en daarom van redding en bevrijding, van toegang tot deze Sionsberg en van een eeuwig feest voor iedereen die zo gered is. Omdat de stem van dit bloed alle kwaad en tekort overstemt mogen we hierheen op weg zijn, samen met alle heiligen.

Daarom zijn we in de kerk een gemeenschap van blijde mensen, en vieren we feest met God, samen, als levenden en overledenen en overlevenden blijken te zijn.  is alleen maar vanwege dit nieuwe verbond in Jezus’ bloed. Wie daar niets van wil heeft tenslotte geen echte reden om blij te zijn. Want als alles omgekeerd wordt en het dunne doek tussen onze werkelijkheid en Gods werkelijkheid weggehaald wordt blijft alleen wat onwankelbaar is, blijft alleen dat onwankelbare koninkrijk waar Jezus je toegang toe geeft. Alleen Jezus’ bloed overstemt alle schreeuw om recht en om wraak ook in ons leven. Niet voor niets gaat Hebreeën verder met: let er dan op dat u hem die spreekt niet afwijst. De boodschap van Jezus’ bloed is de enige boodschap van echte redding. Maar dan ook werkelijk. En wie deze boodschap aanvaardt mag dan ook werkelijk op weg zijn naar deze feestelijke stad. Wie hier heilig is, zal daar als heilige tot volmaaktheid komen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 22 juni 2008

Een gedachte over “Samen feest vieren met God

  1. Beste Wim,

    Ik heb zojuist je preek gelezen over Hebr. 12:22-24 in de oudejaarsdienst in Brunssum (GKV). De preek sprak me persoonlijk erg aan (het tekstgedeelte werd ruim 40 jaar geleden door wijlen ds. G. Zomer gelezen, kort na het onverwacht overlijden van mijn vader en is me altijd bijgebleven). Ik kreeg er ook mooie reacties op, o.a. van een br. van RK-afkomst die zeer was geraakt door de passage dat gelovigen bidden voor ons. Ik vind het zelf ook een zeer voor de hand liggende gedachte die ook gesteund wordt door Openbaring (de zielen onder het altaar die klagen ‘Hoe lang nog’) en door het lezen van Randy Alcorns Deadline, vele jaren geleden.

    Met hartelijke groet,

    Bert Tijssen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *