Genade in actie

Preek over Lucas 15:11-32

orde morgendienst
votum en groet
zingen: NGK 160
zingen: Psalm 106.1.2
gebod
zingen: Psalm 106,3.4
gebed
Schriftlezing Lucas 15
zingen: Psalm 106.21.22
preek over Lucas 15:11-32
zingen: Psalm 103,3.5.9
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 281
zegen

Het lijkt me goed om nog maar een dienst door te gaan over dat wonderlijke, dat vreemde en dat tegendraadse, dat we bedoelen met Gods genade. Vorige week die gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. Genade betekent dat wij helemaal niets in te brengen hebben, helemaal niets in hoeven te brengen dus ook. Jezus kwam niet om mensen te verbeteren, maar om doden op te wekken. Als er helemaal niets meer goed te maken valt is het in het Oude Testament tijd voor verzoening. Zo is het bij Jezus ook. Wie ontdekt, wie in feite zegt: ik ben dood, ik ben nergens goed voor, die wordt door Jezus opgewekt en mag recht voor God staan.

Maar goed, dat zijn nog maar wat zwart-wit lijnen, die vorige week wel wat meer ingekleurd waren, maar nog niet genoeg, denk ik. Laten we vanmorgen maar eens kijken naar genade in actie. Bij die Farizeeër en die tollenaar was het ergens meer genade als conclusie, nietwaar? Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Conclusie. Wel een die staat als een huis en in de weg staat als een betonblok als je toch nog iets van jezelf overeind wilt houden — denk maar aan dat experiment van vorige week wat er zou gebeuren als die tollenaar de week erop net zo terug zou komen maar de week erop een lijstje van verbeterde punten zou hebben. De conclusie blijft de conclusie. Maar nu dus actie, en emotie en zo.

Zoals je kunt verwachten begint het verhaal over genade in actie met een eerste deel over de zonde in actie. Laten we daar niet overheen lezen. Ik ken maar weinig andere gedeelten in de bijbel die zo scherp de aard van het kwaad in actie laten zien in zo weinig woorden. Wat zonde is, wat het kwaad is dat in mensenharten woont, is dat we in staat zijn dingen te doen als die jongste zoon doet. Hij zegt tegen zijn vader: geef mij mijn erfenis. Dat komt in ronde woorden neer op: beste vader, valt u vooral dood, executeer uw testament, houd op met vader voor mij te zijn en geef mij waar ik recht op heb. Je moet al wel een doorgewinterde christen zijn die deze gelijkenis met de kinderbijbel-paplepel ingegoten heeft gekregen om niet te zien hoe grenzeloos grof deze zoon te werk gaat. Maar het is de harde kern in zondaar zijn: in staat zijn tegen God te zeggen: U bent voor mij dood, ik trek me niets van U aan, ik wil waar ik recht op heb.

De zoon maakt alles te gelde, reist af, verkwist alles in een losbandig leven en komt vervolgens in de penarie als er hongersnood komt. Dat is ook ongeveer wat je met de mensheid op aarde ziet gebeuren als je wat nummers van de Telegraaf leest. Maar ook wat je in je eigen leven terug kunt vinden als je stevig je eigen gang gaat, van God los. Ook als je geen peulen wilt eten bij de varkens blijft de situatie herkenbaar als je bij de puinhopen van je vriendschap zit of moet gaan toegeven dat je jarenlang van alles bij elkaar gelogen hebt. Zonde in actie, en kijk maar: zonde brengt dood voort.

Maar laten we wel opletten. Dat blijft nog even zo. Toen kwam hij tot zichzelf betekent niet dat de beste jongen nu eindelijk tot inkeer komt en berouw gaat tonen. Wat we zien is eerder de diepste kracht van de zonde in actie: een plan maken om in ieder geval uit de ellende te raken. Ik zal naar mijn vader gaan en zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u.’ Dat is waar. Dit punt heeft-ie goed. ‘Ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.’ Weer waar. Erg goed punt. Maar het vervolg is dood-verkeerd: ‘Behandel mij als een van uw dagloners.’ Hij weet, of beter: hij denk dat hij weet dat hij niet terug kan gaan als een dode zoon, en daarom zegt hij: ‘Ik ga terug als iemand die de gunst van mijn vader weer kan verdienen, ik zal een goede werker zijn of wat dan ook.’ Dit is geen echt berouw, het is gewoon een plan om jezelf in leven te houden. Zonde in actie, zonde als die harde kern in ons allemaal om tenminste iets van onszelf overeind te houden. Dan maar niet als zoon, maar als dagloner. Van alles toe willen geven, alleen maar het laatste niet: dat je dood bent en bij God niets in te brengen hebt waarom Hij dan …

Tijd voor genade in actie. Tenslotte, als de zonde overvloedig wordt, stroomt de genade helemaal over. Kijk maar. Genade in actie, dat is die vader, die zijn zoon in de verte al ziet aankomen, medelijden krijgt, hem helemaal tegemoet rent, zijn armen om hem heen slaat en hem kust. Echt in actie. Je kunt het zo voor je zien. Zo is God ten voeten uit voor jou. Zo heeft Hij dat gedaan in Jezus Christus en zal Hij het telkens weer doen. Maar ook echt in actie nog in een andere zin. Is het u wel eens opgevallen dat die vader in de hele gelijkenis niets tegen die jongste zoon zegt? Was mij in ieder geval nooit opgevallen tot iemand me erop wees. Hier wordt genade niet gezegd, maar gedaan, in dat rennen, die omhelzing, die kus. Werkelijk besef van genade heb ik dus pas als ik mezelf heb ervaren als iemand die God zelf zo tegemoet rent, omhelst en kust. Hij ziet me komen met mijn vergooide leven, komt me tegemoet, omhelst me en kust me, in Jezus de Messias, door zijn Geest, o zo werkelijk, zo totaal, zo alles omvattend, zo zonder meer. Genade is niet maar iets wat God zegt. Het is iets wat God doet vóór wij wat dan ook verder kunnen doen. Hij wekt ons op uit de dood.

Pas ná de omhelzing, pas ná de kus kan de jongste zoon zijn belijdenis uit zijn mond krijgen. En pas nu is het ook een echte belijdenis geworden. Over die dagloner wordt niet meer gesproken. De verloren zoon weet dat hij een dode zoon is en niet als zoon thuis kan komen en toch staat hij in de armen van zijn vader op uit de dood als zoon. Zijn belijdenis volgt op de ervaring van de genade. Genade in actie roept pas werkelijk schuldbelijdenis op, nu niet meer als iets wat je doet om jezelf er toch uit te redden, maar als echt jezelf uit handen geven omdat je al in goede handen bent. Schuldbelijdenis is niet iets wat je doet om vergeving te krijgen. Het is iets wat je doet om de vergeving die je om niet hebt gekregen te verheerlijken.

Maar laten we ook hier goed opletten. Het verhaal over genade in actie is nog niet voorbij. Zonder een woord tegen zijn zoon te zeggen richt de vader zich tot zijn knechten: ‘Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geeft hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren.’ Genade in actie is niet klaar voor er feest gevierd wordt. Drie maal in Lucas 15. Als de herder zijn verloren schaap vindt gaat hij niet terug naar de 99, maar gaat naar huis en roept zijn vrienden en buren: deel in mijn vreugde. Als de vrouw haar drachme terug heeft roept ze haar vriendinnen en buren: deel in mijn vreugde. Hier: laten we eten en feestvieren. Genade in actie kan niet anders eindigen dan in een feest. Zoals de vader tegen zijn oudste zoon zegt: ‘Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.’

Ik heb de indruk dat wij hier zomaar weinig gevoel voor hebben, dat genade in actie altijd eindigt in een feest. Misschien heeft dat er wel mee te maken dat we genade vooral met woorden verbinden, met dat God zègt: Ik vergeef je, maar vergeten dat God ons tegemoet komt, ons omhelst en kust. Dan komen wij bij God, vragen om vergeving en stellen ons voor dat Hij zegt: oké, om Jezus’ wil dan. En dan gaan we weer verder, ons eigen leven in. Maar dat is dus niet de genade waar het Jezus om gaat. Veel te afstandelijk. En het lucht ook lang niet zoveel op. Pas als je iets hebt geproefd van die omhelzing van God in Christus en van de kus van zijn Geest kan alles echt van je af vallen en kom je vanzelf in de stemming voor Gods feest, al ben je eerst misschien nog een tijdje confuus. In ieder geval is dat feest het waar het God in alles om gaat. Zijn genade is net zo lang in actie tot alles één feest geworden is.

En daarmee zijn we bij het laatste deel van het verhaal over genade in actie. Als het feest in volle gang is voert Jezus de laatste persoon in het verhaal op die nog een eigen leven leidt: meneer verantwoordelijkheid, meneer zeur, meneer de boekhouder, meneer oudste broer. Hij komt op en hoort de muziek en de dans, ziet de knechten rondgaan met schalen kalfsvlees en wat er verder bij het feest hoort. Hij vraagt wat dit te betekenen heeft, wordt woedend en wil niet naar binnen gaan. Dan gaat de vader naar buiten en probeert hem tot bedaren te brengen: ‘Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou.’ En daarmee eindigt het verhaal.

Niet overheen lezen. Hoort bij het vreemde van de genade. Jezus vertelt niet maar een verhaal over een verloren zoon die een stoute jongen was, die terug naar huis kwam en een lieve jongen werd en een gelukkig einde kreeg. Als Jezus dan een gewone verhalenverteller was zou je verwachten dat die zeur van een oudste broer een beroerd einde zou krijgen. Maar zo gaat het niet. De oudste broer krijgt helemaal geen einde in de gelijkenis. De gelijkenis eindigt met een stilstaand beeld. Na de woorden van de vader gaat het geluid uit. Misschien gaan op de achtergrond de knechten nog rond met wijn en kalfsvlees, maar het geluid gaat uit en Jezus laat je alleen dit stilstaande beeld zien van de vader en zijn oudste zoon. Zo eindigt de gelijkenis al 2000 jaar. De laatste scène kan eindeloos uitgebreid worden.

Hoe wil je reageren op Gods genade in actie? Wil je reageren zoals de Farizeeën en schriftgeleerden, en protesteren dat zoiets toch niet kan, dat God niet naar buiten kan rennen voor iedere joker die hier op aarde de boel verpest heeft, hem of haar omhelzen en kussen en feest vieren? En boos zijn en niet mee willen doen? Maar dat slaat toch nergens op? Je zou de reactie van de vader ook best wat uitvoeriger weer kunnen geven. Krijg je iets als: Kijk, jongen, wat bedoel je met nooit een geitenbokje? Als je iedere week een groot feest met kalfsvlees wilde met je vrienden, je had het geld en de mogelijkheden. Al het mijne is van jou. Maar je hebt het niet gedaan. En waarom niet? Omdat je een krentenweger bent, omdat je altijd alle anderen in de gaten houdt. Dat is jouw probleem, jongen, en ik heb een oplossing voor je: ga naar binnen, kus je broer en neem een glas. Houd hier alsjeblieft over op. Je staat hier buiten, al in de hel, buiten het feest, en ik ben hier naar buiten gekomen om je op te zoeken in de hel waarin je bent. Ziet u, de genade blijft in actie. De vader blijft proberen zijn zoon tot bedaren te brengen. Dat beeld blijft staan, je zou haast zeggen, net zo lang tot die oudste zoon inderdaad naar binnen gaat en mee gaat doen.

Ook als mensen van vandaag geen Farizeeën en schriftgeleerden meer zijn blijft dit laatste stilgezette beeld de verkondiging van het evangelie van de genade begeleiden. Wat jouw reden ook kan zijn om die niet te willen, verzin maar iets, het maakt niet uit, wat je bij moet blijven is het beeld van God die naar jou toe naar buiten komt en toch probeert je over te halen naar zijn feest te komen. Gods genade is echt net zo lang in actie tot alles één feest geworden is. De vraag is hoogstens of wij ons laten omhelzen en kussen. En niets is zo vreemd èn zo gelukkig als dat. Amen.

met dank aan Robert Farrar Capon

gehouden in: Loenen-Abcoude, 19 februari 2006
Amsterdam-ZW, 18 juni 2006
Utrecht-C/NW/Leidsche Rijn, 16 juli 2006
Leusden, 23 juli 2006
Bussum-Huizen, 23 juli 2006
Veenendaal-O, 22 oktober 2006

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *